4
Regionale bank
Friesland Bank
OTO SCHOUSTRA5
«wluhteitskantoor
't 3Cleine 3£ranteje leeM iedereen
Lezers klommen in de pen
JOODSE LEEUWARDERS
VAN VROEGER I
Lezend in uw „Kleine Krantsje"
kom je telkens weer van die her
inneringen tegen en het is vaak
zo geweest dat ik wel eens schrij
ven wou, maar het bleef er steeds
weer bij. Nu we zondags niet
kunnen rijden met de auto en het
amateur voetbal, waarbij ik nog
actief bezig ben, door de slechte
terreinen afgekeurd wordt, heb je
eens een uurtje over om iets
anders te doen.
En dan moet ik weer beginnen
met op het schrijven van Mr. J.S.
Bijl aan te sluiten (vergeef me). In
het artikel over Joodse Leeuwar
ders van vroeger staat een foto
van Abraham Cohen en daarbij
de naam van zoon Isie. Zelf heb
ik een kennis (oude buur) die
voor ongeveer 20 jaar terug in
Leeuwarden bij de politie was,
n.l. Alle Hogenberg. Ook was
toendertijd bij de politie Johan
nes Looyenga, later naar Ameri
ka (Californië) vertrokken. Toen
mijn vriend Hogenberg eens bij
ons was en wij naar de vrijdags-
markt gingen zag ik in Hotel
Buis in de Prins Hendrikstraat
deze Joh. Looyenga zitten met
ene Melle Geurts, wiens vader
vroeger melkboer was en ook aan
de Oldegalileën woonde. Toen ze
ons wuifden om binnen te komen
hebben we dat gedaan en gezellig
zitten praten want Hogenberg en
Looyenga waren oud-collega's en
daarbij was Looyenga oud voor
zitter van de v.v. „Nicator" en
Melle Geurts oudspeler van deze
club, waarvan ik zelf jaren be
stuurslid was. En nu Isie Cohen.
Deze kwam met zijn vrouw voor
het raam bij Buis en wilde toen
niet binnenkomen. De andere
twee heren vertelden toen dat Isie
al een grote villa had met een
zwembad erbij. Of het waar is
weet ik natuurlijk niet, maar ik
kan het met de heer Bijl eens
zijn, dat zij vaak meer durven
dan wij.
Verder had Mr. Bijl het over de
De Wilde's uit de Breedstraat en
omdat er toevallig een dochter
van die grote De Wilde, die op de
hoek bij de Put woonde, bij mij in
de klas zat op school, dacht ik dit
even aan te halen.
Verder weet ik nog dat op de Put
bakker Lubinski woonde en ik
voor de N.V. Koopmans Meelfa
brieken daar meel bracht. O, wat
konden deze mensen schelden op
hun dienstbode. Ook herinner ik
mij dat wij nog gevoetbald
hebben tegen „Achdoeth", een
Joodse club waarvan, zoals wij
toen zeiden, dove Jopie Turksma
de leider was. Bij de vrachtrijders
of bij de N.S. was ook vaak een
zekere David en die werd veel ge
plaagd door de mensen, iets wat
ik toen heus niet zo leuk vond.
David reageerde ook altijd fel
terug en juist daarom had men er
natuurlijk aardigheid aan.
Zo, mijnheer Schoustra, heeft U
weer wat kopy en ik hoop dat U
het kunt gebruiken.
Drachten
Jac. Bakker
JOODSE LEEUWARDERS II
Met grote belangstelling heb ik
tot nu toe de artikelen van de
heer Mr. J. Bijl gelezen; vooral
toen ik las over de heer J. Stibbe^
één mijner opleiders voor middel
baar Engels A. In de eerste drie
der jaren dertig verscheen ik elke
maandag en donderdag bij hem
in zijn woning Emmakade 72.
We hadden het toen ook wel eens
over Hitier en zijn trawanten. Ik
herinner me nog goed, dat hij
eens opmerkte: „people are
always meeting trouble halfway"
na de Sabbath om zeven uur bij
mij thuis in de Nieuwe Ooster
straat. Hij zei eens: nu meneer, 't
is zo ver!; dat was op 11 mei 1940.
Leeuwarden werd toen bezet
door de Duitsers. De heer Dwin
ger, die grossier was in feestarti
kelen, is bij mij op les gebleven
tot het hem verboden was bij
niet-Joden nog eèn voet over de
drempel te zetten. Hij heeft mij,
voor het gezin naar Westerbork
werd „getransporteerd", nog een
afscheidsbrief gezonden. Helaas
heb ik die niet meer. Reeds op 30
september 1942 is hij als eerste
van zijn familie vermoord, toen
volgden vader en moeder en als
laatste zijn broer. Mijn vrouw en
ik hebben hen nog eens bezocht
op een zondagavond in de zomer
van 1942. Daarna ging alle
contact verloren.
Wat hebben wij later nog vaak
gezegd „hoe zou het met meneer
Dwinger en de anderen zijn?",
niet beseffende dat zij vermoede
lijk als één der eerste Joodse
families uit Leeuwarden reeds
waren gevallen als slachtoffers
van de Naziterreur.
Leeuwarden
Den Haag
Mr. J.S. Bijl
- de mensen lopen altijd op de
moeilijkheden vooruit!", niet be
seffende wat over 'n jaar of zes,
zeven ons allen te wachten zou
staan en zijn volk in het bijzon
der. Maar ter zake: gelukkig,
gelukkig, gelukkig meneer Bijl
kan ik U zeggen dat de familie
Stibbe aan de holocaust - algeme
ne slachting - ontkomen is.
De heer Stibbe is in 1937 in zijn
woning in Amsterdam overleden.
Tevoren is hij door een bakfiets
overreden en hij schijnt na de
opgelopen verwondingen nooit
weer de oude te zijn geworden.
Drs. Vera Stibbe - lerares Engels-
was voor enige tijd nog in leven
en zal dat hopelijk nog zijn. Mrs.
Stibbe moet overleden zijn en
van z'n oudste dochter, die
apotheker was is me niets bekend.
Als ik nog even over Joodse
Leeuwarders van vroeger mag
schrijven zou ik de familie
Dwinger van Nieuweburen willen
noemen. Het gehele gezin is in
Auschwitz omgekomen. Vader,
moeder en twee zoons.
September 1941 - maart 1943.
Waarom ik dit vermeld? Wel,
één der zoons, Izaiik (Isie) was
enige jaren mijn leerling; hij
kwam steeds op zaterdagavond
door een kogel toch getroffen
zodat zij daarvan is overleden.
Vele groeten aan alle bekenden
van de Weerklank.
West Terschelling Janv.d.Wal
F.DOUCET
Het is steeds weer een prettige ge
waarwording reacties te mogen
ontvangen op de stukjes, die ik
schrijf in 't Kleine Krantsje. Zij
helpen mede de -meest prettige -
herinneringen aan het verleden
levendig houden.
Zo kreeg ik, naar aanleiding van
de woorden, die ik wijdde aan
mijn vroegere franse leraar
Doucet van een mede-abonnee
twee brieven, die deze leraar, als
gemobiliseerde aan het franse
front in de eerste wereldoorlog,
toezond aan de leerlingen-vereni
ging „Eloquentia" van de Leeu-
warder R.H.B.S.
D. Bergstra
VRDZINNING-DEMOCRAAT
In het stukje, waarin ik herinne
ringen ophaal aan leraren van de
R.H.B.S. te Leeuwarden, schrijf
ik, dat de heer Engelsman, leraar
geschiedenis, socialist was. Van
zeer bevoegde zijde wordt me
thans medegedeeld, dat deze be
wering fout is. De heer Engels
man was n.l. vrijzinnig-democraat
en hij zou, bij zijn leven, het eti
ket van socialist verontwaardigd
van de hand hebben gewezen.
Gaarne herstel ik de gemaakte
fout en ik herhaal, dat het, bij het
neerschrijven van herinneringen,
niet kan uitblijven, dat men van
sommige beelden een verkeerde
of verdraaide voorstelling heeft.
REÜNIE WEERKLANK
Wat ik nu vertellen wou: dat over
Bouke de bakker zijn zoon van
het oppassen op de kar, dat heb
ik ook vaak gedaan maar toen
was het een kar en geen bakfiets
en ik weet, hij had daar een hond
onder; als daar een kat bijkwam
dan beet hij hem dood.
Nu nog wat over de Weerklank
haar reünie. Ik had mij er ook
voor opgegeven; ik kreeg als
antwoord: U hoort er nog wel
van. Dat was ook zo. Maar ik
kreeg bericht op dezelfde dag
van de reünie om kwart over vijf,
zodat ik niet meer van het eiland
afkon; ik was eerst teleurgesteld,
maar nadien ik gehoord had was
het wel leuk maar toch niet dat
oude wat wij daar vroeger mee
gemaakt hadden. Zoals Kees
weer zong dat viel nu ook in de
smaak. Maar vroeger zongejr ze
allemaal mee zoals Jan en lertus,
Aane Sieberen v.d. Meulen, Sibe-
le v.d. Kamp, IJje v.d. Horn en
nog meer. Zelf Kees en Sibele
speelden op de viool en harmoni
ca. En wat daar beleefd is; ik
hoop dat het volgend jaar weer
reünie is en dat ik dan eerder be
richt heb om er ook bij te zijn om
het boek vol te maken van Abe
Brouwer om de leuke dingen en
droevige dingen die er beleefd
zijn. Nu hebben wij er altijd lol
gehad maar mijn moeder is daar
De heer Doucet
Deze mede-abonnee is de heer
Mr. L. van Solkema, notaris te
Den Haag en zoon van wijlen
dokter J.S. van Solkema, die van
1912 - 1931 practizerend.arts te
Dronrijp was. Hij vond de brie
ven in de nalatenschap van wijlen
zijn schoonvader Dr.Ir. N.D.R.
Schaafsma, die destijds ook wel
eens een bijdrage leverde voor 't
Kleine Krantsje en meende, dat
het een goede gedachte was ze
aan dit blad op te sturen, omdat
de heer Doucet in het verleden
zeker een vooraanstaand lid was
van de Leeuwarder gemeenschap.
Ik volg hem graag in deze
gedachte en doe ze U daarom
hierbij toekomen. Voor hen, die
de schone franse taal niet
voldoende machtig mochten blij
ken te zijn, doe ik de Hollandse
vertaling eidiij:
Poitiers, 25 Sept. 1914
Aan alle leden van „Eloquentia"
Aan al mijn leerlingen van de
RH BS
Diep getroffen en geroerd door
de getuigenis van sympathie, die
U mij heeft willen betonen, wil ik
niet langer wachten met U te ant
woorden. Zonder te vervallen in
lange phrases, moge een „harte
lijk dank", uit het diepste van
mijn hart zekerlijk volstaan om
mijn erkentelijkheid uit te druk
ken. Uw brief is een bemoediging
te meer in deze donkere dagen,
waarin het woord „PLICHT" niet
Uw spaargeld wordt
aangewend voor de
economische ontwikkeling
van uw eigen provincie.
uw eigen bank
slechts als een woord te voorschijn
komt, maar als een heilig begrip,
waarvoor duizenden mensen,
zonder aarzeling, gereed staan
hun leven te laten. Binnen enige
weken, misschien wel binnen
enkele dagen, zal ik, op mijn
beurt, naar het front vertrekken
om als sectie-commandant de
taak te vervullen van twee kanon
nen te commanderen en daarme
de een moordadig vuur te
spugen. Ik zou het nooit hebben
kunnen geloven: het ongelooflijke
van gisteren is de werkelijkheid
van vandaag. Het is verschrikke
lijk, afschuwelijk, belachelijk in
de twintigste eeuw, maar ik heb
de onwrikbare overtuiging, dat
het moet en dat het, op dit ogen
blik gaat om de toekomst van
Frankrijk tegenover een over
rompelend en beestachtig pan-
germanisme. Dit alles, mijn
vrienden, zeg ik U zonder geest
drift, maar rustig met de koel
bloedigheid,die thans heel Frank
rijk karakteriseert, van hoog tot
laag. Wij staan opnieuw klaar,
het zal ons duur te staan komen,
onze harten bloeden, maar de
wonden zullen zich sluiten en wij
zullen nogmaals de latijnse be
schaving gered hebben.
Waarom zeg ik U dit alles? Om
dat dit de gevoelens zijn, die Uw
gezamenlijke brief in mij heeft
wakkergeroepen en ook, opdat U
weet, dat Uw vriendelijke uiting
een vriend heeft bereikt. Er zal
misschien een dag komen, waar
op ik zal proberen uit te leggen
welke man ik in enkele weken,
onder de druk der omstandighe
den, geworden ben: maar er is
één zekerheid, die ik U nu reeds
kan geven, dat is, dat die nieuwe
man U niet vergeet en niet verge
ten zal. Als men vecht, zoals ik
thans, voor een ideaal, heeft men
behoefte de jeugd achter zich te
weten en U bent die jeugd, mijn
beste vrienden. U, die ik al sinds
jaren ken, U symboliseert voor
mij alles, wat er aan kracht in een
ras schuilt. Ik ben tien jaar te
oud om nog als een reus te kun
nen vechten, maar ik zal vechten
zoals ik kan en mijn geweten zal
gerust zijn.
Nogmaals dank, mijn beste vrien
den, voor het wakkerroepen van
al deze gevoelens. Dank en tot
spoedig ziens!
Ontvangt allen een hartelijke en
warme handdruk. Ik heb mijn
hele hart erin gelegd.
get. F. Doucet
(vervolg op pag. 8)
Izak Cohen