8 't 3£(eine 3^.rantóje leeM iedereen Lezers klommen in de pen (vervolg van pag. 4) P.S. Ik eindig, waar de voorko mendheid mij had moeten doen beginnen: Voor alles dank aan de meisjes, met een minder krijgs haftig temperament, maar die de mooie en grote rol vervullen van de troosteressen in deze moeielij- le tijden. F.D. (Typisch Frans, om deze brief, die toch aan alle leerlingen is ge schreven, te eindigen met een ga lante opmerking aan de dames gericht). J.B. Tweede brief, die niet de exacte plaats van afzending vermeldt: Bij de legers van de Republiek, 14 Aug. 1915. Aan alle leden van „Eloquentia"! Mijn bqste vrienden, Ik vind eindelijk tijd om te ant woorden op Uw gezamenlijke brief van 16 Juli, die mij een her innering aan U verschaft, be lichaamd in fotografiën, die ik zorgvuldig bewaar als een blijk van de uitstekende relaties, die altijd hebben bestaan tussen leraar en leerling. Niets had me aangenamer kunnen treffen - en ik leg de nadruk op het woord „niets" - dan te bemerken, dat, na een jaar van scheiding, mijn oude leerlingen tot me komen met de getuigenis van hun sympathie. Hartelijk dank, mijn vrienden, uit heel mijn hart, dat nooit zijn tweede vaderland heeft vergeten, terwijl het voor zijn eerste vecht. Tot nu toe heeft het lot mij ge spaard en, hoewel ik niet altijd helemaal buiten gevaar ben ge weest; heb ik ten minste de ge noegdoening nog ongeschonden te zijn en in staat aan het vader land al mijn krachten en energie te kunnen blijven geven. Helaas! Mijn familie is zwaar beproefd: een broer en mijn schoonvader, glorierijk gesneuveld, zullen later met trots herdacht worden, maar zijn op dit ogenblik oorzaak van diepe droefheid. En ondanks alles zet men zich schrap en men denkt: laten we doorgaan tot onze taak is vervuld. Ik had ge hoopt U eerder terug te zien, maar ik heb zelfs niet de moed een datum in het vooruitzicht te stellen: wij zullen zo lang vechten als nodig is en ik geef mij er rekenschap van, dat het nog maanden kan duren. We moeten geduld oefenen. Het is een woord, dat de Fransen nauwelijks ken den, maar waarvan hun nu de be tekenis is duidelijk geworden. Wij zijn tot afles in staat en wij wachten met een onwrikbaar ver trouwen, dat we niemand vragen te delen, maar dat we zullen waarmaken op het uur van de overwinning. Maar laten we over U spreken, mijn beste vrienden. Er is weer een jaar van studie voorbijgegaan; de meesten van U zijn overge gaan naar een hogere klas, sommigen met een herexamen (de Groot natuurlijk, het is toch een beste jongen). Zij zullen door gaan met werken en zullen het gewenste resultaat bereiken. La ten de anderen niet ontmoedigd worden: een jaartje meer en ze zullen succes hebben. Ik zie me genoodzaakt, beste vrienden, thans te eindigen. U zult aan mijn schrift bemerken, dat ik ge haast ben. Vroeger, toen ik de H.B.S. uitkwam, stonden mijn vrouw en mijn kind me op te wachten. Vandaag is het alleen maar mijn paard, dat me wacht. Arm beest, maar toch gelukkiger dan ik, want het kan zich geen re kenschap geven van de ellende van deze tijd. Meisjes en jongens van „Elo- een uitstekend leraar, die zijn leerlingen nog iets meer meegaf dan alleen kennis van de franse taal. Men mag zich gelukkig prij zen van zo'n man les te hebben gehad. Hij was het prototype van de leraren van die tijd, die, van hun taak bezield, zovelen de basiskennis bijbrachten, nodig om een behoorlijke carrière te kunnen maken. Zij steken guns tig af bij vele, vaak niet volledig bevoegde, z.g. alternatieve lera ren van deze tijd, die zo dikwijls een warhoofdig begrip van hun de club. Ik heb, evenals Tine, een hele tijd achter de leden aange fietst voor de contributie. Wij moesten soms drie keer voor één of twee kwartjes terugkomen. Toch deed je het met plezier. Men was er toen niet op uit om er aan te verdienen. Ook heb ik we ken achter elkaar, soms iedere avond en soms op zondagmorgen nog, piano gespeeld bij de diverse oefeningen voor de uitvoering. Er werd dan een piano gehuurd voor een week of zes, meestal bij Gan- zevoort. Mijn werk was dan ook Naar aanleiding van de stukjes over de gymnastiekvereniging Quick ontvingen wij van onze abonnee, me vrouw A. Batstra-Werkhoven te Bols ward deze groepsfoto van de meisjesafdeling van deze Huizumer ver eniging uit 1936. „De meesten van deze meisjes, die toen ongeveer 14 tot 16 jaar waren, ken ik nog wel van gezicht, maar van slechts enkelen weet ik nog de voor- en achternaam" aldus mevrouw Batstra. Die enke len zijn dan behalve leider Jan de Jong mej. Das, naast haar een Tjitske en helemaal rechts een Edith. Naast de heer De Jong staat mevrouw Batstra zelf, die toen nog Antje Werkhoven heette, daarnaast nog eens een Das en een Griet. Tenslotte op de voorste rij helemaal links een Richtje. „Mogelijk, dat door het plaatsen van deze foto de tongen nog eens los komen over Quick" zo hoopt mevrouw Batstra. Welnu, dat zal zeker wel en wanneer iemand ons alle namen kan verschaffen willen we deze aardige foto later nog wel eens vergroot over de gehele breedte van de pagina in 't Kleine Krantsje afdrukken. quentia", beste leerlingen, die nog veel hebben te leren, tot spoedig ziens. Blijft aan me denken. Ik zal U niet vergeten, wat er ook moge gebeuren. Tot spoedig ziens. Ontvangt allen de vriendschappelijkste groeten, die ik van verre tot U richt. Een stevige handdruk voor ieder een. Uw leraar, die U niet zou kunnen vergeten. get. F. Doucet Ik heb mijn best gedaan, de brie ven zo letterlijk mogelijk te verta len. Een nadeel van een derge lijke vertaling blijft altijd dat een gedeelte van de kleurrijkheid van de oorspronkelijke taal verloren gaat. Dit geldt vooral voor de Franse taal en zeker als het een goede stylist betreft, die de heer Doucet blijkbaar was. Wat m.i. toch goed overkomt is de menta liteit van de heer Doucet en zijn mede-Fransen en te tenaciteit, waarmede men van plan is de vij and te verslaan. Ook zijn blijven medeleven met zijn leerlingen is opvallend. Ondanks de misère, waarin hij zich bevindt, o.a. door het sneuvelen van twee nabe staanden, gaan zijn gedachten toch uit naar de Groot, die blijk baar met een herexamen is over gegaan. Hij spreekt hem moed in en troost hen, die zijn blijven zitten. Men kan vaststellen, niet alleen dat de heer Doucet een karaktervast man was, maar ook taak hebben. Moge de plaatsing van boven staande brieven een posthume hulde zijn aan de excellente mens en leraar, die de heer Doucet was en een posthume dank aan de heer Schaafsma, die deze brieven zo trouw bewaarde. Den Haag Mr. J.S. Bijl QUICK Mijn wens is in vervulling gegaan: de eerste reactie is er en wel van mijn vriendin Tine Pannekoek- Loois over G.V. Quick. Zij heeft alles van begin tot nu meege maakt. De vorige keer heb ik een paar namen genoemd, die én van Quick en van F.V.C. ook het nodige zouden weten. Ik probeer de daarmee dan ook om weer eens een paar mensen los te-krij gen. Die weten dunkt me heel wat te vertellen, zeker over de Voetbalclub. Wat maakten ze destijds een mooie revue. Tegen woordig zou men het geloof ik een musical noemen. Zo is het me ook gelukt om me vrouw Has-Drent aan te sporen, haar herinneringen over oud Leeuwarden neer te pennen. Wij hebben n.l. samen nog altijd contact. Ik woon al een lange tijd in Rotterdam, maar heb ook de beginjaren van Quick als werkend lid en bestuurslid meegemaakt. Ja, toen was het allemaal heel anders dan nu. Wij lééfden voor „liefdewerk en oud papier". Maar toch erg jammer dat het nu zo'n harde dobber is voor zo'n pracht vereniging om het hoofd boven water te houden. Vooral ook voor de topsport. Er wordt dikwijls zo veel geld gegeven voor allerlei sportbeoefening. De G.V. Quick heeft zo veel eer behaald in eigen land zowel als in het bui tenland; moet dan nu afgelopen zijn? Frjésland was wijd en zijd bekend. Quick is altijd een gewel dige vertegenwoordiger voor „it Heitelan" geweest. Was er nu maar eens iemand met „peerdsje skietgeld". Ik ben het daarom ook van harte eens met Tine om vooral donateur te worden van Quick. Laat ze hun beste krachten weer kunnen geven want het is mogelijk. Er is mate riaal genoeg. Tevens hierbij mijn beste wensen voor het Kleine Krantsje en in 't bijzonder voor Quick. Rotterdam Trijn Boer-Sijtsma Naar ik meen, was de persoon, die voorkomt in „Fietstocht over het wad" (K.K. no. 207) en van wie de beide voeten geamputeerd moesten worden, een lid van onze G.V. Quick. Of ben ik hier mis mee? HEERLIJKE LECTUUR Wat is 't toch heerlijk dat „Kleine Krantsje" te lezen! Van ochtend in de bus gekregen,- maar ik heb 't al weer helemaal doorgelezen.' 't Haalt voor mij zulke heerlijke herinneringen op. Zoals Mr. Bijl z'n vader was mijn klasseonder wijzer. In mijn tijd was de heer Harts hoofd der school en ik heb meester Dassen nog gekend en meester Van Dam. Dat was zo'r grote forse man en meester Venema. Die was meer klein van stuk. Ik weet nog wel, hij en mijn vader lazen samen „Het Volk". En dan nam ons hondje Tommy de krant in z'n bekje en die bracht hij dan naar de De La Reystraat. Wij woonden in de Torenstraat. Mijn handwerkjuf was Jeltje Hal- bertsma. En juffrouw Kok heb ik gekend. In het laatste nummer had U het over de Elfstedentocht en over schaatsenrijden. Ik was telefoniste bij de Rijkste lefoon en dan ruilde ik m'n dienst zo, dat ik 's middags vrij was van 1 - 7 uur. En dan reden m'n man en ik (toen nog m'n ver loofde) van Leeuwarden naar Sneek heen en terug. En 's avonds nog dienst doen van 7-11 uur. Maar dat viel niet mee en 't was dan ook een hele toer om wakker te blijven, want veel ge sprekken had men dan niet meer. Ik moest met 't rijden ('t was in februari 1918 of '19) m'n mantel los maken (toen had men nog niet die sportkleding zoals nu) zo warm had ik het. Wat zijn dat al lemaal heerlijke herinneringen. Ook kan ik me Mr. Bijl nog wel herinneren, als klein jongetje, een leuk blond kereltje in een matro zenpak. Z'n broer Bouke zat bij mij in de klas. Hoe oud zou Bouke nu zijn geweest? Ik wordt in juli 80 jaar. Voorlopig genoeg. Misschien schrijf ik "nog wel eens iets. Ik heb zoveel herinneringen. Tot een volgende keer" Amsterdam M. Wielsma-v.d. Molen BAKKER BOUKE In de rubriek „Lezers klommen in de pen" sprak mij persoonlijk het stukje over Bakker Bouke in 't Kleine Krantsje van 15 december wel het meeste aan daar zijn zoon Rinze, die het stukje schreef en ik vrienden waren en ik zodoende veel bij hen over de vloer kwam. Het was daar ook prettig komen aangezien Rinze zijn moeder bij mij overkwam als een bijzondere lieve zachte vrouw, die ook altijd voor ons opkwam tegenover haar man Bouke, als er iets mis was gegaan. En dat brengt mij op het voorval met de Portugeesjes. Bakker Bouke had n.l. achter de keuken (ze woonden in de Oeverstraat) een soort hok (magazijntje), waar hij blikken met koekjes, Portu geesjes enz. had staan. Als we nu bij Rinze z'n moeder een kopje thee zaten te drinken met een meelkoekje erbij, dan drong het tot Rinze door, dat een meelkoek- je ook maar een meelkoekje was en dat Portugeesjes veel lekker der waren. Dus na korte tijd zeiden we al gauw, dat we nog even de straat opgingen en U heeft het al gera den, dan moesten we achterom door het hok. Rinze haalde dan een deksel van een blik, pakte twee Portugeesjes, gaf mij een en zei „in dien buse doen". Op mijn vraag of dat wel mocbL wat na- T.B. (vervolg op pag. 10)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1974 | | pagina 8