VROEGERE LERAREN AAN
DE RUKS H.B.S.
'T KLEINE KRANTSJE
LEEST
IEDEREEN
t 3£leine ^-rantöje Iceat iedereen
Vandaag vervolgt onze medewer
ker, de heer Mr. J.S. Bijl, zijn her
inneringen aan vroegere Ieraren
aan de Rijks H.B.S. te Leeuwar
den
Merkwaardig is het, dat ik van de
leraren wiskunde, die ik gehad
heb, me er slechts een bij name
kan herinneren, n.l. de heer van
Terwisga, die bovendien les in
werktuigkunde gaf. Merkwaar
dig daarom, omdat de exacte
wetenschappen eigenlijk de
hoofdschotel van het onderwijs
op een H.B.S. uitmaken en ik
bovendien lange tijd met (een
voudige) toegepaste wiskunde, de
zeevaartkunde, mijn brood heb
moeten verdienen. Ik geloof, dat
de eerste leraar wiskunde, die ik
op de H.B.S. kreeg, de heer
Choufour was, die later professor
werd, maar ik ben er niet zeker
van. Misschien kan een medele
zer van 't Kleine Krantsje me uit
de droom helpen. Ik herinner me
alleen, dat deze leraar een enorm,
naar achteren lopend voorhoofd
had, een scherp gezicht met dito
neus en een paar doordringende
ogen. Hij was altijd in de weer
met passer en liniaal op het
donkere bord voor de klas en
bracht ons de beginselen bij van
algebra, vlakke meetkunde- en
verkort rekenen, daarbij ge
steund door de leerboeken van
Derksen en de Laive. Van de heer
Terwisga staat me bij, dat hij
opvliegend was en nog al gauw
op zijn teentjes getrapt, 'hij
trachtte ons vooral de beginselen
b»
bij te brengen van de beschrij
vende meetkunde, een vak dat ik
beslist niet gemakkelijk vond, in
tegenstelling tot bijv. gonometrie
(waarmede ik later het meeste te
doen had). Een andere leraar
wiskunde, die me vagelijk voor de
geest staat en van wie ik mij de
naam niet meer kan herinneren,
was een ziekelijk uitziende man,
met een hangsnor, die behoorde
tot de goedzakken, waarover ik
het al eerder heb gehad en
daardoor tot doelwit diende voor
onze pesterijen. Ik heb later
gehoord, dat hij zijn leraarsambt
eraan heeft moeten geven, omdat
hij tegen de spanningen ervan
niet opgewassen was. Nogmaals,
de wreedheid van kinderen heeft
vele onderwijsmensen ongeluk
kig gemaakt.
NAAR ZEE
Dat deze leraren wiskunde
moeilijker voor me opduiken
staat waarschijnlijk in verband
met het feit, dat de exacte vakken
nooit mijn grote belangstelling
hebben gekregen. Ik had waar
schijnlijk beter naar het Gymna
sium kunnen gaan, omdat ik
later geen enkele moeite heb
gehad met de oude talen, maar
ik had in die tijd maar één wens
en dat was om naar zee te gaan
en na lang tegenstribbelen gaf
mijn vader toe, onder voorwaar
de, dat ik eerst het diploma van
de 5-jarige H.B.S. moest halen,
hoewel met een 3-jarige kon
worden volstaan. Het hoeft geen
betoog, dat ik hem voor dat wijze
besluit dikwijls dankbaar ben
geweest. Het eerste voordeel had
ik al, toen ik op de Kweekschool
voor de Zeevaart kwam, die ik in
één jaar kon doorlopen in plaats
van twee, als ik slechts een
3-jarige cursus had gevolgd. Zo
kon ik nog met 17 jaar naar zee.
Om bij de exacte vakken te
blijven kom ik thans aan de heer
Palstra, die les gaf in de
natuurkunde. Een echte Fries om
te zien, met een gezond blozend
gelaat, peper- en zoutkleurig
haar, en brosse geknipt en altijd
een kromme pijp rokend. Hij gaf
les in een lokaal, waarvan de
banken amphitheatergewijs wa
ren opgesteld en waarvoor een
grote, op water, gas en alectrici-
teit aangesloten toonbank was
geplaatst, warop de proeven
plaats vonden. De heer Palsma
gaf les, door ons te dicteren, wat
wij leren moesten. Ik heb in de
DOOR MR.J.S.BDL
De heer Fockema Andreae: een studentikoze .man
twee jaar, dat ik les van hem heb
gehad dan ook heel wat dikke
schriften volgepend. Hij begon
zijn les altijd met: "Wij gaan nu
verder....". Ik heb zijn methode
altijd vrij omslachtig gevonden,
omdat er goede leerboeken
bestonden, die de te bestuderen
stof volledig omvatten. Dat
neemt niet weg, dat wij op het
eindexamen, dat toen nog geen
schoolexamen was en dat wij op
kon afleggen in elke stad. waar
maar een R.H.B.S. was gevestigd,
geen slecht figuur sloegen. Hier
uit bleek, dat het door hem
gegeven onderricht behoorlijke
vruchten droeg. Van de natuur
kundelessen heb ik het meeste
onthouden van de theorie over
het licht en de lenzen. Van de
amanuensis, die de heer Palsma
bij het verrichten van de proeven
bijstond, kan ik mij helaas de
naam niet meer herinneren. Ik
herinner me alleen, dat het een
lange man was, gekleed in een
lange stofjas, die altijd heel
bedrijvig en gewichtig doende
ROEST CROLLIUS
Scheikunde kregen we in de 4e
en 5e klas van de heer
Roest-Crollius, die heel moeilijk
ter been was. Hij had een paar
gevrekkige benen en liep daarom
altijd met een stok, waarmee hij
zich sterk waggelend, voortbe
woog. Ik vond scheikunde een
moeilijk vak, vooral het organi
sche gedeelte ervan, maar de
practische oefeningen ervan vond
ik geweldig interessant. Daarbij
werd vaak een enorme stank
ontwikkeld, voorals als er met
H20 (zwavelwaterstof) werd ge
werkt en wij rijkelijk met dat
spul omsloegen. De heer Roest-
Crollius was een alleraardigste
man, een vrijgezel, die ons wel
eens bij zich thuis nodigde, waar
we dan een glaasje bier kregen.
Hij was in het bezit van een heel
laag, sledevormig wagentje op
vier wielen, geheel open, met twee
zitplaatsen, dat werd voortbewo
gen door een soort aanhangmo-
tor, bevestigd aan een 5e wiel. Dit
soort wagentjes is maar korte tijd
in zwang geweest. Op een
vacantiedag kwam hij mij daar
eens mee ophalen om met hem
naar Wieuwerd te gaan, U weet
wel, dat kleine plaatsje in de
buurt van Leeuwarden, waar
door een speling van de natuur
de lijken niet vergaan, doch ge
mummificeerd worden en waar
in de keldergewelven van de kerk
enige kisten staan opgesteld, met
mummies erin. In die gewelven
nam de heer Crollius proeven
met een kweek van melkzuurbac
teriën, die de oorzaak zijn van
het vergaan van lijken. Het merk
waardige was, dat die bacteriën
daar welig tierden en niet dood
gingen. Hij heeft het geheim dus
blijkbaar niet kunnen ontraadse
len. Ik heb later meer van dit
soort plaatsen bezocht, o.a. in
Mexico en Peru, waar zich grot
ten en gebouwen bevinden met
honderden van deze mummies,
maar het hoeft geen betoog, dat
het bezoek aan Wieuwerd de
meeste indruk op me heeft
gemaakt, omdat het gebracht
werd met een geliefd leraar. De
Heer Crollius heeft een hoge leef
tijd bereikt en is, naar ik meen
ongeveer een jaar of zeven gele
den gestorven. Ik heb hem nog
enige malen in de Kroon ont
moet, want ook hij hield van een
goed diner en een goed glas wijn.
PARMANTIGE MAN
ln Natuurlijke Historie heb ik
korte tijd les gehad van de heer
Dorgelo, een nog jonge man met
een snorretje en een wipneus, in
een leslokaal, dat evenals dat
voor scheikunde en natuurkunde
wasvoorzien van amphitheatrisch
opgestelde banken, maar met
grote glazen kasten opzij, waarin
allerlei geraamten van dieren,
fossielen, gesteenten en flesjes
met dieren op sterk water waren
opgesteld. Er bevond zich ook
het geraamte in van, naar men
zei, een overleden weesmeisje.
Voor dit vak had ik veel belang
stelling en het werd, na het heen
gaan van de heer Dorgelo, die
docent werd aan een universiteit,
uitstekend gegeven door de heer
Jensma, een enigszins parmanti
ge man, die ons de geheimen bij
bracht van het functioneren van
het menselijk lichaam en zijn or
ganen, de verschillende diersoor
ten leerde en de planten en de
determinatie daarvan. Wat mij
van die lessen vooral is bijgeble
ven is het belang van bomen en
planten voor onze gezondheid, ja
voor ons leven, omdat de zuurstof
die zij afstaan onder inwerking
van het zonlicht, daarvoor onont
beerlijk is. De heer Jensma is
later lector geworden aan de uni
versiteit van Groningen.
In de 4e en 5e klas kregen we les
in de beginselen van de staatsin
richting en de staathuishoudkun
de van de heer Fockema Adreae,
een advocaat uit Sneek, die een
dag per week besteedde om de
verschillende parallelklassen het
functioneren van de staatsorga
nen en de onderlinge samenhang,
die er, met betrekking tot de wel
vaart, bestaat tussen de factoren
grond, kapitaal en arbeid, bij te
brengen. Evenals geschiedenis
een terrein dus, waarop men
gemakkelijk kan uitglijden bij
het willen voorkomen van het uit
spreken van een eigen mening. Ik
kan me niet herinneren, dat de
heer Andreae, van wie bekend
was, dat hij rechts georiënteerd
was, ooit de ethiek uit het oog
heelt verloren, die past bij het
De heer Talsma
geven van neutraal onderwijs aan
jongens en meisjes.
Ik geloof nog altijd, dat dit een
juist standpunt is omdat men de
op school verkregen kennis moet
beschouwen als een fundament,
waarop later het gebouw van de
door ervaring verkregen kennis
kan worden opgericht. Persoon
lijke inzichten, die nauw samen
hangen met verstand en gevoel
zorgen er dan wel voor of dat
gebouw rood, zwart of in een
tussenliggende kleur moet wor
den geschilderd. Als men als
leraar zijn eigen inzichten tracht
op te dringen aan onrijpe geesten
doet men hetzelfde als de domp
teur, die het onredelijke dier al
lerlei kunstjes bijbrengt. Hij
maakt er een onnatuurlijk pro
duct van, want de leerling heeft
meestal nog niet voldoende erva
ring opgedaan om zich te weer te
stellen.
Maar om terug te komen op de
heer Andreae, hij was een stu
dentikoze man, fors gebouwd
met een vriendelijk blozend ge
zicht, een kalend hoofd en een
pince-nez op de forse friese neus.
Hij rookte meestal een sigaar in
een barnstenen pijpje. Aan de
manier, waarop hij die sigaar
rookte, kon men zien, dat hij een
levensgenieter was! Dat bleek
ook wel uit sommige uitdrukkin
gen, die hij bezigde en die waar
schijnlijk nog afkomstig waren
uit zijn studententijd. De boekjes
die wij, naast de lessen en de dic
taten, welke hij ons gaf, moesten
bestuderen, had hij zelf geschre-
toen alles zo anders was dan nu,
zag de grote zaal van de Harmo
nie er ook heel anders uit dan
vandaag. Men kon er toen loges
zitten en stalles, parterre, rondeel
en galerij. Het was toen gewoon
een schilderachtige zaak en ge
zellig bovendien, waarmee we
niet willen zeggen, dat de Har
monie van vandaag niet gezellig
zou zijn. Kort voor de laatste oor
lof heeft de zaal een hele gedaan
teverwisseling ondergaan.