Van de hak op de t
't 3<Cleine 3^-rantije leeót iedereen
HERINNERINGEN AA
Met het opdiepen van zoete her
inneringen van lang vervlogen
dagen, zou men steeds, vooral
oude mensen behagen Graag
blikken ze terug naar de tijd lang
gepasseerd, Toen rust en vrolijk
heid meer werden gewaardeerd.
Men kon zich vermaken, genoot
van eenvoudige pret. Zowel hij
met carbolhoed of met versleten
pet. Fluitend en zingend liepen
jongens op straat. Ze waren
opgewekt vrolijk zoals het dan
gaat. /Troepen hoepelende
jongens trokken door de stad,
hun ijzeren hoepels verstoorden
de rust ietwat. De balsteen
bestrating was hiervan de oor
zaak, asphaltbedekking was nog
in de maak. Slagersknechten
met een open bak vlees op de
schouder, zag men op de fiets, ze
toonden behendigheid stonden
voor niets. Tal van medebur-
gers,van toen genoten een zekere
vermaardheid. Ze behoorden bij
de stad, zoals een bok bij een
geit. Dat terugroepen, in
herinnering, van ouwe typen in
Hardrijderij van vrouwen achter de Prinsentuin
Salomon Cohen: „de vorige meneer gaf een kwartje
Het befaamde „Skelvoskoor", gefotografeerd in de Torenstraat.
de stad, daarop gaan vooral de
oudjes prat. Daar had je b.v.
schoenpoetser "Cohen" bij het
station, hij was een aparte figuur
bekend alom. Dagelijks, weer
of geen weer, zag men hem gaan,
naar zijn werkterrein bij 't
station. Des morgens heen en 's
avonds weerom. Zijn gereed-
schapbak.'een oude stoof, waarin
borstels en smeer, hing aan een
riem bij zijn schouder neer. Hij
liep wat gebogen en stampte
nogal zwaar de grond, maar
anders, zo als hij zelf beweerde,
was hij kerngezond. Hij kon
zijn babbeltje wel doen, zo onder
het poetsen van laars of schoen.
Met vijf centen was zijn werk
betaald, maar ook heeft hij er wel
eens wat meer uitgehaald.
Poetste hij de schoenen van een
vreemde heer en deze hem vroeg
naar de prijs dan bracht hij deze
enigzins van de wijs. Zijn foefje
was dan; mijn laatste klant heeft
mij met een kwartje betaald,
hopende dan, dat deze heer hem
ook op zon royale beloning
onthaalt. "Cohen" had twee
dochters "Betje" en "Roosje",
naar hem te luisteren was altijd
een prettig poosje. Ze zaten vol
Joodse humor en waren daarbij
rap van tong, verkochten zakjes
ongepelde amandelen, op de
veemarkt, want daar ging het om.
Bij het spoorstation waren ook
de pakjesdragers present, die
vreemdelingen naar het gewenste
adres brachten, hen onbekend.
Ook van de zware koffer werden
ze ontdaan. Zo was de nieuwe
ling, leeghands, naast zijn bege
leider heen stapte, volkomen
voldaan. De pakjesdrager
kende de stad als geenéén, overal
bracht hij de niet stadskenners
heen. Ze namen niet altijd de
kortste roet, kozen vaak niet de
weg die men nemen moet. De
pakjesdrager verstond zijn vak,
en als hij kon, leidde hij, zijn
klant de halve stad om. /Had een
heer hem als adres "Hotel
Weidema" op het Schavernek op
gegeven, dan kwam men de
stadsgids soms met zijn gast, op
de Wortelhaven, bij 't Postkan
toor tegen. Niet om zijn klant,
Leeuwarden te laten zien, maar
te bewijzen dat zijn tocht, met de
zware koffer, niet volbracht was
in een minuut of tien. Om zo'n
omloopje te doen, hoopte hij
beloond te worden met meer
poen. Des maandag's zorgde
het Schelviskorps voor muziek in
de stad. Een vrolijk deuntje
vermaakte velen wat. Viskoop-
man Sinnema was de dirigent,
ook "Scheefnekje" was altijd bij
het korps present. Vooral de
maandaghouders waren hier van
de partij, maar eveneens waren er
aardige "Grietjes" bij. De
muziekanten speelden dat het
een lust was hen te horen. Een
ieder was dan blij te zijn geboren.
Men danste, zong en sprong.
Ook viel er wel eens iemand
dansend om. Was dit al het
geval, dan had een borreltje hem
parten gespeeld. Zo'n iemand
was dan niet bij de "Blauwe
Knoop" ingedeeld. Maar het
"Leger des Heils" verkondigde