oor de tijd van toen
't 3£/eine 3^rantóje leeM iedereen
VAN WELEER
Dit grootse gebeuren staat in
Friesland gelijk met de Wieier
zesdaagse in Frankrijk. In de
strenge winter van 1929 was het
"Karst Leemburg" die, als eerste,
de tocht volbracht. Om deze
stoere Fries te zien winnen
daarop had heel Friesland ge
wacht. Bij zijn aankomst in de
gracht bij de Prins Hendrikbrug
nam men de overwinnaar
enthousiast, op schoyders en rug.
Men droeg hem naar "Hotel
Spoorzicht" van "Sipke Caste-
lein". Daar werd hij verwelkomd
met een glas wijn. Ook bleef
natuurlijk een diner niet uit,
snert kwam er op tafelmet een
flinke kluif. Volgens „Karst"
was de tocht bijzonder zwaar
geweest, het weer was te slecht
voor een beest. Op de grote
Friese meren was het ook geen
grapke. Daar ging het, door
tegenwind, niet voor het lapke.
De snerpende koude had hem
een bevroren teen gekost. Daar
moest hij operatief van worden
verlost. Dan was, volgens Karst,
dit verlies wel te overleven. Want
van de tien tenen behield hij er
nog altijd negen. Hiermee
beeindig ik mijn rijmpje over oud
Leeuwarden en Schaatsrijdend
Friesland. Wil men meer trach
ten aan de weet te komen, om
hierover dan gezellig te kunnen
bomen, moet men het boek „De
Schaatsen Scherp" van Fenno
Schoustra bekomen.
J.C. van Dam
En scharrelen langs de baan tussen de rijderijen door
ook hier pertinent, dat er voor
hem nog wel een plaats is
bestemd. Werd er, door het
korps, een bekend lied ten gehore
gegeven, dan werd er gezongen
met stemmen verheven. Een
ieder danste en zong van: Sien.,
Sien, Sien hou me vast anders val
ik om, dit komt niet van mijn
dronkenschap maar van mijn
ouderdom. Ook de stadsom
roeper behoort men, in dit
rijmpje, aan te halen. Hij gaf al
lerlei nieuws, waarvoor je niets
behoefde te betalen. Hij sloeg
met zijn klepel op zijn gong of
luidde een bel, een ieder bleef
staan en luisterde wel. Gaf hij
te kennen dat er boelgoed werd
gehouden in deze of genen zaal.
Dan waren velen van de partij,
hoopten met koopjes te gaan aan
de haal. Dergelijke verkopingen
vielen in smaak, je kon soms een
halve huisboedel kopen, voor
een paar knaak. Verder had je
de morgenwekker ook een on
misbare vent. Zo men hem
kennis gaf, lokte hij je al vroeg
uit de tent. Met een lange
hengel klopte hij op het slaap
kamerraam en hield er niet
eerder mee op, tot dat je was
opgestaan. Wilde je de
vroegtrein, met het Hollandse
spoor, naar Amsterdam niet
missen. Dan kon je op hem je het
best vergewissen. Was het
winter en zorgde 'Thialf' voor
sneeuw en vooral ijs. Dan raakte
half Leeuwarden ietwat van de
wijs. Men zette het werk zoveel
mogelijk aan kant, om van de
ijssport te genieten volgens echte
trant. De grachten in en om de
stad waren vol schaatsrijders
jong en oud niet op wel getrouwd.
Baanvegers veegden de ijsbaan
schoon men wierp hen een cent
toe, voor dit hulpvaardig betoon.
Jongens op schaats met een
"tromke" stroopsteken in de
hand brachten de mensen aan
het verstand, dat hun lekkernij
ook aan gezondheid was verwant.
Luid schreeuwend lieten ze
weten: "Dikke steken, gezonde
steken, lekker om je nek te
breken." Een hardrijderij
achter de Prinsentuin in de
stadsgracht, was voor de Leeu
warden een evenement waarop
men had gewacht. Vooral en
wedstrijd voor vrouwen viel in
smaak. Venijnig werd er dan ge
streden, tot een ieders vermaak.
Een vette ham of een ossenstaart
was die extra inspanning wel
waard. De dames verschenen
sportief, in eigen gebreide korte
rok en broek. Het mooi gekleed
gaan, was zo'n wedstrijddag
zoek. Duizenden mensen zagen
de strijd aan, stonden achter
touwen langs de baan. Men
werd op de hoogte gehouden, hoe
de tweekamp stond. Want men
hoorde uit menige mond: De
voorste is voor, die gaat er wis en
zeker met de prijs vandoor.
Werd er een elfstedentocht
gehouden, dan bleef geen stede
ling thuis, behalve hij die was
verkouden. Een ieder wilde de
"finisch" van de Frieee "Mara
thon" zien. Al werd het ook laat
in de avond, zo'n uur of tien.
Sinnema de visboer op ondere leeftijd.