WEEMOEDIGE HERINNERINGEN
AAN BUURT VAN TULPENBURG
PI
't Vileine 3£rantóje leeót iedereen
Uw artikel, of liever de repro
ductie van een al eerder mij niet
bekend artikel over Tulpenburg
riepen herinneringen bij mij op
uit mijn jeugd. Wij kwamen in
1908 te wonen in de Romkeslaan,
links achteraan, tegenover het
poortje naar de Potmarge, waar
op de hoek ook Hider woonde. Ik
heb hem heel goed gekend. Daar
woonde in die tijd op het straatje
achter het poortje een veedrijver.
Vrijdagsmiddags kwam hij thuis
van de markt en onveranderlijk
beschonken. Soms bleef hij
midden in het poortje staan en
sloeg met zijn hoofd tegen de
muur en mompelde wat on
samenhangende zinnen. Mijn
moeder zei dan: „De bargetiesker
het oek weer het lirium." Ze be
doelde „Delirium tremens".
Er werd in die tijd nogal wat ge
dronken. Er waren een drietal
kroegen in de buurt. Tussen de
Potmargebrugoprit en het eerste
huis van de Romkeslaan was een
schuin naar beneden gaande
inloop naar een kroeg die de
toepasselijke naam droeg van
„De Loopgraaf'. Dan had je
Achter de Hoven de kroeg van
Verhoeve, ook al dicht bij
Tulpenburg, waar ons aller
Koninkje met zijn sinaasappel-
kar niet voorbij kon komen,
zonder een paar neutjes te
pakken. Het kostte hem wel
enige sinaasappels aan de jeugd
uiteraard maar ja, wat kosten ze
ook, acht voor een dubbeltje.
In de Keetbuurt woonde Kuik
met zijn kroegje annex kruide
nierswaren. Daar werd behoor
lijk gepimpeld. Ook woonde daar
een familie met twee volslagen
idiote jongens. De vader zette ze
elke werkdag in een grote kinder
wagen, voor en achter één. Ze
zaten met de gezichten naar
elkaar toe, waren helemaal kaal
geknipt en stootten onwezenlijke
geluiden uit. De vader ging er
mee de omliggende dorpen af en
had zo een goed stuk brood.
TEGENOVER 't POORTJE
Wij woonden dan tegenover het
poortje. De huizen deden twaalf
stuivers per week. Je had
daarvoor een portaaltje van
1 m2 waarin een waterkraan
een ladder die aan een haak
hing. Verder een kamer van
3Vi X 3Vi waarin twee bed
steden. In één van de bedsteden
had vader en kribbe getimmerd
boven het voeteneind, waarin de
jongste lag. Wij, de oudsten,
sliepen op zolder onder de
pannen. Dat was in de winter met
stuifsneeuw verre van aange
naam. Soms hadden we ook nog
een kostganger, vaak een collega
van vader die tijdelijk onderdak
moest hebben.
Aan het eind van het straatje
stonden een paar hüskes waar je
zekere natuurlijke funkties kon
verrichtten. Eén hüske gold toen
voor twee families. En dat was
niet altijd even prettig als u
begrijpt wat ik bedoel.
Voordewind, de vader van de
Commissaris woonde in de
Romkeslaan schuin tegenover
Tulpenburg. Naast zijn voor die
tijd nogal riante woning was een
botenhuis gebouwd van hout en
door de naden konden wij de wit
geschilderde motorboot zien lig
gen. Aan de andere kant van het
huis stond een magazijn van
ijzerhandel Hartelust. In dat
magazijn was een afgeschoten
hok voor papieratVal. Als nie
mand het zag haalden we daar
stiekem papier en touw uit en
Op deze foto: Koning, de man van de sinaasappelkar, oftewel Koninkje Rond. Ook werd hij wel Sire ge
noemd, net als later ook z'n zoon.
maakten daar een voetbal van en
dan maar „sjotte". Tussen dat
papier zat ook het carbon van de
schrijfmachines, zodat we er ook
wel eens blauw uitkwamen. Wat
dat „sjotten" betreft, er zijn heel
wat klompen gesneuveld of
gescheurd in kap of hak. Want. er
ging wel eens een de lucht in en
dan maar in angst en beven af
wachten hoe hij zo u vallen.
NAAR TILSTRA
Meestal werd het wel Tilstra de
smid van Achter de Hoven voor
een kram van twee centen.
Moeke kwaad natuurlijk. De
klomp was dan zo zei ze,
skandelesêed.
Naast dat magazijn had je de
kolenhandel van Snijder. Ik zie
de directeur nog aankomen, een
lorgnet op, kaarsrecht en keurig
gekleed. In onze kinderogen een
echte heer. Naast het kantoor en
magazijn lag nog een opslag
plaats voor antaraeiet met een
schutting er omheen, door
lopend tot de Potmarge, tégen
over de boerderij van Postma.
Aan de andere kant van de
Romkeslaan lagen de andere
magazijnen van Hartelust en een
paardestal. In die stal zwaaide
oude Hette de scepter. Ik had
altijd het grootste respect voor
die man. Hij had twee paarden
tot zijn beschikking. Van die
Belgische dikkonten. De één was
wat kleiner dan de andere, maar
wel de gemeenste. Hij probeerde
altijd die grote te bijten of te
schoppen. Hoe die man die
paarden uit hun boxen durfde te
halen is voor mij nu na 65 jaar
nog een raadsel. Die kleine
probeerde oude Hette ook wel te
Klompen stuk? Tilstra moest ze maken. Hier zien we de smid van de Achter de Hoven voor z'n zaak. Op het raam: „A- Tilstra - Handel in
kachels en huishoudelijke artikelen".
bijten ais hij inspande. Maar dan
kreeg hij een beste klets op zijn
bek, o pardon, mond. En dan
sloeg hij met zijn achterbenen
tegen het houtwerk op, dat ik wel
eens dacht nou, nou, dat hij de
boel daar achter niet kapot
slaat? Maar het scheen hem niet
te deren en Hette was niet bang.
Ais ze ingespannen waren kraak
ten de assen in de wielkokers als
Hette de zwaar beladen wagen in
beweging bracht. Even een tikje
met de zweep en dan trokken ze
zo sterk, dat de bilspieren bol
stonden. Wij jongens bleven wel
op enige afstand, want Hette had
het niet zo op ons. Maar in onze
jongensogen vonden we hem wel
een sterk staaltje.
AARDIGE HUISJES
Nu even Tulpenburg. Op Tul
penburg zelf stonden voor die
tijd aardige huisjes. In die jaren
woonde daar o.a. de bekende
familie Drijfhout, waarvan de
oudste zoon Pier naar het
toenmalige Ned.-Indië ging en
het daar meen ik tot onderluite
nant bracht. Een andere zoon is
congierge op het Stadhuis in
Leeuwarden en was vroeger een
niet onbekende amateurbokser.
Achter die huizen had je een
zestal steegjes die op de gedemp-
tesloot uitliepen.Dooreen poortje
kwam je in de eerste steeg. In die
poort was een deur, die toegang
gaf tot de eerste woning. Daar
woonde toen de bekende dans
meester van der Boom, die les gaf
in een hotel aan de Lange Markt
straat. Hij had drie zoons
Willem, Bram en Ibele. Willem
speelde piano bij die danslessen.
Er woonde in die tijd ook een
timmerman Zelle geheten. Mis
schien familie van de legenda
rische „Mata Hari".
Een paar steegjes verder woonde
schoenmaker van der Heide. De
oudste zoon, Bouke van der
Heide was de bekende hoofdcon
ducteur die vele, vele treinrei
zigers zich zullen herinneren als
een bijzonder amicale en hulp
vaardige spoorwegambtenaar.
Een jongere zoon was bij de
P.T.T. Maar de oude van der
Heide had de nare gewoonte om
kinderen, die hij zag aankomen
zijn uitgekouwde pruim in de
hand te stoppen onder het
(vervolg op pag. 11