DE ROEP VAN DE TONNEMAN LEEUWARDER LEEUWENKUIL LEZERS IN DE PEN STEMMEN UIT HET VERLEDEN Verzameld door N.J. Waringa 10 't Z^leine 3<Cranti>je leeM iedereen Hemmema Poarte, dit was 1909-1916. Nu een bar. De paardetram ging naar St. Anna, op een afstand van 3 4 meter bij onze ruiten langs. De stoomtram- lijn lag aan de overzijde van de straat. De stoomtram ging van St. Jacob naar Leeuwarden en terug. Het eindpunt was eerst Mooie Paal maar is al spoedig door getrok ken naar St. Jacob. Dus die kwam wel te Wier en St. Jacob. De paardetram behoefde hier niet achteraan, maar ging naar St. Anna. Tijden van vertrek of aankomst weet ik nog wel. Nog eens, via Berlikum overstap pen naar St. Anna, per paarde tram. Het witte paard op de foto is mij nog bekend. Het was een rustig betrouwbaar dier en ik heb het wel eens op zijn hals geklopt. Veel weet ik er nog van maar ten slotte: ik ben nog even naar 't Rusthuis gegaan om te praten met de 95-jarige heer Douwe Wiersma, Deze heeft 89 jaar naast de „Aid Poarte" en bij het kruispunt van de stoom- en paardetram ge woond. Ook deze bevestigde mijn ge gevens. Berlikum B. Zwart ODE AAN HEERENVEEN Ik heb de metropool verlaten En keer terug naar 't Fryske lan Nu niet meer steen en volle straten II leer God's aarde nu verstaan. Ik vind daar greiden en de meren Daarisdewereld nietslechtsschijn zdaar kan men akkerbouw waarderen Daar trekt de schipper nog de lijn. Als ik daar door mijn venster gluur Naar al die velden en die dreven Dan streeft mijn hart naar de natuur Dit is de oerkern van het leven. Veel stadhouders uit 't ver verleden Met het natuurschoon goed vertrouwd Zij kozen om zich te vertreden Bij voorkeur het Oranjewoud. 'k Ben dus in Heerenveen gaan wonen Daar op die koude Friese grond Waar Abe Lenstra's roem ging tronen En de Kunstijsbaan vermaard heid vond. 'k Gaf u een beeld van 't Friese Haagje Waar rust en vrede zijn primair Voor 't Krantsje maakt een klein oplaagje Dit Friese oord weer populair. L.H. van Dam Heerenveen. mei 1974. SCHOOLSTREKEN Met genoegen las ik in 't Kleine Krantsje nog eens de naam van Zr. Borne, die in het Diakones- senhuis werkte. Wat heeft ze me vaak onder de hoogtezon gelegd. Dat grote apparaat snorde héél geheimzinnig. Lang heb ik er niet naar kunnen zien. 't Was uitkleden, gaan liggen, bril op, zuster stelde het apparaat in en dan werd het ingeschakeld. Na 8 minuten ging de bel. Stopzetten. Niet altijd scheen Zr. Borne dat te horen en dan riep één harer collegae „Sombelt!" Die arme mr. Bijl toch met zijn wroeging over zijn schoolstreken. Nu, als ze niet gemeen zijn en verkeerd uitpakken hoort die pret er bij. Ik heb weinig uitge haald. Tenslotte was ik op school om wat te leren. Maar ééns, school 14 in de Tjerk Hiddes- straat, was het leuk. De klevers waren rijp en pakten uitstekend. Voor wie het vergeten is: klevende plantjes, die op je kleren hechten. Het hoofd onzer school, de heer Nubé, stond bij de ingang en waakte er voor dat niemand klevers mee naar bin nen nam. Menig plantje werd in beslag genomen en verbeurd verklaard. Dat was me te veel! Je droeg toen nog blouses met een elastiek om het middel en ik vulde de mijne. De heer Nubé merkte bij zijn onderzoek niets, ik passeerde en heb het hoofd Ton-ns-man. Voor de zeventiger jaren van de vorige eeuw was het met het ophalen van de faecaliëen van de inwoners maar slecht gesteld. Dat was toen aan particulieren verpacht. Mensen, die aan een sloot woonden konden het spul door riolen kwijt worden; de pachter zorgde zo nu en dan voor onzen school dat met zijn voor kant de leerlingen fouilleerde aan zijn achterkant keurig behangen. Ik heb er nooit iets van gehoord maar het moet wel hoera geweest zijn. Misschien komt het nog. Immers de heer Nubé Jr. is mr. Nubé, edelacht bare rechter aan de Rechtbank! Later op de H.B.S. zaten we eens allen op de experimenteertafel van het bord de qualitatieve analvsc der elementen over te schrijven. Heel mooi. Op die tafel was een stelling voor de chemi- caliënflessen en ingelaten in de tafel waren gootstenen met boven elk twee kranen met hoge, draaibare uitstroompijp. Mijn vriend Ruurd van der Lei en ik waren klaar. Ik draaide de hoofdkraan dicht terwijl Ruurd handig de kranen open zette en de uitstroompijpen boven de tafel richtte. Ik hield het gezel schap ondertussen bezig met een mopje en bij de ontknoping draaide Ruurd de hoofdkraan open. Resultaat: Twintig natte broeken en een gebrul! De heer Roest Crollius kwamen aanren nen en liep van schrik niet kreu pel. Onze goede amanuenis de lieer Luxwolda, vloog dc tuin in het slatten van de sloot. Maar alle andere Leeuwarders moesten maar zien het kwijt te worden aan de pramen, die op vaste plaatsen in de grachten lagen. Langzamerhand raakte dat sys teem in de hobbel en op den duur werd het zo'n smerige boel, dat bijvoorbeeld schippers bij laag water niet eens met hun schip aan de wal konden komen. In 1870 maakte de stad er met het tonnenstelsel voorgoed een eind aan. Sindsdien komt in de meeste woningen, gewoonlijk om de week, nog altijd de tonneman. Met z'n eenvoudige roep komt hij, meest zonder aan te bellen, met een schone ton - op een „suterich" stukje stof - op z'n rechter schouder, het huis in. De weg naar de pie is hem gewoon lijk wel bekend. Dan neemt hij het zinken deksel van de lege ton en sluit de volle er mee af. Nadat hij alles weer in orde heeft gebracht, neemt hij de „ton met inhoud" op de schouder en stapt zwijgend naar buiten (Deze herinneringen aan een Stem uit het Verleden is ge schreven vóór I960. Nadien is Leeuwarden vrijwel al z'n tonnen kwijtgeraakt. Er zijn nu alleen nog enkele pri- vaattonnen in zogenaamde krotwoningen, die binnen kort worden gesaneerd. Red. 't KI. Kr.) omdat hij zijn lachen niet kon in houden. Zou ik daar spijt om moeten hebben? Nee hoor! Dat was het. Ruurd, zou hij nog leven? Den Haag DE HOOP A. van Hespen Een onzer abonnee's stuurde ons deze prentbriefkaart, die wij nu, ruim tien jaar na de uitgifte, wel heel erg curieus mogen noemen. Op de achterzijde staat namelijk:„Leeuwenkuil Leeuwarden" en nu weten we alle maal, dat de leeuwenkuil er nooit gekomen is. Het is bij schone plannen gebleven en in het kader van die plannen paste ook het uitgeven van deze (propaganda) kaart. Beter let dan net, is hier het spreekwoord. Ik wou u nog antwoorden op uw krantsje no. 214 betreffende de molen de Hoop. Het is wel zeker dat het de molen is uit Berlikum, en de reden is dat ik vlak bij die molen ben grootgebracht, en dat zit zo, ik was 5 jaar toen ik mijn ouders verloor in Amsterdam en werd ik naar Berlikum gebracht, bij een oom J. Dusselaar, scheepstim merman. En nu de molen de Hoop, ik weet niet precies het jaar, maar ik meen dat ik toen 6 of 7 jaar was en mocht ik op de wiek van de molen staan met de kinderen van Sjoerd-Willem Groenhout, die alle twee werkzaam waren op die molen en Bonne Groenhout op de oliefabriek, (drie gebroeders) en waarom mochten wij op de wiek van de molen de Hoop staan? Daar Jan Olieslager met het vliegtuig op de Wilhelmina- baan (achter de meelfabriek) de lucht inging in Leeuwarden. Het stukje van een huis links naast de molen was van Willem Groenhout, rechts van de molen is de Boterhoek en de Balksloot, waar ik als kind in viel en werd gered door Zwaagstra. De foto is genomen van een weiland aan de andere kant van de Leeuwardervaart en wij hebben er toen een glimp van ge zien. Er werden vroeger veel balken aangevoerd en die gingen dan te water als vlotten, en werden geloosd in de Balksloot en de grote Kolk voor de molen. Er was vroeger een drukke scheepvaart daar bij die molen, daar alles over water moest, of tram. Demmers (vervolg van pag. 8) Verder vond men in dezelfde straat tanden, die waarschijnlijk aan zeehonden hadden toebe hoord. En toen, honderdvijftig jaar gele den, het huis op de Nieuwestad ten westen van De Witte Beer werd gebouwd, stuitten de bou wers op een diepte van drie meter op een laag gave zeeschelpen, die - aan de kant gegooid - bleek te rusten op een vlak en hard strand. Dat moeten dus schelpen zijn ge weest, die vijf eeuwen eerder door de golfslag van de Middelzee waren aangevoerd, want toen onze verre voorouders de vijftien de eeuw ingingen, was de oude Middelzee al dichtgeslibt en restte er van de zee zelf niets meer dan de Nieuwlandsvaart - de gracht, die er vandaag nog is en die de Nieuwestad in twee stukken snijdt. FENNO L. SCHOUSTRA.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1974 | | pagina 10