HEERLIJKE HERINNERINGI
zus teun gijs kees
't 3kleine 3£ran'óje leeót iedereen
EEN VORIGE MAAL HEET T KLEINE KRANTSJE ALS BLAD VAN DE NOSTALGI
NAAR HET VERLEDEN MIJ RUIMTE VERSCHAFT OM ENIGE HERINNERINGEN 01'
TE HALEN AAN DE LERAREN. DIE IK HEB GEHAD OP DE R.H.B.S. IE
LEEUWARDEN EN OM DE LOF TE ZINGEN VAN ENIGE HOOGST BEKWAME
OPVOEDERS, AAN WIE IK ZOVEEL HEB TE DANKEN. IK ZOU. MEEN IK. TE KORT
SCHIETEN ALS IK NIET OOK ENIGE WOORDEN VAN WAARDERING WIJDDE AAN
DE ONDERWIJZERS EN ONDERWIJZERESSEN. DIE MIJN EERSTE SCHREDEN 01'
HET PAD DER ONTWIKKELING BEGELEIDEN. NEDERLAND KAN ZICH N.L.. INHEI
ALGEMEEN. GELUKKIG PRIJZEN, DAT HET EEN CORPS ONDERWIJZERS HAD.
DAT DE FUNDAMENTEN HEEFT GELEGD VOOR DE ONTWIKKELING VAN VELE
NEDERLANDERS, DIE, NIET ALLEEN IN HET EIGEN LAND. MAAR OOK DAAR
BUITEN, HOGE POSTEN HEBBEN BEKLEED EN DIT ERVOOR HEEFT GEZORGD,
DAT DE ONTWIKKELING VAN DE DOORSNEE- NEDERLANDER DF. TOETS DER
VERGELIJKING KAN DOORSTAAN MET DIE VAN DE DOORSNEE-BEWONER VAN
ANDERE Z.G. BESCHAAFDE LANDEN. DE FRANSMAN MISSCHIEN UITGEZON
DERD.
Ik zeg met intentie „had", omdat
ik er tegenwoordig wel eens aan
twijfel - gezien mijn ervaring met
de resultaten van het huidige on
derwijs, waarbij vooral de z.g.
kritische onderwijzers m.i. een
niet bepaald gunstige rol spelen -
of dat onderwijs nog wel altijd op
dezelfde hoogte staat. Het feit,
dat de onderwijzers thans wor
den opgeleid op instituten met de
sophistische naam van „paedago-
gische academies" doet daarSan
niets af. Als men niet de ware in
stelling heeft om een goed
onderwijzer te zijn, d.w.z..bezield
met de gedachte om het kost
baarste, dat een «olk bezit, z'n
spes patriae, te helpen opleiden
tot nuttige burgers en dit te doen
op een volmaakt neutrale wijze,
dan kan men zich beter verre
houden van zo'n belangrijke
taak.
KENNIS EN KARAKTER
De onderwijzers, die ik - tot mijn
geluk - heb gehad, bezaten,
evenals later mijn leraren, in
hoge mate die eigenschap. Naast
het geven van lessen, gaven ze
hun leerlingen door hun voor
komen, door hun accentloos
Nederlands en door hun be
schaafde manieren, nog iets
anders mee dan alleen kennis.
Kennis is weliswaar macht, maar
er is iets, dat nog meer waard is
en dat is karakter en de gemak
kelijke manier van omgang met
andere mensen. Het zijn woorden
van onze grote de Ruyter, die nog
altijd prijken boven een van de
zalen in het opleidingsinstituut
van de Koninklijke Marine:
„kennis is macht, maar karakter
is meer". Nu wordt men welis
waar met een bepaald karakter
geboren en lijkt het mij verkeerd
om van karaktervorming te spre
ken, maar men kan er wel aan
schaven en het in gunstige zin
vervormen. En daaraan werkten
de onderwijzers die ik bpdoel,
NIET MET PLEZIER
Het is inderdaad waar, een kind
gaat niet met echt plezier naai
school. Het kind heeft liever
vacantie of speelt op straat. De
school is een noodzakcli|k
kwaad, althans in de ogen van
het kind. Des te meer ontzag kan
men daarmon hebben voor de
mensen, die deze weerstrevende
kinderschaar in het gareel weten
te houden, om haar min of meer
tegen het zin de kennis bij te
brengen, nodig om zich in de
moderne wereld staande te
houden. Vergeet daarbij niet. dat
het aantal kinderen met een hoog
intelligentjë-quotient betrekke
lijk laag en dat met een laag l.Q.
betrekkelijk hoog is, zodat er
vaak bijzonder veel geduld en
inspanning nodig is om de
achterblijvers mee te slepen. Nee,
men moet er min of meer voor in
de wieg zijn gelegd, om als onder
wijsman een nuttig en daarnaast
prettig bestaan te kunnen leiden.
Zoals gezegd, naar mijn mening,
waren de dames en de heren, van
wie ik les heb gehad dp de lagere
school aan de op de Schrans uit
komende Schoolstraat, van het
goede hout gesneden. Die school
was toen al een oud gebouw,
bestaande uit een zeven-tal loka
len, die alle gelijkvloers waren.
Zi| had één lange gevel, «aar
achter zich, als ik me wel herin
ner. vijf lokalen bevonden, met
tussen het 2e en 3e lokaal de
dubbele schooldeur, waarachter
de hal, die uitkwam op de achter
de lokalen liggende gang. In de
hal stonden aan weerszijden twee
open kasten met vakjes, waarin
we de klompen plaatsten, die we
toen allemaal droegen. Aan de
andere kant van de gang waren
nog twee lokalen, waarvan er een
gebruikt werd voor het gevefi van
de - facultatieve - catechesatie en,
naar ik meen, voor breiles. Ook
bevonden zich aan die zijde de
toiletten. Aan het ene eind van de
gang was een kolenhok, waarin
zich ook de trap bevond, die
voerde naar de over de hele
school heenlopende zolder. Op
die zolder werd turf opgeslagen.
Aangrenzend aan de school
bevond zich de ambtswoning van
het Hoofd. In mijn tijd was dat
de heer Harts. Voor de school be
vond zich een door hekken en
een schutting afgesloten speelter
rein, waarop wij ons in het vrij -
kwartier verpoosden en katte-
kwaad uithaalden. De eerste
schooldag zal ik wel door mijn
moeder naar school zijn ge
bracht. maar dat herinner ik mij
niet meer. Wel, dat-ik in de eerste
klas les heb gehad van juffrouw
Halbertsma. Zij .was een lange,
vrij frêle figuur met blond haar,
blauwe ogen en een vriendelijk
gezicht. Zij was, naar de mode
dier dagen, gekleed in een tot op
de grond reikende rok en een
bloese met opstaande hals. Zij
had een zacht karakter en dito
stem. maar had geen moeite
daarmede en met behulp van het
leesplankje van Hoogeveen de
kinderen de elementaire beginse
len van het lezen bij te brengen
en het rekenen tot twintig. Nog
CDOOR
MR.J.S.BLJL
door hun beschaving en hun
omgang en de wijsheid, waarover
ze beschikten, mee. Zij waren
gentlemen in de ware betekenis
van het woord, zeals hun vrouwe
lijke collegae echte dames waren.
Als dat niet zo was geweest, zou
ik nooit zo'n prettige herinnering
aan de lagere school hebben be
houden.
duidelijk zie ik voor mij de op het
bord opgehangen kaart met
„aap", „noot", „mies", „teun", I
Begrijp me goed. waarde lezer, ik
zeg dit met een retrospectieve
blik op een verleden van zo'n
zestig jaar geleden. Want het is
nog altijd zo en het was toen niet
anders, dat het gezegde van van
Alphen „Mijn leren is spelen" op
geen enkel kind van toepassing
is, zelfs niet op de vlijtigste en
meest geïnteresseerde. Als Hilde-
brand de vreugden van het
jongensleven bezingt, begint hij
zijn vers met:
„Hoe zalig, als de jongenskie!
„Nog om de schouders glijdt,
beschrijft daarna verschillende
spelen, die het kind bezig houden
en eindigt met:
„Haast zult ge op school gekort
wiekt zijn
„Uw vreugd loopt snel ten end
„wei-de", „scha-pen" enz. Zij
wees de verschillende prentjes,
met daaronder de woorden, aan
met een stok en de klas moest
daarop reageren door in koor de
verschillende namen op te zeg
gen. Ook het rekenen van één en