[£RS IN VORIGE EEUW Se suden en se musten mar se dusten niet 't Vileine 3^-rantóje ieeot iedereen RI IS EN SOMMIGE MENSEN, KI IVER FUTILITEITEN KUN- JD ENLIJK EENS WAT MEER ZE I ZIEN. DE BETEKENIS, DIE 01 NOG HAD VOOR HET VER- )EF HET GROTE AANTAL SCHEEPJES AAN DE KADEN; ER KAN HAAST GEEN SCHUIT MEER BIJ. VEEL VAN DE MARKTBEZOEKERS LIJKEN BOEREN TE ZIJN, ZODAT WE MOGEN AANNEMEN, DAT DE FOTO OP EEN VRIJDAG IS GEMAAKT. OF WAREN ER INDERTIJD MEER MARKTDAGEN, WAAROP HET VOLK UIT DE PROVINCIE NAAR DE HOOFDSTAD KWAM? vervolg van pagina 3 Eend, beker. De lange ee volgt de Nederlandse regels. Dat een Leewadder eend er wat anders uitkomt dan een Hollandse ligt meer aan de volgende n dan aan die ee. Wij schrijven dus e in open, lettergrepen, beker, eend. Lastiger is de ea, die men vaak hoort wanneer er een r volgt, die vrijwel nooit wordt uitgesproken. Hier verdient de Friese spel ling de voorkeur. Dus earder. Laat de r rustig staan; het woord verliest anders veel van zijn herkenbaarheid. Resultaat: Ik hew tien knikkers, dou hest mear, mar Jan het de measten. De "stomme e" blijft het moeilijkste probleem. Nu be staat in het noorden de nei ging deze klank iets dieper uit te spreken dan in het westelijke Nederlands. Het totale woordbeeld zou echter te moeilijk worden, wanneer wij deze klank overal met u zouden spellen. In het Neder lands is men er ook nog niet uit, dus volgen wij onze schooltaal, maar - als de zet ters er niets op tegen hebben zou ik de lidwoorden toch wel graag als 'n en 't (tegen over het-heeft) geschreven zien. i. Bij de i kent het Leewadders alle drie Friese mogelijk heden. Hier gaan wij dus op de Friese toer. Nooit begre pen heb ik echter waarom het Fries ik byt, wy bite schrijft. De y van De hon byt zou ik in het meervoud De honnen byte dus maar gelijk laten. De i van dik geeft geen enkele last, Houen zo De tweeklank in tien en niet is dacht ik aan het verdwij nen. Ik zou hem alsnog wil len blijven schrijven, maar wel zou ik "niet graach hl nyt uut de lottery trekke." o. De o hebben wij weer kort en lang plus enige varianten, hok, bok, boom, goate, boar, kort, skölk. Hok, bok en boom geven geen moeite. Boar en goate volgen de Friese schrijfwijze, om wat evenwicht te houden met de ea-klank. (Boar klinkt toch ook iets anders dan boor). Moeke het 'n nije skölk foar, dy is korter as hut ouwe. Die vreemde klank hier komt ook in de Saksische dialek- ten voor. Daar heeft men de oplossing met Umlaut geko zen. Wij volgen. u. Ook weer lang en kort: bus, buuk, buren. Pyn in 'e buuk en Se suden en se musten mar se dusten niet, is hier het resultaat. ij. Deze klank is vrij zeldzaam: lotterij, frij. Tegenover de Nederlandse ij staat in ons dialekt meestal y, hetgeen ik dan ook in het schrift zou willen laten uitkomen: blyve, nydig. Maar: supenbrei en hi hartstikke geiien-een' om dat hier die klankwet niet op gaat. ou. Op het gehoor af zou ik hier steeds ou willen schrijven: gou, grou, biou. (In ver lenging: grouwe, enz.). De medeklinkers. De c is alleenstaand een vreem deling. Die kunnen wij dus ver mijden: sirkel, syfer, sytroen. (Ik zou hier voor sytroên kunnen voelen om onze zeer bijzondere oe-klank tot haar recht te laten komen.) De d als eindletter blijft, waar hij bij verlenging wordt gehoord, dus hoêd (hoêden) en noet hoêt. De g schrijven wij (net als in het Fries) bij goéd, maar goêdichheid lijkt mij dan konsekwent. (maar wel lastig). Het Fries kent de v niet. Wij ook niet, dus f of w. Fak, fekaansje, ower, owerigens. Zo zal de z aan het begin van een woord ook door s moeten worden vervangen: suver, saneke. Maar tegen rezynen is geen bezwaar. Uutloopke. Ik hoop, dat dit stukje ook iets kan bijdragen tot eenheid in de Leewadder spelling. Goed luus- tere: ik wil der met gyn meens ruuzje om make Wy't 't anders wil, is fast en seker gelearder as ondergetekende, dus dy syn miening gaat foar. Westerbork L. Monderman.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1974 | | pagina 7