CUJeuftef
mij, faup....
Uw eigen bank
Friesland Bank
3^.leine "5^-rantóje leeet iedereen
Lezers klommen in de pen
AUKE WIERDA
In 't Kleine Kraritsje nr. 213 las ik het
stuk van Annie v.d. Schhaf-Wierda.
Wij woonden omstreeks 1908 op de
Landbuurt, Mijn vader werkte bij
Vosmann en Zn, dat was een koren
molen, die stond vlak bij het oude
tramstation, zo goed ik nog weet. Ik
ging op scholl in de Kruisstraat. Mijn
vriend was Auke Wierda. Ik heb nog
een foto van hem, die gaat hierbij.
Misschien kan Annie nog vertellen
wat de foto voorstelt, het zal zo onge
veer 60 jaar geleden zijn. Plm. 1910
zijn wij verhuisd naar 't Hoekje, dat is
tussen St. Annaparochie en St. Jaco-
biparochie, daar is Auke nog wel bij
ons geweest met vakantie.
Leeuwarden Hein Hogerhuis
HERINNERINGEN
Vervolg
Dit is het vervolg van de
herinneringen van onze abonnee,
de heer H., die nu in Nieuw
Zeeland woont, maar zijn jeugd
heeft doorgebracht in de omge
ving van het Nieuwe Kanaal en
Het Vliet.
Bij de scheepswerf van Lande
weer en Stemmer ging ik zomers
zwemmen, lekker diep en je kon
duiken van de leuning. In de
schafttijd gingen de werklui ook
en dan pakten ze mij bij kop en
kont en met een slinger over de
leuning in het water. Ik kon er
niet genoeg van krijgen en
dikwijls moest mijn oudste zuster
me ophalen als vader 's middags
thuis kwam eten, ik geloof ze
hadden anderhalf uur schaft bij
Koopmans, dan gooide ze met
pollen gras om me_ er uit te
krijgen.
De Centrale loosde zijn koelwa
ter in het Vliet door een duiker
onder de weg door naast
Stemmers villa, 's Winters be
vroor het Vliet, maar daar nooit
omdat het water warm was, dus
een mooi open zwembad voor mij
en al vroor het of lag er sneeuw
dan kon je mij toch in het water
vinden: zwemmen of vissen.
Meer landwaarts naar de Centra
le was een dam, een scheiding bij
het slootje van Landeweer. Die
had zulke lekkere appels in de
tuin, er stond wel een muur om
heen, maar dat was geen be
zwaar. Wat heb ik een slaag
gehad, niet van hem maar, van
mijn vader, met de karwats. En
dan zonder eten naar mijn krib
be. Mijnheer Landeweer gaf niet
meer zijn afgedankte kleren van
zijn kinderen.
Oorlog! Honger! Stienstra bracht
zijn brood bij Stemmer, het
bootje lag .bij 't stap ik er onder.
Hij praatte altijd in zichzelf. Hij
met z'n korf over de weg
achterom naar de keuken, ik
lichtte vlug de bak op, nam een
half broodje, onder het stap en
voor hij terug kwam was ik al aan
't eten, zien kon hij me niet.
Ook ging ik dikwijls zwemmen in
de Kurkemeer, dat liep langs de
Schilkampen zo naar de Groote
of Kleine Wielen of bij de molen
op 't Kalverdijkje. Op de hoek
had je ook een boerderij, mooie
snoeken waren daar in de sloot.
Ik had dan een koperen strik en
een stok en ving ze zo. Bij de
Kanaalsbrug had je nog een
boerderij, die naam kan ik me
best herinneren Simmer heette
hij. Zijn knecht was een klein
mannetje, hij liep wat voorover
en was een beetje achterlijk. Als
er een kalf dood geboren was
kreeg hij vlees, ik heb wel meege
geten. Ze lagen in een woon-
scheepje in 't Vliet bij de stroom
van de Centrale.
Verder ga ik nu terug naar de
lijnzaadfabriek van Hommema
en Eskes, later afgebrand. Hij
kreeg zijn eerste vrachtauto met
massieve banden, sjonge dat was
wat een bekijks! Heel de buurt
liep uit, je kon er niet doorko
men. Voor mij was dat niet zo
erg, ik zat er al boven op en er af
kon ik niet van de mensen, nou
weet ik niet meer hoe lang ze
hem gehad hebben, maar niet
lang hoorde ik later van de
m
i i i
jX AnSrfW
mensen aan 't Vliet. Die rot auto
heeft wat schade berokkend,
want het waren haast allemaal
kinderhoofdjes op 't Vliet en dan
massieve banden. Dus schilde
rijen van de wand, vazen van 't
kastje en scheuren in de muren
door het geratel en gedreun over
de klinkers. Aan de overkant van
de fabriek had je een scheepswerf
Auke Wierda hoog te paard.
daar gingen we ook nieuw jaar
wensen. Ze wisten precies wat ik
wou hébben een cent en een
stukje bruin pek, waar ze de
naden van het dek mee breeuw
den. Dat was lekkerder dan
kauwgom en je tanden werden er
zo wit als sneeuw v^n. De moeder
van een van mijn vriendjes, die
ook in een woonschip aan het
Vliet lag, kauwde er elke dag op
en had een prachtig gebit.
Folkert heette hij en z'n vader
was mollejager.
Verder terug had je %:hröder,
een betonfabriekje, die had een
betonnen overhaal bootje ook
wat van mijn gading. Het was
oorlog maar wat het was besefte
je toen toch niet. We hadden
immers altijd honger. Vlietse
school, Engelse barakken, krijgs
gevangenen. Ze kregen goed te
eten en genoeg; de kiepeltonnen
waren zo vol, maar mijn broertje
en ik wisten precies wanneer het
etenstijd was, gauw een gaatje in
't prikkeldraad en naar de kie-
pelton; vlees zat er in en de wacht
kende ons allang en we zeiden
het tegen niemand, dus hebben
we dat een poosje vol kunnen hou
den. Tot het uit lekte en heel
Leeuwarden voor het prikkel
draad kwam te staan.
Nu even naar de Vijverbuurt-
school, maar dan niet door de
steeg door de Weerklank, maar
Men kent er de Friese
verhoudingen en is bereid
plaatselijke en provinciale
belangen te dienen.
over de Singel. Ik zal niet
spijbelen, maar we kunnen ook
niet terug want daar achter ons
komt de hoofdonderwijzer
(naam ik weet niet meer, hoor)
oud persoon, grijze baard, wan
delstok. De herder blijft niet
staan aan de walkant, één stap
van hem naar links en een tikje
met de wandelstok en lopen
maar, zo dreef hij 'n schaapjes
het schoolhek in. Ik ruik nog de
lei en de griffel en de sponsdoos
met een boon of een erwtje erin.
En zie nog of het gisteren was de
ezel met het bord aap noot mies
enzovoort. Van zingen hield ik
veel en ik kan ook nog alle versjes
die ik toen geleerd heb, er waren
wel niet veel maar gedichtjes uit
de middeleeuwen. Ik kende ze zo
uit 't hoofd en nu nog. Friezen en
Bataven waren groot en sterk
enz. enz. Gymnastiek goed,
schrijven slecht, meestal waren
mijn gedachten buiten in de zon
of 's winters op de schaats of bij
dat scheepje met peen aan de
Singel, die lekkere dikke, of bij
het zandscheepje, dat daar loste
met het schippersvrouwtje aan de
schop in het ruim met haar
ringetjes in de oren. Ik had het al
gauw bedorven als mijn ge
dachten er niet bij waren: grote
mond. Naar de bovenmeester, in
het kolenhok, deur dicht ook
maar voor één keer hoor Er was
een klein raampje in, wat turf op
gestapeld en er uit. Klompen
Vervolgoppagina7
Bij de scheepswerf van Landeweer ging ik zomers zwemmen