^erkoopto WMtfEtv*
ONANISME
ZELFBEVLEKKING
SIPKE WU SO GRAAG DE ZEE SIEN
7
MEW o VOOH
't 3fleine ZLCrantAje leeót iedereen
DEZUSLOOT
was lang geleden een oude uitwa-
teringssloot bij Tonnenburg aan
de Stienserdijk. De zijl was oor
spronkelijk een sluisje in de ooste
lijke dijk aan de Middelzee.
DE LIEVE VROUWEN
POORTSDWINGER,
aangelegd als bescherming van de
Lieve Vrouwenpoort op het eind
van de Nieuwestad, verloor in
1572 op last van stadhouder Cas
par di Robles zijn halfvormige ge
daante en werd toen veranderd in
een gelijkzijdige driehoek.
DE HUIZUMER PUP
was vroeger en is eigenlijk nu nog
de pijp in de Nieuweweg over het
water van de Weaze bij de
Amrobank. Vroeger lag hier de
Huizumer Waterpoort.
DEHOEKSTERSCHANS
heette ook wel Sint Catharina-
schans en was een rondeel, dat in
het midden van de zestiende eeuw
is aangelegd achter de Hoekster-
kerk, oostelijk van de Hoekster-
poort. In 1581 is het kleine
rondeel veranderd in een groot
driehoekig ravelijn.
DE DUIF
was driehonderd jaar geleden de
naam van een huis in Leeuwarden
dat op z'n uithangbord de voor
stelling van een duif gaf te zien.
Aan de stok, waaraan het bord
was opgehangen stond aan de ene
kant: „Als 't duijfken reen, wilt u
bekleen Met simpelheit ootmoe
dig/Want God behaegt, een hart
dat jaegt Na nedrigheit voor
spoedig", terwijl de andere kant
van de stok vermeldde: „Het
duijfken was, Gods boode ras: Die
Noach deed vermelden Den
vrede goedt, als den zondvloet
Geweken was de velden".
DEBOLLEMANSTEEG
tussen Grote Kerkstraat en Bagij-
nestraat, heeft ook tijdelijk
Schoolstraat geheten. Een bolle-
man was vroeger in de steden
iedere eigenaar van een stier; de
steeg moet genoemd zijn naar
„Harmen Stalmeister, alias Bolle-
man in de Bagijnestrate", die hier
een veestal van het Bagijnekloos-
ter heeft gehad. In een van de
huizen aan de Bollemansteeg zit
een gevelsteen met het opschrift:
„Godt is die steen En anders
gheen Daer ick op bouwe En
vast vertrouwe 1709".
DE WITTE BEER
was in het laatst van de zeventien
de eeuw een huis in het Nauw, be
woond door een pelser of pelserij-
enhandelaar. Er was een uithang
teken met een witte beer en de
spreuk: Inde witte beer Verkoopt
men bonten leer.
DE GOUDEN LEEUW
heette tot voor een honderd jaar
een winkelhuis op de hoek van de
Wortelhaven en de Eewal. In 1869
is deze Gouden Leeuw afgebro-
Deze ligchaam - en geestverwoestende gewoonte, die alle
levenskrachten vernietigt, ja, niet zelden den lijder aan de uiterste
wanhoop prijs geeft, heeft in hare vreeselijke gevolgen tot heden
nagenoeg weerstand geboden aan alle middelen der kunst. Gij, die
uwe gezondheid, uw levenslust en denkvermogen terug verlangt,
kortom, een geschikt lid der maatschappij wenscht te zijn, haast u
eene gelegenheid aan te grijpen.' welke ter uwer redding wordt
aangeboden. Een geneeskundige, aan wien een tal van slagtoffers van
dien onverzadelijken hartstogt hun behoud te danken hebben, bezit
eene onfeilbare methode van behandeling, op de natuur zelve
gegrondvest, waarvan binnen korten tijd de gunstige gevolgen zich
reeds doen zien. De stipste geheimhouding wordt verzekerd. Men
adresseere zich franco, onder no 10, bij de Boekhandelaar A. M. C.
van Leeuwen. Reguliersgracht, hoek Utrechtsehe Dwarsstraat, Z 720,
te Amsterdam.
(1871)
ken, waarna op deze plaats het
(voormalige) postkantoor werd
gebouwd.
DE BOER
was de naam van een houtzaag
molen aan het Zuidvliet. Op oude
kaarten van 1698 en 1718 kunnen
we de molen De Boer al zien. De
molen is waarschijnlijk een
anderhalve eeuw geleden afge
broken.
HET HOLLANDERHUIS
was in oude tijden een tolhuis aan
de enige weg, die naar Holland
leidde: de Hollanderdijk. Later
werd het Hollanderhuis een her
berg, het is een boerderij en zelfs
ook een weverij geweest. De
laatste bewoner van het Hollan
derhuis was de expediteur J.
Strooisma. En waar dit Hollan
derhuis nu precies heeft gestaan?
In de Leeuwarderstraat, waar nu
de slagerij is van de heer Glas.
't Was nog nooit gebeurd. Ze
hadden d'r eigenlijk oek nog
nooit eerder over nadachtSipke
en Gosse hadden nog nooit inne
trein sitten.
Gosse zag geregeld de rook
vanne treinen van en naar
Groningen, omdat ie bij Achter
de Hoven woonde inne Fabriek-
steeg, mar Sipke zag zelden een
trein.
Ja. je konnen naar het station
lope en dan kan je daar achter
het hek staan gaan. Daar
stonnen dan vaak treinen. De ene
gong naar Harlingen, de andere
gong naar Sneek en Staveren en
anne butenkant ston de trein
naar Zwolle en vandaar uut
gongen dan treinen naar Hol
land.
Oppen sundag kwamen Gosse
en Griet te koffiedrinken bij
Sipke en Moaike. 't Was een
mooie dag. De zon skeen. 't Was
niet te warm. Het was mei. En bij
et kopke koffie met een stukje
koek kwam 't hoge woord er uut.
bij Sipke, "Weest wat ik nou wel
es wu zei Sipke teugen Gosse.
"Nee", zei Gosse. "Hoe mut ik
wete, wast tou wuust
"Ik wil es met de trein fut", zei
Sipke. "Ik hew van mien hele
leven nog nooit innen trein seten
Gosse kon eerst gieti woord
uutbrenge van opperste verba
zing
Martha kwam het eerst weer bij
stik-en-stuut
"Waar wuust dan hene? vroeg
ze. "Je mutte toch een doel
hewwe.je mutte toch ergens heen
wille".
"Ik wil es naar Harlingen", zei
Sipke met een gezicht van: nou
wete jimme et.
"Nanr Harlingen?" zei Martha.
"Naar Harlingen?" zei Griet
"Naar Harlingen stotterde Gos
se. Wat mutte wij in Harlingen
doen, in vredesnaamvroeg
Gosse verder.
"Wat we doen mutte", zei Sipke
met een gezicht as van een
ontdekkingsreiziger", ik hew nog
nooit de zee zien en Harlingen
leit anne zee. Daarom wil ik es
naar Harlingen
Nou dat was wat.
Mette trein naar Harlingen om
de zee te zien.
Gosse was er helemal beduusd
van. Hij kon de eerste vijf
minuten gien woord uutbrenge.
Nou zei Gosse nooit veul dus dat
viel niet direct op.
Martha vroeg wat dat allemaal
kosse must. En Griet vroeg of ze
oek wat eten met nimme musten
wat an Martha het kribbige
antwoord ontlokte. "Wat doch
ten jou dan. dochten jou soms
dat we in een café zitten
gongen? ""Nee", zei Martha, die
de pienterste van het hele stel
was, "we nimme mien karrebies
met en ieder zorgt voorzien eigen
eten
inne Houtstraat op die Sundag in
mei bij een kopke koffie en een
stukje koek, besloten dat de
volgende sundag. as et mooi weer
bleef, Sipke en Martha en Gosse
en Griet met de trein naar
Harlingen reize suden om daar
de zee te zien.
Wat een week van spanning en
van zenuwen, oergrieselijk. Het
bleef de hele week mooi weer en
toen de sundag anbrak skeen de
zon volluut. Gien wiendsje ritsel
de deur de bomen van de
Spanjaardslaan toen Sipke en
Martha naar et station stapten.
Et was einepieke weer. om et so
maar es te zeggen.
Martha had de karbies bij zich.
Ze suden Gosse en Griet bij et
kaartsjes naar Harlingen. heen
en weerom.
Inne trein staken de mannen elk
een segaar op en de vrouwen
itammen een pepermuntsje "Ik
hew nou es een goeie segaar
kocht", zei Sipke. Dit is een
Select, die hew ik kocht bij
Scheepstra bij de Doelen. Kosse
vijfcenten het stuk". "Zo." zei
Gosse "nee so duur koop ik ze
niet. Dizze kost maar drie
De trein reed. Ze zagen de
Oldehove langzaam verdwienen
en toen reden ze tussen de
weilanden. "Wat gaat sun trein
had. hé", zei Martha, Sipke
straalde van genoegen en tussen
twee halen an sien segaar zei ie"
"Ik hew wel es lezen dat zon
over dat gras, je doene net of wij
dat gras et e mutte
"Du... du... dus et gaat deur?"
stotterde Gosse.
"Ja zei Sipke. Daar hew ik nou
al zo lang teugenan keken, ik wil
de zee zien en ik wil oek es inne
trein zitte. Dat wil ik oek wel es
be leve".
Daar was niet veul tegen in te
brengen.
En so wudde daar in et huuske
Station ontmoete En toen ze bij 't
station kwamen stonnen Gosse
en Griet daar al te wachten.
Gosse droeg een grote pude met
brood en dat wudde deur Martha
inne karbies deen. "Hier Gosse",
zei ze, "dou kanst mooi dizze
karbies drage". Ze gongen de hal
van et station in en daar kochten
Sipke en Gosse ieder twee
trein wel veertig kilometer per
uur gaat. Dat is wat".
Gosse zat ondertussen als maar
naar de weilanden te kieken en
telkens riep ie: "Kiek es wat een
mooi gras. kiek es wat een mooi
gras wat Griet oppet laast begon
te vervelen en ze zei teugen heur
echtvriend, "skei nou maar es uut
De trein bracht hun langs
Massum en Deinum en Dronriep
en Franeker naar Harlingen.
Wat genoten ze van dizze eerste
treinreis.
En toen ze dan eindelijk de zee
zagen waren ze sprakeloos, wat
ver. wat ver. Wat konnen je hier
verweg zien en niks as water, dat
rustig teugen de zeediek klotste.
"Kiek", zei Gosse, "daar inne
verte gaat een skip, een stoom
boot" En ja, daar zagen ze de
stoomboot. "Waar zu die hene
gaan? vroeg Griet. Daar wisten
ze zo gauw ook gien antwoord op
te geven. "Miskien gaat ie wel
naar Engeland", zei Sipke. En hij
vervolgde, "wat is so'n zee
geweldig hé, meesen wat jien ik
dit geweldig" Na een tiedlang
naar de zee en de blouwe lucht
keken te hewwen streken ze neer
inne leite van de zeediek en daar
wudde de karbies openmaakt en
de broodsjes met kees en
leverworst vonnen gretig aftrek,
's Middags nadat de mannen een
tukje daan hadden waagden ze
zich met de blote vuten inne zee,
wat oek weer een sensatie op zich
zelfwas. Och wat genoten ze van
dizze mooie dag in mei. En ja.
der is een tied van kommen en
een tied van gaan.
Et wudde zo langzamerhand tied
dat ze weer naar de trein musten.
Inne trein troffen ze Bouke de
hoornblazer en dizze Bouke
woonde oek in Leeuwarden in
een van de steegjes oppe
Ouwegleien. Bouke haalde sien
kosje op met een ouwe koperen
hoorn vol duken te blazen. Hij
gong dan meestentieds de boer
op en so as dat gaat met sukke
mannen, hij zat vol met verhalen
en hij vertelde op die late middag
an die vier meessen een verskik-
kelik verhaal weer hun de haren
van te berge rezen en hun de
griezen over de grauwen gingen.
En wat Bouke vertelde hore
jimme de volgende keer.
WRT,