MEESTER BRESSON een bijzondere man T IS WINTER EN SIPKE HET EEN MOOI PLAN 5 op 12 Mei Mevrouw BOURICIUS IDEMA verlangt eene knappe zindelijke WERK MEIDdie vooral goed met de natte en drooge Wasch kan omgaan goed kan Naaijen en vooral van goede getuigschriften voorzien is. Harlingen, 28 Februarij 1871. "t Vileine ^Lirantöje leeM ledereen VAN Met grote belangstelling volg ik altijd de artikeltjes over Meester Bresson, temeer daar ik als leverancier en later als vriend zijn laatste levensjaren tot aan het einde heb meegemaakt. Daardoor zou ik niet veel moeite hebben een Klein Krantsje vol te schrijven over deze bijzondere man. doch ik wil me slechts tot het onderstaande beperken. Toen "Opa", zo noemde ik hem, wat hulpbehoevend werd. vroeg hij mij hem nu en dan wat bij te staan, zoals één keer per week de parkieten schoonhouden, huur en belasting betalen enz., daar zijn huishoudster een te goede vrouw was (zonder haar te beledigen). Geld weigerde ik, zodat ik nu en dan eens een sigaar van 4 cent uit het onderste kistje op de schoor steenmantel mocht nemen; het bovenste was voor als er eens een "hoge mieter" kwam, zoals hij zei, een pastoor ot' kapelaan. Die sigaren kostten 8 cent. Eén hoge mieter-sigaar, die ik eens kreeg, omdat we een parkietje met de nodige eer hadden begraven, is nog steeds in m'n bezit. Ik voorop met het dooie beestje in een doosje met watten. Opa met hoge hoed op en zwarte tipjas, de huishoudster werd gedwon gen ons te volgen. Opa rouwlie den zingend. We moesten tweemaal om de tafel in de kamer dan door de gang naar de tuin, waar ik voor de tijd een grafje had gemaakt. Deze hele ceremonie op voorstel van Opa, zodoende kreeg ik een hoge mieter-sigaar. Menigmaal ontmoette ik daar ook de heer Lampe. 's Nachts, enige uren voor Opa's dood, nadat ik zijn zoon in Tilburg en dochter in Amsterdam had ge waarschuwd, dat het einde nabij was, heb ik Kapelaan Kroese gevraagd hem in de laatste uren nog te willen bijstaan en zijn we samen naar Opa's woning ge fietst in de Kanaalstraat. Op de vraag van Eerwaarde hoe het zo kwam, dat ik als niet Katholiek me zo voor een roomse meester inzette zei ik:" Eerwaarde, het is niet wat je gelooft, als je er maar naar handelt". Hij drukte me de hand. keek me strak aan en zei niets; we begrepen elkaar. Toen het einde er was kreeg ik van de familie, nadat zij eerst enige herinneringen en waarde volle spullen hadden uitgezocht, opdracht het overgeblevene aan een opkoper te verhandelen nadat ik uit die spullen iets mocht uitzoeken als aandenken. Mijn keuze viel op het rookgarnituur met de volgende inscriptie: R.C. Rederijkerska mer "de Palmtak" Leeuwarden. Aan haren Regisseur. 1882 1 De cember 1907. Dit garnituur keurig onderhou den, is nog in m'n bezit. Na alles tot "volle tevredenheid" van de familie Bresson te hebben geregeld, vroegen ze wat ze me. schuldig waren, doch ze hadden blijkbaar al verwacht wat ik zou zeggen, want de zoon z.ei:"Steek je ringvinger eens uit, jonge" en hij schoof er zowaar een prachtige gouden ring om met de inscriptie "Van fam. Bresson aan S.K....r." Het is een ring (ammatiststeen). juist zo één als Opa had. Ik dacht dat deze herinnering wel interresant is voor de nog in leven zijnde leden van de voormalige "Palmtak". Tenslotte: het was niet Jan Bresson, doch Johannes, Norbet- tus.Br. Ook vond ik nog tussen oude papierrommel een oude atlas, die op school was gebruikt door "die jonge van Jansen", zoals Opa zei. H.J. Jansen (de latere Bisschop van Utrecht) zijn naam staat er voor in. Ook deze atlas wordt door mij nog in ere gehouden. Tot zover Meester Bresson. Leeuwarden SJK. Het was oppen zundag in februari en et winterde in et friese land. D'r was sneeuw vallen en toen was et vriezen gaan en suksesievelik wadder een behoorlik brokje ies inne grachten en vaarten komen. Gosse en Griet waren op visite bij Sipke en Martha, bij et kopke koffie en een stukje koek zei Sipke inenen. as 't nou de volgende week zundag krektlie- ke mooi weer is as vandaag en et blieji vriezen, dan suden we welles een tochje oppet ies make kanne. Ja, Sipke, dat zegge je nou wel zo, een tochje oppet ies make, maar et kan oek wel dooie dizze week, zei Martha. Wat prate jou nou, vrouw, zei Sipke, ik zeg gewoon, as et de volgende week zundag krektlieke mooi weer is as vandaag en et blieft vriezen, dan zuden we wellis een tochje oppet ies make kanne. Jou mutte goed luustere, vrouw. Nou ja. zei Martha, ik zei et zomaar. Wat viene jimme der van, vroeg Sipke daarna an Gosse en Griet. Ajjet mij vrage. zei Griet, ik wil wel graag weer es oppet ies staan; we hewwe al een paar jaren achter mekaar gien ies had. Et waren van die kwakkelwin- ters. Nou daar wud een mees gewoon skrimpeljeuzig van. Maar nou is et winter en er is ies, en mooi ies oek, temeessen bij ons inne Potmarge. Wat viene jou der van Gosse Hé Gosse, slaapst weer, vervolg de Griet tegen heur echtvriend. He. wat schrok Gosse wakker. Ik zat niet te slapen, ik zat wat te sloegen. Jou mutte niet sloege, dat doen je tuus maar hoor, we binne nou bij Sipke en Martha. Nou ja, goed, zei Gosse. Gosse was alles goed. War hadden jimme et over We hadden et er krekt over, as et nou de volgende week krektlieke mooi weer is as nou, dat we dan een tochje oppet ies make konnen, zei Sipke.. En nou hew ik et drie keer zeit. vervolgde hij, nou zeg ik et niet nog es. Sipke kon dat gezeur niet hewwe. As et de volgende week mooi weer is ja, maar dat wete we niet. zei Gosse. Gosse had niet hoord dat Martha oek al zo'n opmerking maakt had. Potverdrie. ketste Sipke. Sipke wudde een bitsje gremie- tig. Daar hew ik et niet over. Ik hew et er over as et volgende week zundag oek zuk mooi weer is as vandaag daar hew ik et over. Ik hew et niet over dooien. Ik hew et er over, dat we dan met zien vieren skaatserieden gaan. Ik wil een tocht make. Nou, zei Gosse, die was deur de redevoering van Sipke weer helemaal bij stik en stuut komen, goed. Maar waar wuust dan hene Dat zal ik jimme zegge, zei Sipke. Maar ik zal eerst een segaar opsteke. Must oek een segaar, Gosse Ja, zei Gosse. De beide mannen stakken een segaar op. Kiek, zei Sipke, ik wuu dan hier bij de Noorder- brug opbiene en dan de Dokku mer Ee laans tot anne Bonke. Dan de Bonke laans. voorbij et Tolhuus tot anne eerste hoge brug. Bij de eerste hoge brug gaan we rechtsaf en dan gane we recht uut en dan zo rondom en dan komme we bij de Potmarge uut en dan riede we die hele maal af op huus an. Dat wil zegge, op jimme huus an. Dit laatste tot Gosse en Griet. Nou, dat was een mooi plan. Sipke had wel es meer van die leuke plansjes. V Net as dat reiske mette trein naar Harlingen. Toen et plan eenmaal verteld was kwammen de vrouwen in 't geweer. Mutte we oek wat eten metnem- me, vroeg Griet. Nou, ik zu et zo inenen niet wete, zei Martha. Nee. zei Sipke, we nimme niks met. As we zo'n bitsje moed beginne te wudden legge we an bij zo'n sukeladetentsje en dan drinke we daar een kopke sukelade met een homke koek, da's gezellig. Dat hoort erbij oppet ies. Hoe lang zu et rieden weze met mekaar, vroeg Martha an Sipke. Ja, dat weet ik oek zo krekt niet vrouw, zei Sipke. Weest tou et oek, Gosse Zeg oek es wat, opperde Griet. Gosse keek heel diepzinnig. Vier uren denk ik. Ah. bist niet wies. riep Griet uut. Vier uren We lope niet. We gane oppe skaatsen Nou oppe skaatsen kom je hadder voor- uut Vier uren, waar zitte dien hasses, haalde ze uut. Dat wist Gosse oek zo gauw niet. Gosse behoorde niet tot degenen die daar een goeie pusje van hadden. Nou, je vrage mij toch, zei ie. Zeg jimme et dan maar as jimme et beter wete. En daar had Gosse weer geliek an. We zien wel, zei Martha. Niet, Sipke Wel ja, zei de plannema- ker, we zien et wel. En toen was et tied voor et zundagse brande- wiensje. De hele week bleef et vriezen. De volgende zundag was et mooi weer. Zonnig en hast gien wien. Et vroor vijf graden. Bart van der Weerdt.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1975 | | pagina 5