DOOR
FENNO L.
SCHOUSTRA
'f 3£leine ^Crantóje leeet iedereen
LEEUWARDER JO
NOG MEER DAN IN VREDESTIJD ZULLEN WE IN TIJDEN VAN OORLOG HET IDEE
KRIJGEN, DAT ONS LEVENSLOT DOOR TOEVALLIGE OMSTANDIGHEDEN WORDT
BEPAALD. ZOU HET VLIEGTUIG Z'N BOM EEN FRACTIE VAN EEN SECONDE EERDER
HEBBEN LOSGELATEN, DAN WAS ONS HUIS EN NIET DAT VAN ONZE BUURMAN
GERAAKT, WAREN WE OP DIE EN DIE DAG NIET ZIEK GEWEEST, DAN ZOUDEN WE AAN
BOORD ZIJN GEGAAN EN MET MAN EN MUIS ZIJN VERGAAN. ZO ZAL IEDER VOOR
ZICH VERSCHILLENDE FRAPPANTE FEITEN KUNNEN NOEMEN, WAARDOOR "ALLES
ANDERS IS GEGAAN, DAN HET HAD KUNNEN GAAN".
TERWIJL DE DUITSE BEZETTERS IN DE OORLOG ONZE JOODSE LANDGENOTEN GREPEN
EN VERMOORDDEN, LIETEN ZE IN LEEUWARDEN EEN JONGE JOOD ONGEMOEID: HIJ
VERBLEEF IN ONZE STRAFGEVANGENIS. HAALDE DAAR DE BEVRIJDING EN DANKTE Z'N
LEVEN AAN EEN MOORD
TERWIJL DUIZENDEN JODEN IN DIE OORLOG WERDEN GEDOOD, ZOCHT MINSTENS EEN
JOODSE JONGEN JUIST WEL HET GEVAAR EN HIJ JUIST HIJ KWAM HEELHUIDS DOOR
DE OORLOG HEEN.
Over de een, de tóch beklagens
waardige -moordenaar van het
Amsterdamse meisje Sara Beu
geltas, hebben we in 't Kleine
Krantsje al eens een verhaal
gepubliceerd, met de ander, de
man, die het gevaar zocht en-er
doorkwam, hebben we een dezer
dagen een gesprek gehad - vlak
bij huis, want het is een
stadgenoot, het is een Leeuwar
der, die als jonge Joodse jongen
aan de klauwen van de Duitsers
ontkwam, doordat hij in de
eerste woelige oorlogsdagen niet
bleef waar hij was, maar zonder
bedenken overstak naar Enge
land,
AARZELEND
Aaron de Vries, vier en vijftig
nu. heeft dit gemeen met de
meeste mensen, die heel veel en
heel veel ergs hebben meege
maakt: hij praat er niet graag en
niet gemakkelijk over, hij geeft
aarzelend wat hoofdlijnen aan
en treedt nauwelijks in details,
hij maakt van vijf lange jaren
oorlogsellende een zeer. sober en
summier verhaal. En toch blij
ken vrouw en kinderen, die het
gesprek bijwonen, zo nu en dan
wat nieuws te horen - hé, dat
vader bijvoorbeeld wel kamera
den-zeelieden door de haaien
heeft zien opvreten had ie nog
nooit verteld
Aaron de Vries werd geboren in
Harlingen, maar kwam al als
jochie van vier met z'n ouders
naar Leeuwarden. Vader deed in
textiel, maar hij was geen mag
naat - hij had een klein winkeltje
in de Slotmakersstraat en hij
stond hier ook wel op de markt.
Net als z'n jongere broers en
zusje - Bernard, Herman en
Gretha, bezocht Aaron de school
aan de Arendstuin. de tuuntsje-
skool - later ging hij naar de
Ambachtsschool. Toen hij vijf
tien was verloor hij zijn vader -
die kwam in Oldeboorn onder
z'n eigen auto, toen hij de motor
aanslingerde.
Van de Arendstuinschool naar
de Ambachtsschool, toen als
leerling bankwerker naar de
Machinefabriek van Bijlenga
aan de Willem Loréstraat: "twee-
vieftig inne week".
In 1938, op z'n zeventiende, ging
Aaron de Vries als vrijwilliger
naar de Koninklijke Marine,
waar je in die tijd nog niet zo
gemakkelijk bij kon komen. Het
jaar daarna pakten donkere wol
ken boven Europa samen en
brak de oorlog uit - 10 mei 1940
werd de zwarte dag, dat de
Duitsers hier kwamen.
AFSCHEID VOOR ALTIJD
Op dat moment had Aaron de
Vries zonder het te beseffen het
afscheid-voor-altijd van moeder,
zusje en broers al achter zich -
in de paniek van de eerste
oorlogsdagen zag hij kans het
hoofd koel te houden, hij
veroverde een plaats op een
koopvaardijschip naar Engeland
en ontkwam zo aan de wurgende
greep van de Duitsers.
Een tweede ontsnapping-op-het-
nippertje voltrok zich later aan
de Franse kustf toen de kust
vaarder Depa, met Aaron de
Vries als tweede machinist aan
boord, op hoog water moest
wachten en de snel oprukkende
Duitsers de stad Morlaix in het
Departement Finistère bedreig
den - ze stonden er vlak voor de
poorten, toen de Depa ontkwam.
Tot augustus '41 bleef Aaron de
Vries op deze Depa en ook op
andere kustvaarders varen, toen
ging hij naar de Koninklijke
Marine terug en werd hij bij de
mijnenveegdienst geplaatst op
Harer Majesteits Claesje, oor
spronkelijk een vissersschip, een
van de vele, die in de meidagen
uit IJmuiden waren ontsnapt.
Een deel van deze schepen werd,
met bemanning en al, voor het
vegen van mijnen ingezet. "Dat
was een gevaarlijk werkje"
herinnert de heer de Vries zich
nu, "iedere morgen om een uur
of vijf moesten we er op uit om bij
de ingang van het Bristolkanaal
de mijnen op te ruimen, die de
Duitsers er de nacht ervoor
Midden in de oorlog, 1942: de Jan van Brake! ligt in Miami en krijgt prins
bezoek. Derde van links, stram in de houding, matroos Aaron de Vries.
Romantische beelden van de zee-oorlog, maar bedriegelijk en gevaarlijk.