NACHTELIJK DRAMA TUSSEN JELLUM 't 3£(eiiie 3Crantójè. leeM iedereen EEN ZWERVER VE MAAR NIEMAND We zullen ze nu nooit meer zien, maar in vroeger jaren zijn er heel wat geweest: zwervers zon der een eigen dak boven het hoofd, die dag in dag uit rond doolden van dorp naar dorp, van plaats naar plaats. Het bezit van een sigarenkistje met wat mot- ballen was voor het wettig gezag al voldoende om hen als venter, of - nog mooier - als koopman te kenmerken; daarzonder liepen ze een grote kans als landloper te worden opgepakt. De meesten bezaten kind noch kraai en konden op hun kop gaan staan, zonder dat er ook maar enig waardevols uit hun zakken viel. Al beschikten ze dan wel over wat luttele handels waar, in feite bleven zij dank zij het medelijden van anderen bestaan - hier kregen ze een hap, daar een snap. Dat ongebonden zwerversleven bracht de meeste van deze vagebonden in een staat van vervuiling en verval; ze mochten dan een stukje zeep verkopen, zelf gebruiken deden ze het nooit. SCHOON ALS DE BRAND Toch is er, vijftig, zestig jaar geleden in Friesland een zwerver geweest, die in dit vrijbuiters volkje een uiterst opvallende plaats innam, omdat hij zo schoon was als de brand. Ook hij leek alleen op de wereld te staan, ook hij zwierf rusteloos rond en trachtte met wat negotie het feit te verbloemen, dat hij toch eigenlijk een bedelaar was. Maar terwijl anderen nog nooit van waswater hadden gehoord, waste hij zich als een kat: Rinse Sipma, "Élde Rinse", moet van alle omstippers in het Friese land de netste en de schoonste zijn geweest. De halve bevolking van de provincie heeft Rinse gekend, want hij "bereisde" een groot gebied en deed dat z'n hele leven, tien- en tientallen jaren lang. Daarbij had hij, in tegen stelling tot veel van zijn kornui ten, een uitstekende naam en was hij vooral bemind bij kinderen - hoe vaak zouden die, op afgelegen boerderijen, wel niet blij verrast opgesprongen zijn, wanneer Rinse weer in aantocht was Bij velen' was Rinse dan ook een uitgesproken welkome gast: "hij moat mar gau hwat iten ha" zeiden de boerinnen, zodra hij het erf opkwam. Rinse Sipma was de zoon van een beste bouwboer uit Min- nertsga. Hij werd geboren in 1851 en er is dus niemand meer, die uit eigen ervaring iets zinnigs zou kunnen zeggen van de jaren van zijn jeugd. Toch weten we er nog heel wat van. Op school kon hij niet goed meekomen. Het werk bij vader op de boerderij lukte daarna ook niet zo best. Rinse was een stille, misschien wat dromerige jongen; vader was een doordouwer. Zo konden die twee nogal eens botsen. "Jonkje, dou moatst er wol om tinke, as't yn't fjild biste, moat er hwat barre zei de ouwe, wanneer Rinse wat al te lang naast de ploeg stond lit to pusten. Na een volgende schrobbering liep Rinse naar het dorp, passeerde de herberg en hoorde buiten, dat het er binnen gezellig was. Hij ging er in en werd door de gasten hartelijk begroet: "Een brandewientsje Rinse PLEZIERIGE SFEER De stille jongen werd er getrof fen door de plezierige sfeer - heel wat anders, dan thuis, waar wel hard gewerkt, maar nooit ge lachen werd. "Dou bist let" verweet heit hem, toen hij die avond thuis kwam. "En nou rükst ek noch nei drank. Dêr hoechst net oan to bigjinnen, dan kinst er wol bliuwe". Toen wist Rinse genoeg en ging zonder eten naar bed. De situatie van een gewapende vrede thuis duurde voort, tot er wéér eens onenigheid kwam. Toen klapte Rinse de schuur deur dicht en ging er vandaar - voor eens en voor altijd. Op dat moment, en niemand zal weten, wanneer het precies is geweest, begon voor Rinse Sip ma het zwerversbestaan, dat tot zijn dood zou duren. Hij begon maar te lopen, het gaf niets waarheen en toen de honger ging knagen, klopte hij zomaar ergens aan voor een stuk brood. Voor de nacht zocht hij een bult hooi in het land, hij groef zich er diep in en sliep als een marmot. De volgende dag kon hij zich bij een boer met enig schoonmaak werk verdienstelijk maken. Ho norarium: een gulden, waarvoor hij meteen wat lucifers kocht. En daarmee legaliseerde hij zijn nieuwe beroep - Rinse Sipma was nu venter, die zijn geringe handel geleidelijk uitbreidde, zodat het assortiment tenslotte lucifers, stukjes karnemelkzeep, schuurpapier, garen en band en "misschien ook nog wel wat motballen omvatte. LANDLOPER Deze handelswaar en de paar losse grijpstuivers in z'n zak vormden voor Rinse het schrld, waarachter hij zich veilig waan de: nu kong hij, ergens bedelend om een bete brood niet zomaar als een landloper zonder vaste woon- en verblijfplaats en zon der inkomen worden opgepakt. Lang duurde het niet voor.Rinse de adressen ontdekte, waar hij gerust mocht aankloppen en welkom was. Terwijl veel boeren niets te maken wilden hebben met rondzwervende venters, land lopers en ander kermisvolk, In het door Fenno L. Schou- stra geschreven nieuwe boek Rare Snaken in Friesland, dat binnen enkele weken was uitverkocht, maar waarvan nu een herdruk verschijnt, staat ook het verhaal van een nachtelijk drama tussen Jel- lum en Hijlaard in de lange winter van 1927 op *28. Een oude zwerver verdween toen spoorloos, maar er was nie mand, die het merkte. Voor de lezers van t Kleine Krantsje drukken wij het verhaal hierbij af. waren er anderen, die deze daklozen onmiddellijk accep teerden. Zij gaven ze eten en drinken, ze gaven ze een plaatsje op het stro of in het hooi - en dikwijls verlangden ze niet eens, dat die gasten er enige arbeid tegenover stelden. Zo bouwde Rinse in de loop der jaren een heel net van contact adressen op en had hij zijn vaste boeren, bij wie hij altijd welkom was en waar hij als een soort eregast werd onthaald. Vooral de kinderen op de afgelegen plaatsen zagen altijd vol ver wachting naar de komst van Rinse uit: "Heit, men, dêr komt Rinse wer oan klonk het dan en nadat hij zich z'n eerste bakje thee goed had laten smaken, kon hij op't bankje in de stal boeiend gaan vertellen over alles, vyat hij in de afgelopen weken had beleefd. Ook met de boeren zelf en met de knechten kon Rinse zich gezellig onderhouden. ZWERVEN... Verscheidene decennia moet Rinse Sipma zo hebben gezwor ven van boer tot boer, vooral in de greidhoek, maar misschien ook nog wel dieper de provincie in. Soms kraste hij na een dag alweer op, vaak bleef hij twee of drie dagen om dan maar weer verder te gaan. Het eten werd hem, driemaal daags, in schuur of büthüs voorgezet, voor de ynacht moest hij zelf maar een plekje zoeken in het hooi. Opmerkelijk was dan de vol gende morgen de ijver, waarmee deze zwerver zich onder de pomp ging wassen - waar de andere landlopers niet aan dach ten, was voor Rinse een vast ritueel. Opvallend was ook het kleine blikken doosje, dat Rinse bij zich droeg. Daar had hij niet alleen een sigaartje-voor-de-zon- dag in, maar ook een naald en draad - klein verstelwerk aan zijn kleren verzorgde Rinse zelf. En dan moet hij in Oosterend een wasvrouw hebben gehad, die zijn kleren waste; andere zwer vers achtten het misschien niet nodig aan verschoningen te doen. Rinse deed dat wel. Maar wat hem helemaal stem pelde tot een zwerver van een zeer bijzonder soort, was het gerucht, dat hij wel wat centen De boerderij van Sijbren Jellema met bo had. Sommigen vermoedden het al lang, anderen wisten het wel zeker - een enkeling had hem al eens betrapt op een moment, dat hij op een bankje in de stal alle maal geld zat te tellen en dat in verschillende ponkjes deed; cen ten in 't ene zakje, stuivers in 't andere. Misschien, dat hij in jonger jaren nog wel eens de handen uit de mouwen stak en bij de boeren ook nog wel eens een paar gulden verdiende, later veegde hij hoogstens op eigen initiatief een hoop mest in de goot of schilde hij een emmer aardap pels op verzoek van de boerin. Overigens werd er geen enkele prestatie van Rinse verwacht. Terwijl de mannen melkten, hooiden of hekkelden, hing hun gast er maar een beetje bij, geduldig wachtend op de eerst volgende versterking van de inwendige mens. ACHTER DE PET Het is niet bekend, of Rinse ooit een kerk bezocht, maar getuigen van toen weten zich wel te herinneren, dat hij "even achter de pet ging" voor hij aan z'n maaltje eten begon. "Ik heb o zo'n dorst, zou je ook wat te drinken hebben vroeg Rinse op een morgen om half twaalf aan een boerin. "Zeker wel" antwoordde die, "hier is een glas water". "Nee" zei Rinse, "dat hoef ik niet, dat kan ik overal wel krijgen". "Dat zal "Hier is t gebeurd" zégt Evert Oostra, de opvolger van Sijbren Jelle ma op de boerderij bij de plaats van het ongeluk.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1976 | | pagina 6