HIJLAARD WEEN SPOORLOOS IE HET MERKTE En wat was in de goeie ouwe tijd het lot van een zwervende venter, die zich in alcoholische wolken voortbewoog Die werd vroeg of laat wel opgepakt en voor de rechter gebracht. Bij de eerste keer, dat Rinse het Leeuwarder Paleis van Justitie van binnen bekeek, werd hij ontslagen van rechtsvervolging, omdat er een fout in de dagvaarding zat. Daarna ging hij toch voor de bijl en kwam hij voor een paar maanden in de gevangenis in Hoorn terecht. De kornuiten, die hij daar trof, waren figuren als hij, kleine kooplui, kermisreizigers, venters, landlopers en zwervers. Hij voelde zich best thuis in dit bonte gezelschap vagebonden, die allen gekweld werdén door eenzelfde zorg, hun eenzaam heid. MOOIE VERHALEN Mooie verhalen over beleefde avonturen, over bittere en zoete ervaringen, gingen er van mond tot mond en toen Rinse weer op vrije voeten kwam en op de boot naar Staveren werd gezet, had hij heel wat te vertellen. Zo klopte hij weer bij z'n vaste adresjes aan en de mensen hingen aan z'n lippen. Maar wat Rinse niet kwijt wou, dat vertelde hij niet. Boeren, die wel eens wat van hun buurlui wilden weten, kregen dan ook nul op request; Rinse was wel goed, maar niet gek: hij roddelde nooit. Toen de ellende van de Eerste Wereldoorlog net voorbij was, was Rinse al een man van tegen de zeventig. Hij stond nu overal als aide Rinse te boek en deze oude man werd e^niet beter op. De tijd, dat hij nog wel eens wou hardlopen met de arbeiders (aardigheidje van de boer: twee sigaren voor de winnaar, een sigaar voor de verliezer en Rinse verloor) was nu voorbij; het lopen werd er niet beter op, ook de ogen gingen hard achteruit, zodat hij tenslotte een bril met dubbeldikke glazen kreeg. En veel tanden had hij nu ook niet meer in de mond. Zo zullen de meeste mensen aide Rinse dan ook nog voor zich zien, wanneer ze terugdenken aan die tijd: een behendig mantsje in een oude jas en op klompjes, brilletje op, rode hals doek om, wandelstok in de ene en een klein leren negotiekoffer tje in de andere hand en maar pruimen, altijd maar pruimen. Het moet in de late zomer van '27 zijn geweest, dat Rinse's pad weer eens door de politie werd gekruist en wel bij Scharnegou- tum, waar de marechaussee's hem staande hielden, toen hij zich al of niet onder invloed van ouderdom of alcohol ietwat wankelend voortbewoog. Nu werd het een korte vrijheids straf, door te brengen in het Huis van Bewaring in Leeuwar den. Aide Rinse stalde z'n koffertje met negotie op een van z'n vaste adressen, op de boerde rij Spoorzicht van Douwe Swier- stra ip Schillaard en kuierde toérïTiaar de stad om z'n straf uit te zitten. WEER VRU Op de dag van zijn invrijheids- stelling, waarschijnlijk eind no vember, misschien begin decem ber, wandelde aide Rinse, steu Kondigde Rinse, na alle genoten gastvrijheid aan, dat hij weer verder moest, dan probeerde hij eerst de boerin nog wel even wat aan te smeren, een busje Brasso, of een stukje klokzeep of een ander nuttig artikel voor de huishouding. -Op de vraag hoe veel het kostte, kwam steevast hetzelfde antwoord: "Nou, om dat jo het binne: trije dübel- tsjes". En dat was dan altijd een dubbeltje duurder, dan- het kostte bij de winkelman. Maar ja, Rinse was een goeie jongen en moest ook door de tijd en dus De eerste brandewientsjes, die Rinse als jongen in de herberg in Minnertsga genoot, zouden niet tegelijkertijd de laatste zijn. Terwijl zijn makkers er naamloos rusten, slaapt Rinse er onder een steen. e reetsje", waarbij aide Rinse verongelukte. OMDAT JO HET BINNE nend op zijn stokje, via Jellum in de richting van Hijlaard. Nog voor dit dorp sloeg hij linksaf en liep door het land naar boer Sijbren Jellema. Daar keken ze verrast op, toen hij de stal binnenkwam, want het was al laat en geen tijd meer voor zwervers om nog door de nacht te gaan - zeker niet voor een man als Rinse met z'n zes en zeventig jaar, z'n gebrekkige lopen en slechte gezicht. Rinse -Ijsbeerde waf heen en weer, vertelde toen, dat hij nog verderop naar 't Westerhüs van boer Wiepke Schukken zou en vroeg of ze hem er niet even konden brengen. Maar daar viel niet aan te denken, nu ze aan 't melken waren - Rinse moest zich zelf maar redden. Wel waar schuwde Jellema nog, dat het "in raer reetsje" was naar 't Wester hüs en dat hij moest uitkijken waar hij liep. FORTUTEARZDE "Nou kinst noait tinke, hwa hjir krekt noch yn't buthüs wie" zei Sijbren Jellema een moment later tegen z'n vrouw. "Rinse reageerde de boerin verrast, "nou, dy kin wol fortu- tearzje - sjochst him noch Nee, ze zagen hem niet meer. Boer Wiepke Schukken, een halve kilometer verder, een van de vaste adressen, bij wie ülde Rinse en ook andere zwervers altijd warm welkom waren, verwachtte de oude zwerver niqt. Rinse had z'n komst immers nog nooit aangekondigd; het w£s altijd een verrassing, wanneer hij binnenviel. Weken en weken gingen er voorbij en alleen (Vervolg op paging 9). tf. wel" antvyoordde de boerin, "maar als je om tien uur komt krijg je koffie, en kom je om drie uur, dan krijg je thee". Op een ander adres kreeg Rinse van de boerin een gekookt ei. "Maar dit is niet vers" zei hij, "kijk, je kan het zomaar doppen en zo hoort het niet. Is een ei vers, dan dopt het moeilijker". "Ach, smoarige aid kcardel" reageerde de vrouw, "jo sille nóch ris in aei fan mij ha "Zo zijn onze manieren" zei Rinse vaak, terwijl hij zijn rechter hand op z'n linker schouder sloeg, maar wat hij daar precies mee bedoelde werd nooit duidelijk. Hoewel Rinse beslist geen dron kelap werd, zocht hij zo nu en dan in een herberg wat warmte en gezelligheid. En dan wou hij nog wel eens een borreltje naar binnenwippen en misschien ook wel een of twee teveel.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1976 | | pagina 7