HIER LACHTEN OPA EN OMA OM FIJNE HERINNERINGEN AAN VROEGER MET EEN ROEIBOOT EEN DAG VAREN OP DE GROTE WIELEN 9 'i ^LCleine T^Cranteje leeM iedereen Was voor ons, Leeuwarder jon gens, een dag uit naar het Bos van Ypey een waar genot, niet minder was dat door met een roeiboot een dag op de Grote Wielen door. te brengen. Zo'n dag op het water, spelevaren, vissen en zwemmen, was ook een groot genoegen. In de vacantie- perioden werd hier veel gebruik van gemaakt, het ruime water trekt de Friese jeugd immers altijd. Bekende bootverhuurders waren in die jaren Appeldoorn en Markus Aal. Bij eerstgenoemde waren de bootjes wat solider, maar ook duurder dan die bij Markus Aal. Bij hem moest nogal eens water uit het schuitje gehoosd worden. Een oude klomp, waarvan de kap was afgeslagen diende dan als hoosvat. VOORUIT BETALEN Men moest vooruit betalen, daar het geval zich wel had voorge daan, dat knapen de boot aan het eind van het Vliet vastlegden aan de wal en er zonder te betalen vandoor gingen. De huur van de boot was een dubbeltje of vijftien cent per uur. Was je een hele dag uit, dan werd het voor ons een heel bedrag. Het veilig van wal steken vereiste nogal wat vaardigheid. Iedereen was geen geboren schipper. Soms werd de kloet in te weke grond gezet en bij het duwen schoot deze dan plotseling voor uit, waardoor je het evenwicht verloor en pardoes overboord tuimelde. In het niet zo frisse water van het Vliet was dat geen pretje. DE LOL ER AF Zo'n slachtoffer moest dan wel naar huis terugkeren om droge kleren te halen en voor hem was de lol er dan voorlopig wel af. Ook het roeien viel voor sommi ge deelnemers aan zo'n tocht niet mee. Deze knapen plaatsten de roeispaan niet diep genoeg in 't water maar te veel bovenop, zodat de man die voorin de boot zat een flinke veeg water op z'n lichaam kreeg. Vanuit het Vliet ging de roeitocht onder de hoge trapkes- brug bij Schilkampen door en kwam dan in de Kurkemeer. Die was niet zo breed als het Vliet, maar toch was roeien hier moge lijk. Had je hier met sterke tegenwind te kampen, dan moest hebben sommige families op bepaalde straten in de stad een duidelijk stempel gedrukt. Zo hebben er bijvoorbeeld in de Sacrementstraat tien- en tiental len jaren Kramers en Bottinga's gewoond. De sigarenhandelaar Kramer, wiens zoon hier later een kap perszaak had, kwam er al voor de eerste wereldoorlog en slager Bottinga, die later als slager door zijn zoon werd opgevolgd, vestigde zich er in het laatste oorlogsjaar. er getrokken worden. We zweet ten dan als zeehonden, maar we waren dan ook een dag voor ons plezier uit Had je de Kurkemeer achter je, dan kwam men in het Ouddeel. Hier wierp je het roer om en voer linksaf de vaart naar Oudkerk in. Vervolgens ging het onder de eerste Hogebfug van de Zwarteweg door, die leidde naar het Bos van Ypey. Hier in de Oudkerkstervaart zat meestal wel een visser, half verscholen in het riet. Als we hem zagen werd onwillekeurig de vraag gesteld: "Wil it een bitsje biete baas Had je met een optimistisch mens te doen, dan was zijn antwoord: "Best tevreden jongens, als ik nou deze vang en nog vier anderen dan he'k al vijf." Vanuit de vaart naar Oudkerk roeiden we rechtsaf, de Gie- kerkstervaart in. Deze leidde door de Grote Wielen, het doel van onze roeitocht. De grote waterplas was in die jaren nog rijk aan waterwild. Wilde eenden en ganzen vlogen bij onze nadering op, waterhoen tjes verborgen zich ijlings in de rietkraag, hoog in de lucht vlogen zwermen reigers. Door de toenemende watersport zijn al deze vogels grotendeels verdwe nen. Bij aankomst op de Grote Wielen viel het vissen bij ons niet erg in de smaak, alhoewel wij voor de visvangst prima waren uitgerust. Een hengel voor vijftien cent was gekocht in de galanteriezaak van Braun op de Brol. Het snoer was van eigen fabrikaat. Een grote kurk van een fles, waardoor een pen van een veer was gestoken en waar onder een stukje theelood was bevestigd, om de dobber rechtop in 't water te laten staan, was ons vissnoer. TE LEVENDIG Maar kalm zitten vissen konden we niet, daarvoor waren we als jongens te levendig. Het zwemmen daarentegen vond meer animo. Zij, die deze kunst nog niet machtig waren, zwom men met de "honneklauw", hielden zich toch boven water en kwamen langzaam vooruit. Zelf was ik de edele zwemkunst aar dig machtig. Ik had zwemles gehad van de heer Hijgenaar in de Inktpot en van hem had ik de schoolslag geleerd: eerst op het droge, toen aan de hengel, vervolgens aan de "losse lijn" en tot slot een sprong van de springstoel. Vonden we het vissen en zwemmen maar zo zo, anders was dit met het spelevaren, het roeien naar alle hoeken van de grote plas. Vooral de Houtwie- Ien, het verste deel van de Grote Wielen, niet zo ver van Giekerk, trok onze belangstelling. Daar lag en ligt nog een grote eendenkooi, een stukje kunstma tig aangelegd natuurschoon. Wel was deze kooi door een hoog hek met prikkeldraad afgesloten en liet een bord weten "Verboden toegang", maar wij jongens namen zo'n waarschuwing niet te zwaar op. En een kijkje daarin te nemen was ons het risico van een bonnetje wel waard. In dit apart stukje natuurschoon bevond zich een vijver, omzoomd door dicht riet en struikgewas. Hierin zwommen tamme eenden, zogenaamde lokeenden. Ze lok ten wilde eenden, die vaak in grote zwermen overvlogen. Stre ken ze neer in de vijver dan lokte een kooihondje hem naar een sloot, een verlengstuk van de waterplas. Deze nauwe doorgang kon door de kooiker met kippengaas worden afgesloten, zodat de wilde eenden waren gevangen en hoofdzakelijk hun weg vonden naar de poulier van der Werf in de Weerd. In de Houtwielen »vas in die tijd ook een kleine badinrichting. Ze bestond uit acht kleine kleed hokjes. Het nemen van een bad kostte vijftien cent. Men had gehoopt dat mensen uit Giekerk en omliggende dor pen hiervan gebruik zouden maken, maar daarin werd men teleurgesteld. De exploitatie kosten waren te hoog, zodat deze inrichting geen lang leven heeft gekend. Dadelijk bij deze zwemschool had men de boerderij van Japik van der Let, bij hem konden roeiers altijd gratis hun dorst lessen. Boer van der Let is tragisch aan z'n eind gekomen. DODELUK GETROFFEN Tijdens een hevig onweer, dat plotseling losbarstte, werd hij dodelijk door de bliksem getrof fen. Daar hij tegen het vallen van de avond niet thuis kwam, ging zijn vrouw Bintsje naar het wieland, waar de koeien gemol ken werden en groot was haar schrik toen ze zag, dat Japik dood, naast de aan de achter poten vastgebonden koe lag. De koe zelf was ongedeerd. Met Japik was een goed mens heengegaan. Meestal laat in de namiddag werd de roeibootreis naar huis terug aanvaard. Na de hele dag op 't water vertoefd en door de landerijen gezwalkt te hebben, viel de thuisreis nogal zwaar. We waren doodmoe. Maar on danks de vermoeienis hadden we genoten van een heerlijke dag. J.C. van Dam. Critiek. Zij: "De salondame in het toneelstuk van gisteravond droeg een verrukkelijk costuum." Hij: "Ja, en zij droeg het niet alleen in het eerste bedrijf, maar ook in het derde, dat toch vijf jaar later speelde." Zeker teeken. Dokter (een jongen man, die hevig aan hoofdpijn lijdt, onderzoekend): "Is er misschien in uw familie een geval \)an krankzinnigheid voorgekomen "Patiënt: "Ja zeker, mijn ouders zijn beiden uit liefde getrouwd, zonder een cent vermogen." Reeds iets. "Ik hoor, dat u een haargroeimiddel gebruikt; hebt u er al succes mee gehad "Ik ben tevreden. Twee haren zijn mij, sedert ik het gebruik, uitgevallen en drie zijn er nieuw gegroeid." Zonderling gevolg. "Wel, hoe voel je je na die langdurige bierfuif van gisteravond "Lekker Mijn vrouw is zoo schor als een kraai." Hinderpaal. "Hoe zijn de sigaren die je onlangs bij den reiziger besteld hebt "Ik heb ze niet kunnen rooken." "Zoo slecht "Neen, maar de kerel heeft ze onder rembours gestuurd." Vrouwen-logica. Geneesheer. - Mevrouw, ik kan u tot mijn vreugde mededeelen, dat u volkomen gezond bent. Mevrouw. Volkomen gezond Prach tig. Dan kan ik dus gerust een paar weken naar zee gaan. Ook een werkstaking. "Waarom luiden vandaag bij jullie de klokken den geheelen dag "Onze twee klokkenluiders hebben het werk gestaakt en nu luiden zij net zoo lang tot zij hooger loon krijgen." Rust. "Dat dutje na den middag is voor mij de prettigste tijd van den dag." "Zoo Maar vroeger heb je me toch verteld, dat je nooit overdag slaapt "Ja, maar mijn vrouw doet het dutje."

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1976 | | pagina 9