VAN HET KLOOSTER BETLEHEM GROOTSTE SCHAT AAN MUNTEN OOIT IN FRIESLAND GEVONDEN 9 'f 3i(e<»ie 3^rai\tóje (eeot iedereen Logger, staande met een messentent. geeft kennis, dat er bij de nieuw in aanbouw zijnde brug vier kinderen bij dag en bij nacht in de openlucht verkeeren, zonder dat er blijkbaar iemand naar omziet. IZijn de kinderen van Jan Dijkstra, die sedert tien weken op de straat rondzwerft). Sijbren van Oostrum. wonende aan de Stienserstraat. klaagt dat hij ter hoogte van het Badhuis in het been is gebeten door een hond van de familie Hulsman, die gedurende de kermis spelen bij Loijenga in de Os. Markus Hommes, in het Hoeksterachterom klaagt dat hij en zijne vrouw aanhoudend worden uitgescholden door de vrouw van Dirk de Lang. Klager wordt door haar uitgescholden voor weggejaagde soldaat en zijne vrouw voor hoer. Gerrit Kuipers, wonende op het Zuidvliet in de Tuinsteeg, klaagt dat zijne vrouw telkens wordt uitgescholden voor smeerig wijf. roomsche paap enzovoort, door de vrouw van Popma, mede aldaar wonende. Zacharius Smit. oud 15 jaren, wonende in de Wolvesteeg, klaagt, dat toen hij gisterenavond omstreeks 8 Ure van zijn werk naar huis ging. in de Kleine Kerkstraat in de zijde en tegen de knie is geschopt door Geert Sporrel uit de Haniasteeg. Sporrel was beschonken en scheen verstoord te zijn. dat Smit achter hem liep. Pieter van Campen. logementhouder wonende in het Schavernek. klaagt, dat bij hem de boel is stukgeslagen en dat hij op de straat voor het hoofd is gestooten door Pieter Knor. koopman in petten te Bolsward. Jan de Wit. brugwachter op het Vliet, klaagt, dat hij gisterenavond aangegrepen en in de keel geknepen is door H. van der Heide, timmerman, wonende op het Vliet. Vrouw de Roos, .wonende in de Boterhoek klaagt, dat zij gedurig door haar man vreeselijk wordt mishandeld en nu weder is geslagen en met een mes is achtervolgd, zoodanig, dat de policie ter assistentie is geroepen. Eliza Meijer, huisvrouw van Marcus van der Ven. wonende in de Ketelsteeg op het Vliet, klaagt, dat zij aanhoudend wordt uitgescholden door Aaltje Venstra. huisvrouw van van der Meer. wonende in een steeg bij Draaisma. dat haar Ouders op het schavot hebben gestaan en een geesseling met brandmerk hebben gehad. Omstreeks kwart voor elf aan de wacht gebracht op een handwagen Arend Kuipers, van beroep koopman, gelogeerd bij Wijffelman in de Wissesstraat. die in erg beschonken toestand op het secreet zat op de Groeneweg. Aan het bureau gebracht Catharina Boersma. publieke vrouw, welke bij Geas op de Nieuwekade in half beschonken toestand aan het vechten was geweest en toen op straat zijnde twee glasruiten bij Geas heeft ingeslagen. Nachtverblijf aan de wacht verleend aan lede Rekker, oud 44 jaren, van beroep timmerman, die zonder geld en huisvesting omliep. Door Turksma aan de wacht gebracht Jan van der Méér. korporaal en Hendrik Willem Jas. soldaat, beiden van het Ie regiment Infanterie alhier, die thans in de Garnizoens infirmerie verpleegd wordende, aldaar waren uitgebroken en ongekleed in de Speelmanstraat rondzwierven. Nicolaas Jonkhof. slaapsteehouder in de Wissesstraat. klaagt, dat vrouw Velkes tegenover hem zijn vrouw heeft uitgescholden voor zilveren lepeldief en dat een ander drie maanden voor haar gezeten heeft. Aanleiding: twist door de kinderen. Het is bekend, dat Friesland voor de Reformatie, in het begin van de 16e eeuw, tal van kloosters had, welke na de invoering van de Hervorming de één na de ander verdwenen. Zo ook het nonnenklooster Bethle hem, nabij Bartlehiem onder Oudkerk. Dit nonnenklooster van de Premonstratenser Orde werd omstreeks 1170 gesticht door de beroemd geworden Frederik, Abt van het klooster Mariëngaarde te Hallum. Klooster Bethlehem stond als Uithof van Mariëngaard onder toezicht van de Abten van Hallum en was uitsluitend toe gankelijk voor adellijke Jonk vrouwen, hetgeen de grote rijk dom van het klooster in die tijd verklaart. De geslachten toch waaruit die jonkvrouwen voortkwamen, schroomden niet om het klooster rijk met aardse goederen te begiftigen. Van enkele van die adellijke nonnen zijn de namen bekend gebleven. Zo waren er o.m. Ansck en Siets, dochters van Bocke van Burmania en Frouck van Heemstra, Ybel en Renske, dochters van Syds Roorda en Etteke van Heemstra, Saeck, dochter van Keimpe Donia en Tiemck van Eminga en Reinau, Beerncke en Lioets, dochters van Menno Tjaarda van Blija. Dat was in het jaar 1546. In 1512 treffen we er als Prior aan een zekere Adrianus en als Kanunnik Gerardus van Har derwijk. In 1530 staat als Priorin aan het hoofd van het klooster Bethlehem Popck van Stania, dochter van Jeppe van Stania en Margaretha van Heemstra. Op merkelijk is het feit, dat er zovele jonkvrouwen uit het ge slacht van Heemstra de sluier aannamen. Dat het klooster al vroegtijdig en goed bevolkt was, moge blijken uit de Kronyk van Winsemius, waarin het volgende voorkomt. "De Vrome Vrouwe van Pomme- ren, Hertogin Anastatia in 1234 een klooster voor jonkvrouwen willende beginnende, vraagt van de Abt van Mariëngaarde enige geschikte nonnen om haar bij de uitvoering van haar plannen de helpende hand te bieden." De Abt van Mariëngaarde be slist goedgunstig op het verzoek van de hertogin en stuurt tien adellijke nonnen van het kloos ter Bethlehem naar Pommeren. Bij de hoge watervloed van 14 december 1287, die grote delen van Friesland onder water zette en vele slachtoffers eiste, zou een groot aantal nonnen van Bethle hem zijn omgekomen. Toen bij de Hervorming de goederen van een aantal kloos ters aan de Provinciale besturen moesten worden overgedragen, werd voor het klooster Bethle hem als beheerder aangewezen de Here Rhala van Oudkerk, Raed-Ordinaris in Den Hove van Friesland. In 1582 werd het gebouwen-com plex met de bijbehorende goede ren bij opbod verkocht voor de prijs van 3581 gulden en 15 stuivers, welke gelden door de Overheid werden aangewend ter betaling aan de totstandkoming van de Unie van Utrecht, die de vereniging van de verschillende Godsdienstige partijen in het land tot één gemeente - de Hervormde - ten doel had. Bij graafwerkzaamheden in het begin van deze eeuw - omstreeks 1920 - op het terrein van het v.m. klooster werd op een metselwerk van oude Friese kloostermop pen gestoten, dat bij verder onderzoek een gewelf bleek te zijn met een hoogte van plm. 1.50 m. en een breedte van plm. 1 m. Het gerucht wil, dat dit 'gewelf te maken had met een onderaardse gang naar het nabij gelegen klooster Claerkamp. Dit gerucht is evenwel nooit beves tigd geworden. Bij eerdere graafwerkzaamheden op het terrein van het klooster werd omstreeks 1884 een kruik opgegraven, welke 22 zilvermun ten bevatte, terwijl in 1887 bij (Vervolg op pagina 12). Dit is de boerderij 't Klooster te Oudkerk, die wij enkele weken geleden abusievelijk de zate Moscou te Hardegarijp hebben genoemd.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1976 | | pagina 9