TRAGEDIE IN HE\ 't S^leine HLraritóje leeót iedereen DIENSTMEISJE NA Precies drie weken heeft het my sterie van het spoorloos verdwe nen dienstmeisje, waarover wij de vorige maal berichtten de Leeuwarders in 1902 in span ning gehouden. Dagen en dagen gingen er voorbij zonder dat het raadsel kon worden opgelost. De een bleef aan een misdrijf denken, de ander aan een onge luk, maar niemand wist er het fijne van. Toen, op de vier en twintigste april, kwam eindelijk de oplossing en deze ontknoping was een dramatische: het meisje werd bij de Grote Wielen teruggevonden en het bleek te zijn verdronken. Daarmee kwam er een eind aan de angsige spanning van weken, maar veel vragen bleven bestaan: had het meisje zelfmoord gepleegd, was het per ongeluk te water geraakt of «.was het door misdrijf om het leven gekomen? Laten we weer gaan zien, wat de kranten van die dagen er van zeiden. "Leeuwarden, 24 April. Het ver moeden van menigeen, dat het verdwenen meisje den dood in 't water zou hebben gevonden, is bewaarheid; heden morgen werd haar lijk bij de Sehanserbrug - liggende over de vaart tusschen de Wielen, op ongeveer een uur afstands van Leeuwarden - opge haald. De schipper Hajema van Augustinusga bracht de noodlot tige tijding van het vinden hier aan en waarschuwde tevens de politie, die echter ook van de politie uit Tietjerksteradeel be richt moet hebben ontvangen. Genoemde schipper was met eep kar op weg naar de stad en rustte op de Sehanserbrug even uit. Toevallig over de leuning kijkende, zag hij aan den kant Zoo geschiedde. Zoowel de ge- meente-politie als de maréchaus- sée uit Leeuwarden vertrok ter stond derwaarts, een drietal menschen - die 't lijk moesten herkennen - meenemende. Dit waren de ouders der vriendin haar signalement - voor een paar dagen bekend gemaakt - had opgegeven. Naar men ons mee deelde waren het de oudste, die het meisje bezat. Er werd niets bijzonder op het lijk gevonden, slechts 16 cent Vergeefs dreggen bij de Tweede Kanaalbrug« van 't vaarwater een lijk drijven, een weinig op zijde. Hij deelde zijne ontdekking mee aan een boer of arbeider, die in 't land bezig was. Men vond de beste wijze van handelen, z^f de doode niet op te visschen, maar terstond de politie te waarschu wen. van het dienstmeisje, bij wie zij veel aan huis kwam, en een dienstbode - genaamd Hibma - die Tetje de Jong ook zeer goed kende. De beslissing viel niet moeielijk. De trekken waren nog duidelijk te onderscheiden en de kleeren precies dezelfde, als de politie in is-;5? m fiSRgSst aan geld, een kleine kwitantie en een briefje, waaruit men kon zien, dat zij in den avond van Goeden Vrijdag in de Kerk was geweest. Er werd onmiddellijk last gegeven tot het vervaardigen van een kist, waarin het lijk naar Bergumerheide zou worden ver voerd, om daar te worden ge schouwd. Dat de ontknooping van deze treurige geschiedenis zoo laat is gekomen, ligt zeker aan het eenzame en afgelegene van de plaats der vinding, waaraan wel het allerminst was gedacht en tevens aan de omstandigheid, dat het lijk gedeeltelijk onder aan den waterkant groeiende wilgen verborgen lag. Een jon gen uit de omgeving vertelde echter, dat reeds veertien dagen geleden de hoed van het meisje aan den weg was gevonden. Op het lijk was dan ook geen hoed aanwezig. PIJNLIJKE ONZEKERHEID Wat zou - wanneer de vermis sing niet pas na veertien dagen, maar reeds 's anderen daags was gepubliceerd geworden, met ver melding hoe Tetje gekleed was, toen ze het huis verliet - die hoed een belangrijke aanwijzing zijn geweest, welke allicht geleid had tot eene onmiddellijke opsporing van de gezochte. De familie zou dan geen volle drie weken in pijnlijke onzekerheid hebben verkeerd. Ook in geval er een misdrijf was gepleegd, zou bij tijdige publica tie die hoed van grooten dienst zijn geweest en de opsporing zeer hebben kunnen vergemak kelijken. We vernemen echter, dat de justitie geen uiterlijke teekenen van geweld aan het lijk heeft kunnen vinden. De politie was in de laatste De omgeving van de Grote Wielen bij de Schansbrng, waar het stoffelijk overschot van het meisje gevonden werd

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1976 | | pagina 6