HET WINKELTSJE VAN VEENSTRA TOEN WE NOG OP DE SCHOOLBANKEN ZATEN Om nooit te vergeten. 't S^/eine 3^.rar\tije leeót iedereen Vier en zestig jaar geleden, in augustus 1912, is deze foto gemaakt van School 5 in de Schoolstraat achter de Harmonie. We zien hier de vierde klas, maar van verschillende leerlingen staan er ook broertjes of zusjes uit andere klassen op. We gaan van links naar rechts en we beginnen bij de bo venste rij: Koba Weijer (met broertje); Sies Kalverboer; Sjoerd Tjepkema; Bons; Bernard Eisma; onbekend; Op de 2e rij: Juf Vas; juf. Rademaker; onbekend; Theodora Verhaar; Verdries; Maaike Tjepkema; Wierd Bons; CathTranconi; onbekend en meester Boddé. De 3e rij: Jitse Pol; onbekend; Grietje vaUMeulen; Neeltje Visser; Wietse Boersma; Trijntje Kranendonk; Elza de Jong; Trijntje Feenstra en Bennie Noorderwerf. Dan de 4e rij: 3 meisjes on bekend; Lieuwe Vonk; Bertha Scheepstra; Wouter de Jong; Imi de Jong; onbekend; Jan Feenstra; Klaas Noorderwerf; Op de voorste rij: Gerard Duiker; Wiebe val. Wees; Anna Kaspersma; Catherina Dirkje Suwijn; B.Castelein; Nathan (Nico) Bloemendaal en tenslotte nog een onbekende. Buffalo Bill! Bij wie roept disse naam niet de pret tigste herinneringen op an sien mooie jeugdjaren? Buffalo Bill of Kolonel William F. Cordy, Chef der Verkenners „de held van 't Wilde Westen". Buffalo -Bill met sien on afscheidelijke partners, Nick Wharton en „Wilde Bill". En as ik dan weer terugdenk an disse helden der prairie in het Verre Westen, dan sien ik weer voor mie en stap ik weer binnen, bij dat kleine tweedehands boekwinkel- sje van Veenstra, die in het begin van disse eeuw in de Breedstraat woonde. In- en Verkoop van gelé zen boeken, ston ergens op het etalage-raam. KLEIN SPULTSJE 't Winkelsje was klein, had anne weerzieden van- ne deur twee smalle etal- ges, en was gelegen in 't hartje van de Jodenwiek. Al tamelijk vroeg, een jaar of 10 12 miskien, was ik al één van de talrieke vereerders van Buffalo - Bill, en al heel vroeg wist ik het winkelsje van kVeenstra te vienen. Wan neer der met mien „vrien den-medevereerders" niks meer onderling te ruilen viel, waren we anwezen op Veenstra. Want, die had cr stapels, Buffalo Bill's, Nick Carters, de beroem de detective. Lord Lister, alias John Raffles, de gentleman - inbreker enz. enz. tjonge jonge, in ntien ogen, wat een rijkdom. Alleen al 't binnenstappen in 't winkelsje, was voor mij al een genot op zich zelf. Die duffe muffe enigs zins beklemmende reuk van oud, vergeeld en stoffig papier van ouwe boeken en tijdschriften, was sun gezellige veul- bëlovende geur. die ik alticd met een seker welbehagen opsnoof. Want disse geur en Buf falo Bill, vereenzelfde ik; was voor mij één onver brekelijk geheel. Met de firma Veenstra was het prettig zaken doen, en je kregen een groote service. Je behoef den, b.v. niet eens direct met centen oppe lappen te kommen. Je hadden de keus uut - betale of ruile. Je konnen een boekje uutsoeke, en een stuver betale en dan was de kous af. Maar bij ontstentenis van een stuver. 't welk bij mij meermalen voor kwam. mochte je één metnemme, maar dan twee inlevere. Jc mochten oek één metnemme en één teruggeve, maar dan het verschil in contanten bij- passe. Meerdere variaties waren mogelijk. Bij boek jes, waarbij 't omslag ontbrak, en dus zonder titelplaat, gold deselde regeling, maar dan alles halve prijs. Voor één die je metnamen met titelplaat, most je inlevere vier zonder titelplaat. En wat oek zoo mooi was bij de Veenstra's dat was het onuutputtelijk geduld dat ze aan de dag legden, voor dat je der eindelijk in slaagd waren, je keus te bepalen. Speciaal moeke Veenstra. een klein tenger vriendelijk vrouwke ston dan met engelen geduld te wachten tot ik eindelijk vonnen had, wat ik zocht, 't Was soms oek zoo moeielijk een beslissing te nemen. „Must maar weer een Buffele Bill hewwe"? zei ze dan. as ik voor de toonbank ston. En met heur twee vingers (want hur handen waren helaas mismaakt) tastte ze dan, onder de torn bank en deponeerde een grote sta pel B.B.'s voor mien neus. Fris zagen ze der aller minst uut, uutgeraffelde, gekreukte en beduimeld, vol vet- of koffievlekken. GIEN LEVEN. Maar ja, as je over sukke nietigheden valle. dan hewwe je gicn leven Zeg nou zelf. En bovendien, 't bewees trouwens oek. dat ik niet 't eenigst Luwwad- der jonkje w as, dat Buffele Bill's las. Ja ik mut maar weer eentje, hewwe, .juf frouw". En dan begon het, Pedro, de zwarte ban diet". die hew ik al had. „Het totem der Wolf-Apa- chen". hek oekal had. „Aan de martelpaal der Dakota's", oek al. En dan achtereenvolgens: c'isse oek al. disse oek al, „De Overval op de Postkoets" ja oekal. Plotseling: hé, disse 'Marquita de Sioux- prinses', nee, hek nog niet had. Disse maar uut mien kieisje kwamen dan twee uutraffelde exemplaren te voorschien en de ruil was gesloten. Want meestal was het een ruiling, om dat ntien tinancieèle posi tie in die dagen meerdere malen in zorgvolle om standigheden verkeerde, 'n Stuver. dat was nogal wat. En ondanks die prachtige service, die juf frouw Veenstra verleende (alle hulde) gong disse service toch niet zoover, dat ze me erediet of surceanee van betaling wilde toestaan. Met „Mar quita" stevig teugen mien boezem geklemd, snelde ik as een haas 't boekewin- kelsjc uut. En dan kwam de vraag, van Petrus: „Quo Vadis"? Ja just Pé. Dou hest gelièk. jonge. „Quo Vadis? Waarheen? Dat vroeg ik me dan oek wel af. Want tuus kon ik ze niet leze. k'mocht ze zelfs niet in mien bezit hewwe. Want. Buffele Bills, Nick Carters. Lord listers. Wilsons of ons pri vé „index Librorum, Pro- hibitorum" d.w.z. de lijst van voor mij verboden boeken. Bijna, misschien mcér nog.'as teugenwoor- dig, hasjes" of „hard drugs". Maar niet weer naar 't postkantoor. Nee. daar konnen je niet ergens zitte. Wel staan. In een af gelegen hoekje, met de rug teugen de muur. Vanne éénc poat oppe andere. Nee, niks gedaan, toch maar weer naar 't station. Derde klas wachtkamer. Ik had ondekt dat dit een mooi plekje was waar ik, rustig zittende alle aan dacht an mien lektuur kon besteden. Eenige tied tevoren had ik dit toe vluchtsoord. min of meer bij toeval ontdekt. Ik stapte es de grote vesti bule binnen, met de gewone drukte; kaartjes kopende mensen voor de loketten, aankomende en vertrekkende haastige rei zigers met zware koffers, ijverige witkielen 't was een geloop en gedraaf, want toendertijd was de uitgang - reizigers nog niet apart. Dit gebeurde pas in 1923. Ik stevende door de drukte, naar de grote deur, waarop ston: II klas w achtkamer. Anne andere kant III klas wachtkamer. Tja, welke sou ik nemme? Lood om oud iezer? Ik koos de eerste deur, II klas dus. behoedzaam opende ik de deur en sloot disse voorzichtig achter mie dicht. (Vervolg op pag. 12)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1976 | | pagina 9