HERINNERINGEN AAN HET
CORPS VAN SCHEEFNEKJE
VISVENTER WERD STRAATMUZIKANT
7
t 3<~leine 3<Crantóje leeM iedereen
Zoals het draaiorgel nu populair
is in Leeuwarden, zo zijn in
vroeger jaren straatmuziekcorp
sen bij de Leeuwarders erg
geliefd geweest. Het corps met de
naam De Patijntjes, dat tiental
len jaren heeft bestaan, was heel
erg bekend, maar er is nóg een
corps geweest, dat vooral ook
buiten de stad furore maakte,
namelijk dat van 'Scheefnekje',
een stadgenoot, die alle oudere
Leeuwarders hebben gekend.
Een van onze abonnees, de heer
S.Sinnema, heeft een tijd deel
uitgemaakt van dit corps van de
heer Engelaar, zoals Scheefnekje
officieel heette, en speciaal voor
de5 lezers van t Kleine Krantsje
heeft hij nu zijn herinneringen op
papier gezet. Het werd een
kostelijk verhaal, dat we in zes
afleveringen zullen publiceren.
Vandaag het eerste deel waarin
we kunnen lezen hoe de visventer
Sinnema straatmuzikant werd.
Ik zal maar beginnen te vertellen
hoe het komt, dat ik dit stukje
ga schrijven. Mijn dochter en
schoonzoon zijn zo' n twintig jaar
in Australië en wij hebben
geregeld contact met hen door
elkaar brieven ën recorderband
jes te sturen. Nu komt er voor
een tijdje een brief, waarin hij
mij vraagt of ik hem ook kan
schrijven in welk jaar de laatste
Elfstedentocht geweest is, want
hij had daar een weddenschap op
aangegaan. Nou, ik wist het ook
niet precies maar ik dacht, het is
veel mooier als ik hem zo' n
boekje van 't 'Kleine Krant
sje' stuur van die laatste tocht,
dan kan hij zijn vrienden en
kennissen daar ook eens wat van
vertellen. Ik kom op het kantoor
bij de heer Schoustra, neem
zo' n Elfstedentochtboekje en
ook een paar Kleine Krantsjes,
waarin een oude foto van mijn
vader is geplaatst. Daar was dan
ook een Krantsje voor mijn broer
bij, die zo' n vijf en twintig kilo
meter van mijn dochter en
schoonzoon vandaan woont. Die
foto was van de Patijntjes'
het vroegere Leeuwarder straat
muziekcorps. Ik zei tegen mijn
heer Schoustra, ik kan ze mij
nog stuk voor stuk herinneren,
ik sta er zelf ook op als jongetje
van een jaar of zeven, ik kijk op
mijn hurken door de benen van
een der muzikanten naar de foto
graaf; er zijn meer kinderen bij
die ik nog van naam ken. Nu is
het mijn bedoeling niet om over
de Patijntjes'te schrijven,
want er is één die het veel beter
weet dan ik, die heeft dan ook
een collectie oude foto' s voor het
Kleine Krantsje beschikbaar
gesteld en hij is nog het enige
Patijntje'
TANZKAPELLE
Van de heer Schoustra mocht ik
de foto' s zien. Terwijl ik ze
bekeek zei hij:maar nu heb ik
hier een foto, daar kan ik niet
goed uitkomen. Ik ken ze wel als
oude Leeuwarder straatmuzikan
ten, maar zo ze hier afgebeeld
staan heb ik ze nooit gezien. En
moet je eens zien onder welke
naam ze optraden. Stimmung
und Tanzkapelle'nu zijn er
twee bij met dezelfde naam, dat
zijn nummer 2 en nummer 4, u
De Stimmung und Tanzkappelle met Johan Braams, Sies Sinnema, Willem Engelaar en Sies Sinnema, de
schrijver van dit verhaal.
heeft die naam ook, kan u mij
wat wijzer maken?'
Ik zeg 'ja' nummer 2 is mijn
neef, nummer 3 is W.Engelaar
en 4 ben ik zelf en 1 is Johan
Braams. De ouderen zullen het
nog weten: het was een foto van
het zeer bekende Scheefnekje
muziekcorps. De foto is geno
men in een kamer boven Hotel
De Bleek. Dat komt, in die
kamer stond een piano, dat was
wel belangrijk voor de foto want
Johan Braams kon met een
beetje moeite en goede wil wel
een stukje op de piano spelen. Ik
moet er eerlijk aan toe voegen,
dat ik een slechte drummer was,
maar ik was ook meer tegen wil
en dank muzikant geworden.
Dat kwam zo. Ik heb al verteld
dat mijn vader trommel sloeg bij
het Leeuwarder straatmuziek
corps, dat noemden ze toen
dubbel slagwerk. Als mijn vader
s avond thuis kwam, nam ik de
stokjes weieens en tikte en
SINNEMA VERTELT
roffelde ik wat op de kamerdeur.
Ik heb het ook wel eens op de
trom gedaan, maar dat mocht
niet van mijn moeder, die kon
het niet aan haar hoofd uitstaan.
Nou, het was in de jaren '30 (ik
was al getrouwd en we hadden
twee kinderenldat Willem Enge
laar, bij de mensen beter bekend
als Scheefnekje, bij mij kwam en
vroeg Wij hebben morgen een
buurtfeest, kan stou oek met as
slagwerken?'' Ik zei ''jimme
hewwe toch een slagwerker?'
Ja'zei hij, mar we hewwe
ruzie had en nou sitte we
velegen; het putsje doet vijf
gulden en we krije oek nog wel
een paar consumsjes'
Ik was visventer en in die tijd was
er niet veel te verdienen, de
meesten hadden er wat anders
bij. Zo had mijn "vader de
muziek erbij. Dat was dan in de
eerste jaren na de oprichting,
alleen op maandag en op zater
dag, dan hadden ze de hele stad
afgespeeld. De andere dagen
gingen ze dan op de fiets naar
buiten om de dorpen af te
spelen, maar dan liep mijn vader
achter z' n viskarke, want dat
was z' n lust en z' n leven. Toen
de stad zich uitbreidde konden
ze de hele week wel volmaken.
Mijn vader nam er alleen de
Op deze foto de Patijntjes, in 1936 in Leeuwarden gefotografeerd. Rechts, met lichte snor, Marten
Sinnema, de vader van de schrijver van dit verhaal.
woensdag bij, of dat van
hogerhand moest of dat hij het
uit vrije wil deed, dat weet ik
niet, maar ik weet wel dat hij
altijd erg tegen de Kerstdagen op
zag, niet vanwege de dagen zelf,
maar door de Kerstliederen, die
de muzikanten dan speelden.
Hij wist dan niet hoe hij bij het
langzame tempo van Stille Nacht
en andere Kerstliedjes de trom
men moest gebruiken, dat zat
hem dan een hele week dwars.
Dat begon dan de dag voor hij er
bij moest wezen Ik hoop dat
het morgen regent'Als het
regende dan hoefden de trom
men immers niet mee. Een
poosje later was t dan weer
tegen m' n moeke, Wat seist,
Bouke, zou' t morgen regene?'
'Ik weet het niet Matten' zei
dan mien Moeke. Nou, dat
hoorde je dan nog wel een keer of
wat.
Regende het de andere morgen
dan ging hij fleurig de,deur uit,
maar was het knap weer, dan
ging hij met lood in de schoenen
met zijn trommen naar het
beginpunt.
Maar hij had ook zijn sterke
kant. Als hij in een optocht de
grote trom sloeg, konden ze niet
aan hem tippen. Dat was niet
alleen de grote trom, maar op de
trom zat ook nog een bekken.
Met de linkerarm sloeg hij dan
met een tweede bekken op die
welke op de trom was bevestigd.
Door dat die slagen nogal vlug
achter elkaar kwamen in mars
tempo was het zeer vermoeiend.
Je kreeg bij elke slag druk op de
schouderriem en een stoot van de
grote trom tegen je buik, maar
hij hield vol tot de laatste noot
van de muziek. Ik heb het zelf
ook wel gedaan, maar na een
poosje kon ik mijn arm niet meer
omhoog krijgen, het was of zat
er lood in. Ik zei eens na een
optocht tegen Hannes van der
Zee, die was de jongste van de
Patijntjes, Hoe houdt die man
dat vol?'Ja'zei hij, voor
het zware werk is ie reusach
tig'
BUURTFEEST
Maar om nou weer op 't Scheef
nekje terug te komen, zo ik al
zei, de tijden waren slecht en die
vijf gulden kon ik wel gebruiken.
Het buurtfeest was van het
Schoppershof waar nu de Ruiter-
weg is. Het werd op een stukje
land gehouden ongeveer bij het
kruispunt Ruiterweg - Insulinde-
straat. Daar valt verder niet veel
over te vertellen, het was een
geslaagd buurtfeest, wij kregen
ons geld en konden naar huis toe
gaan. Maar Engelaar zei (ik
noem hem liever geen Scheef
nekje, hoewel de Leeuwarders
nooit anders zeiden dan het
Scheefnekje muziek) Wij mut-
te nog even met dij prate'Ik
zei waarover?'Dou must
bij ons blieve'zei hij.
Ik zei: Daar voel ik niet veul
voor, ik bin nou mien eigen baas
en ik kan oek so mar niet uut
mien handel wegstappe'Maar
hij liet het niet zitten. Must
nagaan'zei hij, dop ver-
dienst meer bij ons as met dien
handel en we hewwe nog een
(vervolg op pag.8)