HENDRIK BURGER Si T^ranteje leeót iedereen LEEUWARDER JEU* Bijna dertig jaar geleden, in 1949, is er een curieus boekje verschenen, dat niet in de handel is geweest. Het is geschreven door Hendrik Burger en het heet "Leeuwarden Jeugdherinneringen". Hendrik Burger was de zoon van Dr. CR. Burger, van 1876 tot 1892 de eerste directeur van de Rijks Hogere Burger School. Hij beschrijft in dit boekje z'n jeugd in het grote huis bij de Put, vertelt over de schooljaren, over het stadsleven van weleer en over zijn studententijd. Zijn herinneringen liggen voor een deel ai een honderd jaar achter ons voor alle Leeuwarders en Oud Leeuwarders zijn ze buitengewoon interessant. Fragmenten uit het boekje zullen we dan ook graag voor de lezers van t Kleine Krantsje overnemen. Holland naar Leeuwarden ver huisde, heeft hij dit huis gekocht. Na zijn heengaan in 1908 is zijn weduwe het blijven bewonen. Aldus is het, tot haar dood, in 1927, het middelpunt van onze naar alle kanten uiteengestoven familie gebleven. Op de Put nam dit huis een dominerende plaats in. Ook door zijn gevel, maar vooral door zijn grote tuin, die achter de andere huizen aan die zijde van de Put en achter de huizen van dat deel der Speelmanstraat langs liep; zodat al deze woningen zich met een klein plaatsje moesten be helpen (Zie afbeelding). De achtergrens van onze tuin was daar, waar later, in de Speelman straat, de ambachtsschool (tegen woordig industrie- en huishoud school) is gebouwd; terwijl aan de rechterzij de tuin werd begrensd door de brede lage achtergevel an de school van meester Roker, aan het Krommejat, die later ver schillende gemeentediensten heeft geherbergd. Van de stoep van het huis had men, als de voordeur opening, door een brede gang en dpor de glazen achterdeuren, een door kijk tot achter in de tuin, waar een met riet bedekte theekoepel stond. HOOFDPRDS LOTERD Mijn familie - vader, moeder en acht kinderen - kon een grote woning wel gebruiken; maar dit huis en deze tuin was voorwaar een hoofdprijs uit de loterij. Wanneer oudere en jongere broers elk met zijn eigen stel vrienden tegelijk in de tuin speelden, zijn botsingen niet uitgebleven. Eerst als wij het rijk alleen hadden kon ons aangeboren speeltalent zich vrij ontplooien. En onze fantasie! Ik herinner mij, dat ik met een vriendje door de tuin draafe; de een was een rover of misschien een heel roverpak, de ander was soldaat en beiden zaten wij, in een bergland te paard. Onder het draven draaide de rover zich om en schoot - "pang! pang!" - met een denk beeldig pistool op zijn achtervol gers. Dezen - ook niet van gisteren! - knalden met geweren en schreeuwden1 even hard "pang pang!" Dit ging zo een paar keer de tuin rond, totdat de rover er plotseling genoeg van had en op zijn beurt soldaat wou wezen. Een ander maal waren wij onder de indruk van "Oom Tom's Negerhut", dat prachtige boek, dat zoveel heeft bijgedragen tot het bewerken van de openbare mening in Amerika tegen de slavernij. Op ons was de uitwer king van dit verhaal een heel andere. Mijn vriendje en ik waren blank-officieren en stap ten in sterk besef van meerder waardigheid met grote stappen over de plantage, waar de negers Bij de Put 15 - Volgens R. Visscher is dit huis - thans eigendom van de vrijmetselaars loge De Friese Trouw - een der oudste huizen van de stad. Waarschijnlijk is het in de tweede helft der zestiende eeuw gebouwd voor Jacob Sybrants Auckama, die herhaalde malen burgemeester van Leeuwarden is geweest. Tot het begin der negentiende eeuw is het steeds bewoond geweest door grietman nen of leden van het Hof; in de tweede helft der zeventiende eeuw door de familie van Harinxma thoe Slooten; in het begin der achttiende door Wil lem Haren, grietman van Het Bildt en grootvader van de dichters Willem en Onno Zwier. Tot 1773 bleef het in het bezit der Van Harens. In de roman van L. E(ngelberts), "Een vergeten proces" wordt van "het grote huis" herhaaldelijk gewag gemaakt. Voorts vind ik in een gedicht van AJeltema uit 1825: "Ter verjaring van Willem V, 8 Maart 1765", deze regels: "De Hoofdstad kan haar blijd schap nauw verzwelgen. Van Harens huis staat als in volle brand. 't Herhaald geroep: Lang leef de hoop van Nederland Getuigt der Friezen zucht voor d'eer van Nassau 's telgen Het zo rijk geïllumineerde huis behoorde toen aan (de jongere) Willem van Haren, maar werd als huurder bewoond door Jhr. Ulbo van Burmania. Toen mijn vader in 1867 uit Het huis van de familie Borger aan de Pot. Bij de Put in de "goeie ouwe tijd", waarover Hendrik Burger schrijft. De burgers in gebukte houding, in het zweet huns aanschijns aan de arbeid waren. Alles wat wij zagen en deden of dachten te doen, schreeuwden wij elkaar luide toe. Wij hadden elk in de linkerhand een fantastische boterham, die al schreeuwende, steeds dikker werd. Van deze heel bijzondere lekkernij namen wij geweldige happen, om telkens, dadelijk daarn", met een denkbeeldige karw s op de gekromde slaven- ruggen te ranselen: pats, pats! Dan weer, met een verwaand gezicht, een grote hap en weer, naar terzij: pats! Mijn ouders. - Men kan het met zijn kinders slecht en goed treffen. Vader en moeder, beiden uit ordentelijke gezinnen afkom stig, hebbens soms een kind, waarmee geen land is te bezeilen. Maar omgekeerd kunnen ook de kinderen het met hun ouders heel verschillend treffen. Zij hebben niet te kiezen - accepter et se taire! - de ouders zitten en delen de lakens uit. Ons, Burgerschaar van de Put, is het lot buitengemeen goedgezind geweest. Welk een verstandige liefde van boven af: wat een bedrijvigheid en levensvreugde in dat grote gezin! Bij de maaltijde zaten in de kelderkamer op zijn minst drie grote mensen - vader, moeder en de Leeuwarder "juf' - zes broers en twee jongere zusjes om de langwerpig ronde tafel, en in de keuken twee Friese dienst meisjes; ziedaar het tableau de la troupe. Vader kwam uit een voornaam Rotterdams koopmansgeslacht, waarvan de oorsprong bekend is tot in het begin der zeventiende eeuw. De cargadoorsfirma D. 1. Voorkamer; 2. Keuken enz.; 3. Kelder f kamer; 7. Brandstoffen. In de tuin: a. Ko fc bomen, g. Pomp en put. (Volgens Kadasce I Burger Zn., die zo vele Nederlanders naar Noorwegen heeft vervoerd, heeft sinds ander halve eeuw aan de Boompjes te Rotterdam gezeteld: maar sinds 1874 zit er geen Burger meer in de firma. De grondtrekken van dat geslacht waren degelijkheid, orde, eenvoud en afkeer van uiterlijk vertoon en dit ook was de geest, die mijn vader op zijn gezin heeft overgebracht. Hij was

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1977 | | pagina 6