HERHALINGSOEFENING LIEP
OP GROOT DRAMA UIT
'ss.'srs-j;r^3
LANG GELEDEN IN ASSEN
£»n'rwr^"r'rt«^rl
8
t Silei'ne ÏHCrantóje.leeM iedereen
Voor Je"
muilwi. '01 -i sG^on'l „rhoor7,na™,,el'
rmzahocir?^'^^ ,,,'t opzG^^'V^ (lc luchi
ffP7.smon\uV,(lonr i,1P^rak (1)fi hoop j
00 l'^fV M V onaonounon ^endo im*
,,C,ir"pnn'pn ioeïcnde on n>dero {icieren WC
Krantenbericht Uit 1926.
Het was in de herfst van 1926 dat
we voor herhaling in militaire
dienst moesten komen in Assen,
waar we getest zouden worden op
onze gevechtskracht, wat echter
op een regelrechte opstand
uitliep, waarbij een dode en een
gewonde vielen.
Maar laten we bij het begin
beginnen. In 1923 was in ingeloot
en in april van dat jaar toog ik
naar Assen. Ik werd ingedeeld bij
het mittrailleurpeleton van het 9e
R.I. onder commando van nie
mand minder, dan sergeant Jan
Ferwerda, de schaatsenrijder, die
in 1917 als tweede aankwam bij
de elfstedenwedstrijd. Jan was
een fijne vent, waar wij met
plezier onder werkten. Hij was
sportief, deed overal aan mee en
was niet karig met de g.v.d.'s, als
er maar wat gerotzooit werd.
FLINKE DOCHTERS
Jan frequenteerde een café in het
Asserbos, waar de eigenaar een
paar flinke dochters had. 't Was
kermis en de caféhouder zat
zonder dansmuziek. Omdat Jan
wist dat ik accordion speelde,
vroeg hij me of ik daar 's avonds
wilde spelen. Ik stemde toe en ik
ging na de dienst naar het café.
Om kwart voor tien liep ik naar
de kazerne, meldde me af bij de
wacht, kreeg van sergeant Jan
Buwalda de sleutel van het hek
van het achterterrein en ging
weer naar het café. Om 12-uur
gingen we dan samen door het
hek terug in de kazerne. Zo was
Jan Ferwerda.
Na 5'/2 maand zat de klus er op
en gingen we naar huis, hadden
het prima gehad met goede en
bekwame meerderen. De enigen
die we haatten als de pest, waren
de M.P.'s (Militaire Politie). Die
M.P.'s zouden 3 jaar later een
smerige rol spelen.
In 1926 gingen we op herhaling,
een dag of zeventien meen ik. We
waren er allemaal weer en we
zouden deze dagen dachten we
goed met elkaar doorbrengen.
We kregen onze uitrusting bij de
fourier en daar kreeg Jan
Rutgers te horen dat men wel
schoenen voor hem had, maar
geen sokken. Jan had maat 47.
Jan was niet kinderachtig en zei
"nou, dan loop ik maar met blote
voeten in de schoenen. Maar
marsen maak ik er niet mee".
Nou, dat hoefde ook niet. We
hadden andere meerderen dan
die van 1923. Jan Ferwerda was
"weggepromoveerd" en Jan Bu
walda was naar de luchtmacht
overgegaan. Maar het waren
geen nare onderofficieren, die we
nu hadden en we waren er best
tevreden mee. Als we op het
achterterrein bezig waren, deed
Jan Rutgers gewoon mee en de
sergeants hielden er rekening
mee, dat Jan een beetje gespaard
moest worden. Want zijn voeten
werden er uiteraard niet beter op.
FATALE DAG
Totdat de fatale dag kwam en we
een mars van zo'n 20 kilometer
moesten maken.
De morgen van de mars ging Jan
naar de regimentsarts, legde hem
de zaak uit en vroeg om advies.
De arts zei, kort en krachtig
"meelopen en na zo'n anderhalve
kilometer uitvallen en terug naar
de kazerne en je melden aan de
wacht."
Zo gezegd, zo gebeurde. Na
ongeveer een anderhalve kilome
ter viel Jan uit en toen begon het
gedonder. Een paar honderd
meter achter de troep liepen twee
M.P.'s. Er ontstond toen het
volgende gesprek:
De M.P.'s "Wat moet dat".
Jan "Naar de kazerne".
"Waarom?"
"Ik heb geen sokken aan, de
foerier heeft mijn maat niet en ik
kan zover niet lopen, de arts
heeft me opgedragen zo te han
delen."
"Niets mee te maken, je gaat met
de troep mee".
"Ik doe wat de arts me heeft
gezegd. Aju".
En Jan ging richting kazerne.
Met één van de M.P.'s achter zich
IN DE CEL
Toen de troep 's avonds thuis
kwam, zat Jan in de cel. Toen ze
dat hoorden, waren ze des duivels
en hoe het kwam weet ik niet
meer, maar het werd een
Sergeant Jan Ferwerda: een fijne kerel.
regelrechte opstand. Alles wat
maar stuk kon, werd kapot
geslagen. Zelfs jongens uit de
Friese regio deden mee en zeiden
"dit kin net hjer".
Er vormde zich een grote groep,
die de wacht ontwapende en de
sleutel eiste. Die werd gegeven en
Jan werd uit de cel gehaald.
Anderen sloegen de geweren
stuk, waarna ze een rondgang
maakten en alles wat voor hun
voeten kwam, grondig verniel
den. Intussen waren vele hoge
officieren uit de stad de kazerne
binnengekomen en probeerden
de jongens te overreden naar de
kamers te gaan. Die deden dat
niet en een grote groep begaf zich
naar het achterterrein. Een eerste
luitenant riep de Groningse
wacht in 't geweer en stelde deze
op achter de kazerne. Ze hadden
munitie gekregen en de luitenant
kommandeerde "leg aan" en riep
toen drie maal "naar de cham-
bree of geweld zal worden
gebruikt".
Toen er niet gereageerd werd
riep hij "vuur" en de Groningers
schoten ver over de hoofden van
de massa heen. Razend van
woede riep de luitenant dat ze de
geweren horizontaal moesten
afvuren en riep weer "leg aan" en
weer driemaal "naar de cham-
bree of geweld zal worden
gebruikt".
Hij ging toen achter de wacht
staan. Toen kwam het bevel
"vuur" en meteen sloeg hij de
geweren van de twee voor hem
staande soldaten naar beneden
vervolg op pag. 10)
Wakkere soldaten uit vroeger tijd, gefotografeerd op "de hoge eerg" aan de Oostersingel.