DO UWE BIJLSMA LEEFT NO G VOOR T IN ONZE HERINNERING Door Ritsko van Vliet VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN DERTIENDE JAARGANG 14-5-1977 NUMMER 290 TIEN JAAR GELEDEN OVERLEDEN ■T KLEINE KRANTSJE Het is deze maand al weer tien jaar geleden, dat onze stadgenoot Douwe Andries Bijlsma overleed. Bijlsma, die mij tijdens zijn leven zo vaak had toegevoegd, dat hij ons allemaal zou overleven. Dat zei hij dan in een vermanende bui, wanneer het over gezond leven en over sport of wat dan ook ging. Omdat wij een man als Bijlsma missen, om zijn prachtige uit drukkingen en humor en zeker om zijn prestaties, want het werk, dat hij deed, komt er weer in, is het misschien leuk en zelfs passend de gedachten nog eens te laten gaan. Ik leerde Bijlsma kennen in 1938, toen ik nog op de Chr. U.L.O. - school aan de Margaretha de Heerstraat ging. Dit was de U.L.O. - school van de z.g.n. Leer-School en onze hoofdonder wijzer was de heer Hoogerhuis. Wilhelmina, de toenmalige vor- Wm Al Douwe Bijlsma in actie op de Langepiep. stin, vierde met haar volk het veertigjarig regeringsjubileum. Men kon toen nog feestvieren, wanneer het nu 31 augustus was, 30 april of 1 mei, feest was er! Bijlsma werkte in de buurt van het Zaailand, waar een grote kermis was. Ook zijn dochter Anneke werkte toen nog mee als acrobate. Omdat Anneke veel voor dit werk voelde, was Bijlsma ook heel erg op haar gesteld. Zijn zoon Douwe jr. heeft echter ook lang meegewerkt. ZONDE Ik kende hem natuurlijk niet, want in onze kringen was het eigenlijk zonde wat hij deed. Maar ik was er met een bediende van mijn vader, die een grossier- derij dreef, en bleef dus staan. Bijlsma kende onze bediende Rinze de Vries wel, omdat een broer van Rinze met een dochter van Bijlsma getrouwd was. Hij vroeg mij wie ik was en toen antwoordde De Vries, dat ik een zoon van de baas was, en erg geinteresseerd was in wat hij deed. Aan de uitnodiging van Bijlsma eens met De Vries langs te komen heb ik natuurlijk gevolg gegeven en ik ben jaren bij de Bijlsma's over de vloer ge weest. Bijlsma deed wel eens wat ruw aan, maar dat was een pose. Dit behoorde tot zijn vak, het vak, dat hij zo lief had, dat hij er zijn gehele leven aan opgeofferd heeft. De vrouw van Bijlsma was lid van het Leger des Heils. Bijlsma ging wel mee, maar was waarschijnlijk geen lid, omdat men in die tijd het uitoefenen van een vak, dat zo werelds aan deed, en ook op zondagen werd uitgeoefend, geen lid kon wor den. Maar hij kwam er ook wat graag, hij hield ook van de korpsmuziek en de kinderen waren ook lid van de padvin- dersjeugbeweging van het Leger. WAT RUW Zoals ik reeds vertelde, uiterlijk leek Bijlsma dan wat ruw, maar wie hem lang kende en veel met hem omging, ontdekte ook hele andere dingen. Hij was ook erg belezen, bijzondere verhalen over oude Germanen en Romeinen en Indianenverhalen vond hij bij zonder prachtig. Die ruwheid viel wel wat mee, maar ja, in zijn verteltrant in het prachtigste Leeuwarder dialekt, dat er is, en in zijn toespraak tot het publiek, voor hij op straat ging werken, kwam alles wel eens wat ruw over. Toen een dochtertje van Donwe Bijlsma als 'pliesje inne Prinsentnun' hem stierf, het zal in het begin van de oorlog geweest zijn, zag ik hem huilen als een kind, Bijlsma hield van zijn kinderen en het was een groot gezin. Een verhaal als dit, wordt meestal te lang, maar ik herinner mij, dat er bij die eerste ontmoeting met Bijlsma ook nog een parade-tent stond op het Zaailand. Het theater heette THEATER MODERN, het wa ren Joodse mensen. Vader, moeder en wel acht dochters, var, 24 jaar naar beneden tot 6 jaar en die werkten allemaal mee. Op de autonummers stond een P, dat betekende dus, dat zij uit de provincie Limburg kwamen, wat zal er van die mensen terecht gekomen zijn, later in de oorlog. De vader hing aan een soort trapeze en hield dan een instrument in de mond of een soort beugel, waaraan iemand met een fiets hing en dan ook kon trappen. De dochters dans ten en waren allemaal acrobates. Ik zie het nog voor mij; ik was toen veertien jaar, maar vond die meisjes van een uitzonderlijke schoonheid. Ik heb ze later nooit meer gezien. Heb wel eens getracht uit te vissen, of ze werkelijk allemaal zijn omgeko men. Van de heer Giesing hoor de ik, dat het een Joodse familie was. Maar nu terug naar Bijlsma. Hoe kwam hij aan de naam KAPI TEIN NERO? Na de eerste wereldoorlog, toen de kranten vol stonden met verhalen over duik boot-kapiteins, vond Bijlsma het parmantig staan, zich Kapitein Nero te noemen. Bij het circus, was dit wel meer gebruikelijk. Denk aan Kapitein Schneider met zijn honderd leeuwen. Maar omdat de indruk gewekt moest worden, dat hij van zee kwam, liet hij zich ook helemaal tatoeëren. Ik moet zeggen, er waren wel enkele mooie tatoeë ringen bij, maar ook vele waren niet zo mooi. Opvallend was het wel, wanneer het gesprek over deze tatoeëringen ging, liet Bijlsma ze ook bijzonder trots aan bezoekers zien. Over zijn prestaties het volgende: Bijlsma heeft tijdens zijn leven nooit het geluk gehad een goede impresario te vinden. Misschien zou hij het ook niet aanvaard hebben, want hij wilde graag alles regelen, ging prat op zijn Fries zijn, en noemde Hollanders "luchtfietsers". Men moest hem op een aparte manier benaderen. Maar zijn prestaties waren erg Vervolg pagina 11

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1977 | | pagina 1