Lezers klommen in de pen Vooitl O' tvtEfT ^erkoopto tv( A M E hfc 't kleine 3-Crantóje leeót iedereen Vervolg van pagina 4 ANNE VIGELANTSJE Over Anne Vigelantsje, waarover in het vorige Kleine Krantsje werd geschreven, heb ik mijn vader, die uit Dokkum kwam, vaak horen vertellen. Die zat trouwens vol van die echte ouwe Dokkumers met mooie bijnamen en als ik hem mocht geloven was er geen plaats in Friesland, waar zoveel mensen bijnamen hadden. Heel veel mensen kenden ze niet bij naam, maar alleen maar bij hun bijnaam, of scheldnaam, maar net hoe je het wil bekijken. Uit de verhalen van vader herin ner ik me ook nog Het Bier- buukje, dat was een hele dikke bierverkoper, de Bosaap, een man met een dikke baard, Hendrik half himd, die zo arm was, dat hij maar een half hemd kon dragen, tenminste dat zeiden ze. Lubbert met de Rotsjes, die met geverfde muizen langs de deuren liep en de Priemsteker, dat was een man, die met een priem de gaatjes doorstak in de urinoirs. Maar als vader nog geleefd had, zou hij nog veel meer hebben geweten, zoals ik al zei, Dokkum zat er al vol van en nog wel misschien, dat weet ik niet. Den Haag Mevr. T-AJCalma Inderdaad waren er in vroe ger jaren veel bijnamen in Dokkum, maar Dokkum was zeker niet de enige plaats, waar de mensen hun stadgenoten van vaak prachtige aanduidingen voorzagen. Ook de bewoners van plaatsen als Harlingen Pingjum en Workum, om zo maar een paar te noemen, konden er wat dit betrejt heel wat van. Red.'tKLKr. LAMMORAAL In zijn dagboek, dat ik steeds met interesse lees in "Het Kleine Krantsje", schrijft Lammoraal Sluijterman o.a. in maart 1781 "Ik na de stad geweest en de eerste zitdag gehouden van twee plaatsen onder Jorwert, waarop ook ik geschreven hebbe enz. ."waar op per pondemate ge schreven is f. 140.g-gls., en is het strijkgeld ter sma: f. 70.gis getrokken bij de keurslijfmaken Cahais". Het is interessant, dat de Heer Sluijterman in 1781 het woord pondemate gebruikt, en dat deze benaming voor een oppervlakte maat, thans nog gebruikt wordt op het platteland van Friesland. Het zelfde geldt voor het noemen van het instituut van strijkgeld, bij verkopingen van onroerend goed. Er wordt nog strijkgeld geschreven. In "Holland" noemt men het wel plok of "plokgeld". Verder is het aardig dat hier als strijkgeld schrijver wordt ge noemd de keurslijfmaker Cahais, die zelf familie aantekeningen heeft nagelaten. De Heer Sluijter man zal op de veiling in Leeuwar den in maart 1781, getroffen hebben Samuel Cahais (1715— 1805), die zich zelf in zijn familie boekje noemt mr. keurs lijfmaker. Het originele handschrift uit ±1785 heb ik als één van de na komelingen van Samuel Cahais nog in mijn bezit. Het werkje is, met een voorwoord en genealogie van het geslacht Cahais, door de Heer W.Dolk in I960, geplubli- ceerd in het Genealogysk Jier- boekje nr. 169. Samuel Cahais beschrijft, dat zijn grootvader, en naamgenoot met zijn vrouw, als hugenoten zijn gevlucht vanuit het dorpje Viljer le belle, niet ver van Farijs. De vader van onze Samuel Ca hais, ook weer een Samuel, kwam na veel omzwervingen in Londen terecht, als bakker. Moest echter daar de "Kroon van Engeland" dienen als matroos en verloor "bii de belegering van Barselona in Spanjen", welke vesting hij heeft helpen winnen, schrijft de trotse zoon "de twee voorste leden van de linker hand. Weder thuis gekomen sijnd, verkreeg hij daarvoor een pentioen van 10 pond Starling en vertrok na Holland en engageerde sig in dienst van Sijn Hoohheit Jan Willem Frieso, Prins van Orange en Nassau, als mester bakker, met wien hij ook in campagne is geweest, en aan het Hof dat hier te Leeuwarden resideerde, geble ven is tot in 't jaar 1721." De moeder van Samuel was Susanna Ragoin ook een Huge- note. Na 1721 stichtte vader Cahais een eigen bakkerij in de Begijnestraat over de Wester- kerk". Hij heeft hier echter maar kort plezier van gehad, in 1723 stierf zijn vrouw en in 1724 hij zelf, zodat Samuel jr met enige broers en zusters als jonge wees achter bleef. De wezen werden liefderijk opge vangen en gesteund door oom en tante Toussaint-Ragoin. Isaac Toussaint was als gaaswerker en koopman in "sijden en wolle stof fen en kamer behangsel", tot welstand gekomen in Leeuwar den. De liefde van oom en tante ging echter niet zover, dat zij de wezen zelf in hun huis opnamen, maar op hun voorspraak werden de jongens opgenomen in het "Borger weeshuis". Samuel blijft daar tot 1735, en leerde het handwerk van keurslijfmaken. Ter afronding van zijn opleiding en om de taal te leren vertrekt Samuel voor enige tijd naar Londen. In Londen ontvangt Samuel be richt van tante Toussaint, dat te Leeuwaren was overleden, "eenen Hartman, keurslijfmaker mijn leermeester. Dat het nu tijd was, so ik lust had mij al hier te stabiliseren. Doen kreeg ik waar lijk lust". In 1743 vestigde Sa muel zich zelfstandig in de Sint Jacobsstraat, beginnende met "3 knegten". Hij werkte daar en later i;i de Hoogstraat gedurende 36 jaar met "overvloed van werk" In 1746 wordt Samuel "voorleser van de Walsche kerk op een traqtement van 250 Cr. gls's jaars". Samuel zou zich hof keurslijfmaker kunnen noemen, "hebbende van den begin af aan voor mevrouw de prinsesse dou airière van Orange (Marie Loui se) voor haare hofdames, ook voor de hofdames van Haar Koonglijke Hoogheit mevrouw de prinsesse van Orange (prinses Anna) en genoegsaam voor alle grooten des lands gewerkt, soo dat ik wel mag vragen: Wie is er, die meer ogenschijnlijk zegenin gen van God ontvangen heeft Samuel Cahais schrijft in zijn familie verhaal nog veel over zijn vrouw ooms, tantes, enz. maar het zou te ver voeren daar hier verder op in te gaan. Helvoirt MrJUS-Bekius Het GELUKSKANTOOR was voor de laatste wereldoorlog een zeer bekend verkoopkantoor van staatsloten van Max Cohen aan het Raadhuisplein. Het Ge- lukskantoor maakte vooral in de dertiger jaren furore in de stad, toen bekend werd, dat Max Cohen de loten had verkocht, waarop de honderdduizend viel, destijds de hoogste prijs in de Staatsloterij. Twee bekende stad genoten deelden toen die prijs: Sipke Castelein van hotel Spoor- zicht en de vader van Saakje Procee van het Hoeksterachter- om. De PLETBUURT noemde het volk van Achter de Hoven een door een poortje bereikbare buurt aan deze straat, scheef tegenover de Kanaalstraat Het was een niet-officële naam, zoals de volksmond meer namen bedacht, die geen officiële er kenning vonden, zoals Jenever- steeg, Eerappelsteeg en Dood- kistenbuurt. Het ZWAANTJE was de naam van een café in de Sacrementstraat, dat werd geëx ploiteerd door een voormalige sigarenmaker, de bekende Jantje Verhoef. De GOUDEN HOED heette eens het pand nummer 17 aan de Wirdumerdijk, precies tegenover het pand nummer 26, dat in de Vergulde Hoed werd genoemd. Die vergulde hoed kunnen we nu nog altijd bewon deren - het is de zaak in heren modes Van der Kam, die dit uithangteken een vijftiental jaren geleden in ere herstelde. De MENNON1TENSTEEG heeft niemand van ons onder deze naam gekend: de steeg werd eeuwen geleden zo genoemd, maar kreeg later de naam van Oude Vermaningsteeg - ze liep van de Nieuwestad in de richting van het Ruiterskwartier. De HOLLANDSCHE MAAGD was eens de mooie naam van een herberg in de stad, waar alle excercitiegenootschappen uit Friesland plaphten bijeen te ko men. Het is niet bekend, waar precies de Hollandsche Maagd zich bevond. De BARGEKOP heette in een grijs verleden het hoekhuis van de Koningstraat en de Turfmarkt. Het pand stond op de plaats van het huidige Fries Museum. In 1659 was het ge bouwd, in 1797 werd het afge broken. Het huis moet voorzien zijn geweest van een gevelsteen met een varkenskop - een barge- kop sogeseid. DE ROODE BOER was tot in het midden van de vorige eew een herberg op de hoek van Achter de Hoven en de Zuidergrachtswal. Het MARIA ANNASTRAATJE tussen de St. Jacobsstraat en het Heerenwaltje, heeft in de loop der eeuwen verschillende namen gehad: Jacob Roepersteegh, Maarjansstraatie, Marij Jans- straetie, Kleine Jacobsstraat, Klei -ne Klokstraat, Mariannestraatje en Moriaanstraatje. Omstreeks de twintiger jaren was het Maria Annastraatje min of meer be rucht door het voor die tijd gewaagde cabaret van het Duo Carels, dat later verhuisde naar de Korfmakersstraat. De KOGELSCHANS was een doodlopend steegje bij het Hoeksterkerkhof, evenwijdig lopend aan het Hoeksterpad. De naam van deze steeg, zo vlak bij de kazerne, doet denken aan het militaire bedrijf, maar die ge dachte is bepaald niet juist. De naam Kogelschans of juister ge zegd Kogchel- of Kochelschans komt van het woord kochel en dat was in de zeventiende en achttiende eeuw een heer, die wij nu kennen onder de aanduiding souteneur. De laatste herinne ringen aan de Kogelschans ver dwenen, toen de huisjes hier na de tweede Wereldoorlog werden gesloopt en ook het naambordje verloren ging. DeZUUPSTEEG heeft niets met het gebruik van alcoholische versnaperingen te maken, zoals nog wel eens wordt verondersteld, maar dankt haar naam waarschijnlijk aan het feit, dat hier in een ver verleden karnemelk werd verkocht. De Zuupsteeg verbindt de Speel mansstraat met de Eewal.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1977 | | pagina 7