DOODJAMMER DAT GEEN ENKELE
STADSPOORT BEHOUDEN BLEEF
'T KLEINE
KRANTSJE
HERINNERINGEN HENDRIK BURGER
3
NA ZEVENTIG JAAR
Wie als een tweede Rip van Winkle
na een slaap van zeventig jaar zou
ontwaken in Leeuwarden, de plaats
zijner kindeijaren, hij zou dezelfde
verbijstering ondervinden als zijn
voorganger van de Hudson Valley
bij diens terugkeer in de Village of
Laughing Water. Het is zijn oude
stad, maar alles is veranderd. De
grond, waarop hij loopt, is dezelfde
niet meer. De „balstienen en het
slecht" hebben plaats gemaakt voor
een gladde rijweg met een verhoogd
voetpad langs de huizen. Al de aar
dige stoepen zijn verdwenen. Op de
Nieuwestad zijn in de patriciërhui
zen, ook het Burmaniahuis, „za
ken" gevestigd. Zelfs de Grote So
ciëteit op de Langepiep is een win
kelpand geworden. Op de winkels
staan onbekende namen; vele verto
nen schreeuwerige reklames. Over
de straat glijden, zonder paarden,
dicht bij de grond, gesloten koetsen,
door een onzichtbaar mechanisme
bewogen en bestuurd door een ach
ter een ruit zittende man, met twee
handen aan een stuurrad. Deze
koetsen rijden met een razende vaart
en stoten onmuzikale geluiden uit.
LANTAARNOPSTEKER
Als het avond wordt gaan, zonder
lantaarnopsteker, hoog in de straat
schelle lichten branden. Ook som
mige winkels ontsteken illumina
ties, die de ogen pijn doen
Ik kan Rip niet aldus laten voort
gaan. Hij is teerg van de wijs. Door
het vreemde licht verblind, ontgaat
hem het blijde beeld van die men-
senschaar, die 's avonds, na vol
brachte arbeid, over de Nieuwstad
paradeert. Om te zien en gezien te
worden. En zij mogen worden ge
zien, die meisjes en vrouwen,
vooral om haar zelfbewuste, fiere
gang, deze „jonge-frouwen van
Friesland", aan wie Starter, de eer
ste Leeuwarder dichter, drie eeu
wen geleden zijn huldegroet heeft
gebracht:
Opdat een ieder weet, dat bin
nen Frieslands lijn
De heuschte, schoonste en be
leef ste vrouwen zijn."
Maar ook afgezien van de vrouwen
heeft Rip groot ongelijk. Had hij
niet zo onmatig lang liggen slapen,
dat had hij wel begrepen, dat ook in
Leeuwarden de klok niet zou stil
staan. Een billijke beoordeling wil
Leeuwarden zien in de lijst van deze
tijd. Uit dit oogpunt bezien sluit de
balans van dit zeventigjarig tijdvak
met een verheugend eindcijfer. Het
zielental der stad is verdubbeld; het
bebouwede oppervlak wel vervier
voudigd. Aan de buitenzij zijn
machtige fabriekscomplexen verre
zen. De veemarkt, deze voor Leeu
wardens bloei zo gewichtige zaak,
heeft nooit gedachte uitbreidingen
ondergaan. Een eeuw geleden prees
Eekhoff de veemarkt aan het Rui-
terskwartier als „bijna niets te wen
sen overlatend". Maar de veel rui
mere veemarkt, die in 1874 bij het
station is gebouwd, is sedertdien
herhaalde malen moeten worden
vergroot. Totdat in 1929 een hoogst
oorspronkelijk denkbeeld is verwe
zenlijkt en op de markt (een voor
6000 schapen ingerichte) betonnen
verdieping is gezet, die op zichzelf
een bezienswaardigheid is.
Vóór ik nu zelf op pad ga, sla ik de
plattegrond van 1933 open en vind
Leeuwarden, dat eertijds (behalve
aan de Schrans en aan het Vliet)
nauwelijks buiten zijn oude vesting
gordel uitkwam, thans aan alle zij
den door voorsteden ingesloten. De
in de vier hoofdrichtingen lopende
straatwegen, ook het Nieuwe Ka
naal, liggen midden in een huizen
zee. Thans bestijg ik de fiets om al
de nieuwe buitenwijken te door
kruisen. Zij geven de indruk van
netheid, vriendelijkheid, zorg voor
licht en lucht. Er zijn veel huizen
met voor- en achtertuintjes, kleine
plantsoenen, grote schoolgebou
wen, in West een statige kerk met
een helaas niet al te fraaie toren.
Intussen hoe verdienstelijk de bui
tenwijken ook zijn ontworpen en
hoeveel zij nog zullen groeien, toch
zullen zij nimmer het karakter van
de stad bepalen. Daarvoor is er te
veel overeenkomst met de nieuwe
buurten van al de steden van die
grootte. De vreemdeling, die van
Leeuwarden een gunstige indruk
heeft ontvangen, zal thuis over de
buitenwijken niet reppen; maar wel
zal hij verhalen van het in plantsoen
herschapen bolwerk, van de Olde-
hove en van de binnengracht, die in
fraaie kromming de stad doorsnijdt.
BOLWERKEN
Bolwerken en poorten. - In het be
gin der vorige eeuw bezat Leeuwar
den nog zijn volledige vestingwal,
met zeven poorten en negen puntige
bastions, die hier (met een mooi
Nederlands woord) dwingers heet
ten. Tussen de jaren 1817 en 1846
zijn de wallen geslecht en al de
poorten afgebroken. Ook enkele
van de dwingers werden afgegra
ven; maar de meeste werden in
plantsoen herschapen, dat de stad
aan drie zijden omsloot. En naar
oud voorbeeld, zijn op al de in stand
gebleven dwingers korenmolens
geplaatst, waarvan ik er in mijn
jeugd nog een viertal heb zien
draaien. Op de Wirdumerpoorts-
dwinger, waar nu het beurs- en
waaggebouw staat, stond eertijds
een grote molen, „de Fortuin". Wij
hebben in die buurt dikwijls ge
speeld; totdat, in 1873, de molen is
afgebroken en de rest van de dwin
ger geslecht. Een jaar daarop heb
ben wij de Verlaatsdwinger, „de
Hoge Berg", zien afgraven, „een
der meest geliefde wandelingen van
Leeuwardens ingezetenen". Voor
lopig bleef een deel van de dwinger,
met de molen „de Hoop", nog ge
spaard. Tien jaar later is de sloper
zijn vernielingswerk komen vol
tooien
Waar de Hoge Berg, met zijn ge
boomte en zijn vrije kijk over het
water, een lustoord voor de Leeu
warders is geweest, staat thans een
rijtje banale huizen langs de kade.
De Vrouwenpoortdwinger (thans
Westerplantage) heeft zijn plant
soen behouden; maar het aardige
molentje: „de Arend", dat hem
kroonde, is, toen het in 1901 bouw
vallig was geworden, voor afbraak
verkocht. De Oldehoofster dwin
ger, ,,'t Klein Fentsje" (nu Noorder
Plantage), was na het verdwijnen
van de Hoge Berg, met de Prinsen
tuin de mooiste der dwingers. In
1882 is hij gedeeltelijk afgegraven,
waarbij ook de molen „de Leeuw"
is gevallen.
Vraagt men, waarom Leeuwarden
zijn prachtige bolwerkwandeling,
een zo uitzonderlijk sieraad, voor
een groot deel heeft prijs gegeven,
dan past daarop helaas geen ander
antwoord dan: kruidenierspolitiek.
Dat bij de grote uitbreiding-Zuid en
de aanleg van de Willemskade de
Zuiderdwinger moest worden op
geofferd, is duidelijk; maar de Hoge
Berg! Volgens officiële gegevens is
deze dwinger afgegraven, omdat de
vervolg op pag. II
Doodjammer, dat de stadspoorten verdwenen zijn Dit was de Wirdumerpoort ter hoogte van het huidige gebouw Amicitia.
voor Leeuwarden en de
wijde wereld er omheen.
Een uitgave van Fsnno
Schoustra's Publlci-
teitskantoor.
Verschijnt eenmaal in de
veertien dagen.
Redactie, Administratie
en Advertentieafdeling:
Vredeman de Vriesstraat
1 (Naast Emmakade 39)
Leeuwarden.
Telefoon <05100) 20302
Postgiro 98 10 62
Bank: Rabobank
Geopend: van dinsdag
tot en met vrijdag, uit
sluitend 's morgens van
9 tot 12 uur.
's Middags en van za
terdag tot en met maan
dag gesloten.
Abonnementsprijs:
voor Nederland fl.21.00
per jaar; voor het buiten-
land:fl. 37.50 per jaar.
Losse nummers: afge
haald fl. 1.25 per stuk.
Per giro besteld: fl.2.00
voor 1 ex., fl.3.50 voor 2
ex., fl.5.00 voor 3 ex.
Het lidmaatschap van 't
Kleine Krantsje is alleen
mogelijk voor lezers, die
akkoord gaan met de
bepaling, dat het abonne
mentsgeld vooruit moet
worden voldaan.
Op de Ie februari dient
het abonnementsgeld
voor het dan lopende jaar
te zijn betaald.
Geschenk-abonnementen
en abonnementen van
lezers in het buitenland
moeten op de 31e decem
ber van het voorafgaande
jaar zijn betaald.
Lezers, die zich niet tele
fonisch of schriftelijk,
maar per giro-ovérschrij-
ving als abonnee aanmel
den, worden verzocht op
het girostrookje te ver
melden: Nieuwe abonnee.
Abonnees, die zijn ver
huisd, dienen er op te
letten, dat hun giro-over-
schrijvingskaart het nieu
we adres vermeldt - het
oude adres moet worden
doorgehaald.
Wie het abonnementsgeld
voor een ander betaalt,
dient duidelijk de naam en
het adres te vermelden
van de abonnee, voor wie
wordt betaald.
Adreswijzigingen moeten
minstens 10 dagen voor
het verhuizen worden
doorgegeven.
Abonnementen, die niet
voor 1 december zijn op
gezegd, worden automa
tisch verlengd.