'T KLEINE STADJE LEEUWARDEN
IN 'T MIDDEN VAN VORIGE EEUW
5
In 1846 is bij Jacobus Noorduyn in Gorinchem uitgegeven een
Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, "bijeenge-
bragt door A-J. van der Aa onder medewerking van eenige Va-
derlandsche Geleerden". Een onzer trouwe abonnees was zo
vriendelijk ons fotocopieën te sturen van het gedeelte in het boek,
dat over onze goede stad Leeuwarden gaat. We leren er uit, hoe
de stad er honderd en dertig jaar geleden heeft uitgezien - het is,
voor ons zoveel later, byzonder interessante lectuur, die we onze
lezers niet willen onthouden. Hierbij gaat een eerste aflevering:
^Leeuwarden in 1846.
LEEUWARDEN, palende N. aan
de griet. Leeuwarderadeel, O. aan
Tietjerksteradeel, Z. weder aan
Leeuwarderadeel. W. aan Menal-
dumadeel, Deze gem. bevat de stad
Leeuwarden, benevens de
Klokslag-van-Leeuwarden. Dit ste
delijk regtsgebied is van eene zeer
groote uitgebreidheid, en heeft eene
langwerpige, onregelmatig vier
kante gedaante, van het Oosten naar
het Westen 1 1/4 u. lang, doch van
het Zuiden naar het Noorden 4/4 u
gaans breed. Zij bevat de b. het
Vliet met Pietersburen, het Slot,
Kleijenburg, Schilkampen en Wil-
laart, Achter-de-Hoven, Achter-
Cambuur, de Grachtswal, de Vij-
verbuurt, Oude-Galileën, Camstra-
buren, Bilgaard, Taniaburen, het
Nieuwland enz.
De voornaamste wateren, binnen
den klokslag van Leeuwarden, zijn
vooral: de Trekvaart van Leeuwar
den op Franeker en Harlingen, eerst
gegraven in 1507, en met een be
hoorlijkjaagpad voorzien in 1647.
TREKVAARTEN
Op 1/4 u afstand van de stad loopt
uit deze vaart zuidwaarts de Trek
vaart naar Sneek, in de zestiende
eeuw gegraven en in 1662 met een
trekpad voorzien. Daarna de Trek
vaart op Dockum of de Dockumer-
Ee, die van eenen onheugelijken
ouderdom is en tot bij Snakkerburen
onder de stads geregtigheid ligt.
Voorts de Vaart van het Vliet, die
ten Oosten van-Schilkampen het
Kurkmeer wordt genoemd, en ver
der zich met de wateren van Tiet
jerksteradeel vereenigt, doch,
zuidwaarts loopende de Tynje heet,
en die zich als Grootscheepsvaarwa-
ter naar Groningen, de Lemmer
enz. uitstrekt. Eindelijk het Pot-
margediep of de Potmarge. welke,
tusschen de Wirdumerpoort en den
Grachtswal uit de Stadsgracht sprui
tende, zich in het zuidoostelijk deel
der stads geregtigheid vereenigt met
de Tynje.
De voornaamste rijwegen, door de
zen klokslag loopende, zijn: de
Zuidelijke Straatweg naar Zwolle,
de Oostelijke Straatweg naar Gro
ningen, de Westelijke Straatweg
naar Harlingen, de Leprozeweg of
het Spanjaardsdijke en de Rijweg
buiten de Wirdumerpoort Achter de
Hoven naar en voorbij Mariënburg
enz.
Zo zag de oude Waag - de Stadsboterwaag - er uit in het midden van de vori
ge eeuw, toen het Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa verscheen.
De gem. Leeuwarden beslaat eene
oppervlakte van 1657 bund. 2 v. r.
10 v. ellwaaronder 1592 bund. 63
v.r. 90 v. ell belastbaar land. Men
telt er 5321 h., bewoond door 4655
huisgez uitmakende eene bevolking
van 23.400 inw., die meest hun be
staan vinden door binnenlandschen
handel in de veelvuldige voort
brengselen van den Frieschen grond
en in andere waren, gelijk mede
door fabrijken, handwerken enz.
Het land omtrent Leeuwarden, aan
den zuid-, west- en noordkant, be
staat uit best vruchtbaar weiland,
gelijk ook voor een gedeelte ten
Oosten, tot aan Schilkampen; doch
verder naar tietjerksteradeels gren
zen is het veel lager en dus van min
dere wawarde. Benoorden de stad is
ook veel vruchtbaar bouwland.
Fraai is van verre het gezigt op de
stad, wegens de menigte van mo
lens en vele andere fabrijken, welke
in hare nabuurschap gevonden wor
den.
In het midden der vorige eeuw be
stonden te Leeuwarden omstreeks
20 wolkammerijen, waaronder er
waren, die ieder des zomers 3 en des
winters 10 knechts bij zich aan huis
werk verschaften; terwijl so migen
buiten 's huis in den winter 300 a
400 lieden uit de
geringe volksklasse aan brood hiel
pen, dat des zomers met andere
handwerken werd verdiend. Alle de
kousen der Friesche regimenten
werden door deze menschen ge
breid. Thans is dit belangrijk middel
van bestaan voor een groot aantal
behoeftigen, door den menigvuldi-
gen invoer van buitenlands ge-
weefde goederen, tot groot nadeel
van zedelijkheid en welvaart, bijna
verloren gegaan. De destijds en la
ter in Leeuwarden en in andere Frie
sche steden bloeijende saijetfabrij-
ken maakten, door deugdelijkheid
van stof en dén aanzienlijken prijs
der waren, een belangrijk voorwerp
van handel en vertier uit. De voor
naamste der thans hier nog be
staande fabrijken en trafijken zijn: 2
bierbrouwerijen, 8 branderijen, 2
mouterijen, 1 steenbakkerij, 4 pot-
tebakkerijen, 2 kalkbranderijen, 7
leerlooijerijen, 2 lijmziederijen en
velleblooterijen, 2 leermolens en
zeemtouwerijen, 1 zeemfabrijk, 7
scheepstimmerwerven, 9 lijnbanen,
I zoutkeet, 3 seepziederijen, 3 ci-
choreifabrijken, 3 verwfabrijken,
onder welke 2 friesch-
groenfabrijken. 1 linnenweverij of
klanderij, 6 tabaksfrabrijken en
kerverijen, 2 houtzaag-, 7 olie-, 3
cement-, 3 pel- en 7 korenmolens.
De Hervormden die hier 16.600 in
getal zijn, onder welke 4.600 Le
dematen maken eene gem. uit,
welke tot de klass. en ring van
Leeuwarden behoort, en door 7
Predikanten bediend wordt. De eer
ste, die als vaste Predikant in deze
gem. het leeraarambt heeft waarge
nomen, is geweest Pasceasius
Baers, die 1590 herwaarts kwam en
in 1605 naar Bergen-op-Zoom ver
trok.
Ook heeft men er eene Waalsche
Gemeente, die 150 zielen telt, onder
welke 100 Ledematen. Zij wordt
door eenen Predikant bediend. De
eerste, die in deze gem. het leeraa
rambt heeft waargenomen, is ge
weest Joseph Pithoys, die in het jaar
1659 herwaarts kwam, en omtrent
het jaar 1770 overleed.
De Doopsgezinden, die hier 550 in
getal zijn, onder welke 330 Lede
maten, maken eene gem. uit, welke
tot in 1844 door eenen Predikant be
diend werd. In dat jaar is echter door
de Doopsgezinde gemeente beslo
ten, eenen tweeden Predikant aan te
stellen en zal alzoo in het vervolg
het leeraarambt door twee Predikan
ten worden waargenomen.
De Evangelisch-Luthersen, van
welke men er 500 aantreft, onder
welke 250 Ledematen, maken eene
gem. uit, die tot den ring van Gro
ningen behoort. De eerste, die in
deze gem. het leeraarambt heeft
waargenomen, is geweest Julius
Caesar, die de gem. te Groningen in
stilte bediende: want destijds had
den die beide gem., nog geen verlof
tot vrije uitoefening van godsdienst
bekomen. Julius Caesar, te Gronin
gen wonende, kwam, ten minste
viermaal in het jaar, den Evang.
Luth. te Leeuwarden het H.
ROOMSCH KATHOLUKEN
Avondmaal toedienen.
De Roomsch-Katholijken, die hier
4150 in getal zijn, maken, met een
groot deel van de griet. Leeuwar
deradeel, 4 stat. uit, wejke geza
menlijk 4900 zielen tellen, onder
welke 3000 Communikanten. Deze
statiën zijn: die van den H. Willi-
brordus, waartoe 1350zielen, onder
welke 800 Communikanten, behoo-
ren en welke door eenen Pastoor be
diend wordt; die van den H. Fran-
ciscus, waartoe 1400 zielen, onder
welke 900 Communikanten, behoo-
ren en welke door eenen Pastoor be
diend wordt; die van den H. Boni-
facius, waartoe 1580 zielen, onder
welke 980 Communikanten, behoo-
ren en welke door eenen Pastoor be
diend wordt; die van het Klooster,
met 560 zielen, onder welke 520
Communikanten, welke door eenen
Pastoor bediend wordt. Tot deze
stat. behooren bovendien 500 R.K.
in het huis van Opsluiting en Tuchti
ging-
vervolg op pag. 7
Inde negentiende eeuw was Leeuwarden nog heel wat mooie molens rijk. Deze fraaie houtzaagmolen, de Eendracht, heeft aan de
Harlingertrekvaart bij Schenkenschans gestaan. Omstreeks 1919 moet de molen zijn gesloopt.