HERINNERINGEN AAN VROEGER Nüjg
OP DE AMBACHTSSCHOOL 1040
4Ê&
75,-
VRESELIJKE VOORVALLEN
7
PIKKIE
VAN VUREN
Bekijk het eens door
een BRIL van
MIEDEMA
LEESBRIL
WONING
INRICHTING
iNtaiwMtad 9S-97
LEEUWARDEN
In Dokkum is in vroeger ja
ren een politieman geweest
met zulke vurige ogen, dat
hij er z'n bijnaam aan te
danken had: Pikkie van Vu
ren noemden de Dokkumers
hem. Toen de vrouw van
Pikkie van Vuren op een
goeie dag plotseling in de
stad verscheen met een zeer
opzichtige lichte mantel met
als versiering een zon er op,
hadden de Dokkumers ook
voor haar een bijnaam
klaar: de Zonnekoningin
heette ze van die dag af. Pik
kie van Vuren en de Zonne
koningin - zo ging dat in die
goeie ouwe tijd
Het zal met veel mensen wel zo zijn:
zit men met vrienden of kennissen
gezellig bijeen, dan gaat het gesprek
al gauw over vroeger en over wat er
vroeger werd beleefd. Wat kunnen
die gesprekken aardig zijn, vooral
wanneer iedereen in de kring iets te
vertellen heeft. Zelf vind ik het op
halen van herinneringen vaak heel
interessant en ik beleef er veel ple
zier aan, omdat mijn belevenissen
vrij scherp in het geheugen zijn ge
grift. Geen wonder, dat 't Kleine
Krantsje daarbij nogal eens ter sprake
komt en meer dan eens is me ge
zegd, man, dat moet je publiceren.
Nou, toe dan maar.
Wanneer ik dan over vroeger praat
is het wel noodzakelijk, dat ik ook
dingen vertel, die buiten Leeuwar
den zijn gebeurd. Mijn ouders
woonden namelijk in Engelum en
mijn verhaal begint in 1913, het
jaar, waarin ik voor het eerst naar de
Ambachtsschool ging.
De dagelijkse reis naar de stad ging
met veel lotgenoten met het tram
metje, dat uit Sint Jacob kwam. Ik
weet niet meer, hoe laat precies wij
arriveerden, maar wél dat we nooit
op tijd op school konden zijn.
MACHTIG INTERESSANT
'Flink doorstappen'luidde dus het
consigne van de school, maar ja: op
de route langs de Nieuwestad, de
Oosterstraten en de Wijbrand de
Geeststraat was altijd zo machtig
veel, wat ons als boerenjongen inte
resseerde, de prachtige etalages, de
mensen, de drukte, nou ja, noem
maar op. Het was dan ook vaak heel
OPTIEK
Oogmeting dagelijks
tatd. glazen an oogmating
KLEINE KERKSTR. 14
LEEUWARDEN,
tal. 24664
moeilijk om er een gestage pas in te
houden.
Daarbij kwamen de wanordelijkhe
den, waaraan we ons soms schuldig
maakten, het omschoppen van
asemmers, het bekogelen met
sneeuwballen van uithangborden en
dergelijke aardigheden. Vaak wa
ren we de schrik van de Nieuwestad
en dikwijls werden we dan ook
hartgrondig uitgescholden voor
boerepummels of ongelukken.
Maar er was één jongen, Engele, die
niet bereid was aan onze chronische
langzaam aan actie mee te doen. Bij
het verlaten van het tramstation aan
de Westersingel zette hij meteen de
spurt er in en meestal verscheen hij
ver voor ons op school. Dan werden
wij als laatkomers bij de Directeur
op 't matje geroepen en dat was be
paald geen pretje.
IN VERHOOR
Daarom namen we Engele „in
verhoor" en beloofden hem een nog
veel vreselijker afstraffing, als hij
voortaan niet samen met ons op
school binnenkwam. Maar Engele
was hardleers en hij kwam prompt
toch weer ver voor ons op scbool.
Toen bedachten we wat anders. Een
van de jongens nam op een morgen
een flink stuk touw mee en toen we
Leeuwarden naderden, werd Engele
heel onzacht en stevig aan de bank
in de tram vastgebonden. Doordat
de wagens na aankomst de remise
werden ingereden heeft het een hele
tijd geduurd voor onze goede vrind
zich, met behulp van tramperso
neel, heeft kunnen bevrijden. Ver
gis ik me niet, dat heeft Engele zich
Mijn verhaal begint in 1913, het jaar, waarin ik voor het eerst naar de
Ambachtsschool ging
daarna wel meer solidair gedragen.
Ons dagelijks ritje met de tram werd
voor ons al gauw een gewoonteritje
en dus niet bijzonder enerverend,
maar op vrijdag was er vaak nog wel
wat bijzonders tè doen. Er gingen
dan veel veehandelaren en zaad-
VERVOLGVERHAAL
DOOR J. S. KIKSTRA
kooplui mee en het was dan altijd
stampvol en door de tabaksrook kon
je dan vanaf het ene eind het andere
eind van de wagen niet meer zien.
En een gepraat en gezwets, dat je
oren er van tuitten.
Had het 's winters geijzeld, dan wa
ren de rails vaak spiegelglad en
wanneer de tram dan het blikken
wachthuisje van Engelum naderde,
stond de conducteur op de treeplank
van de eerste wagon om ons toe te
schreeuwen: „Jimme moatte der
samar opspringe hjer. Wy kinne net
stopje, hwant dan komme we noait
wer oppe gleed". De passagiers
moesten dan maar zien, dat ze op de
langzaamrijdende tram konden ko
men, maar ik moet zeggen, dat het
altijd goed is gegaan.
Op school beviel het mij vrij goed,
hoewel het in het begin wel een
kwestie van wennen is geweest,
maar dat gold voor meer platte
landskinderen. Want kinderen wa
ren we vaak nog wel, ondanks onze
leeftijd van dertien of veertien jaar.
Onze leraar-practijk was een
vreemde figuur en qua opleiding
konden we voor geen cent van hem
leren. Nu geloof ik, dat hij last had
van zijn ene been. Hij zat heel vaak
midden in het lokaal op een bankje
en bestuurde - sterk gezegd! - van
die plaats af de gang van zaken. Zag
hij dan wat onregelmatigs, bijvoor
beeld, dat twee jongens bij elkaar
stonden te giechelen, dan deed hij
voorzichtig z'n ene pantoffel uit,
mikte en slingerde de slof dan die
twee knapen naar het hoofd. Alge
mene hilariteit.
En schelden kon hij ook prima.
We hadden een jongen in de klas,
een zekere Meier - diens vader had
een zaak in huisorgels op de Nieu
westad, ik meen een filiaal van Jo
hannes de Heer. Die jongen werd op
een gegeven moment uitgescholden
voor „lelijke orgellul, wat let me of
ik zal. Het spreekt vanzelf
dat de sfeer en tucht nogal te lijden
hadden onder deze incidenten.
Voor deze pracht leraar hadden wij
ook een prachtnaam: Gore Jopie.
Gelukkig heeft het niet zo lang met
hem geduurd, want hij is naar elders
vertrokken. We kregen toen voor
een paar maanden een hulpleraar,
voor een nieuw benoemde de lessen
overnam. Die nieuwe heette Cas-
pers en hij leek ons eerst een streng
en kwaadaardig mannetje. Met
mate streng was hij wel, maar hij
liet zich al gauw kennen als een
prima leraar. Hij bleek een uitste
kend vakman te zijn en een warm-
Vervolg op pag. 13.
De stoomtram bij Leiden heeft een
onbekende man overreden, die op
de plaats dood bleef. De man lag al
op de rails, toen de tram om twaalf
uur van Leiden naar Voorschoten
vertrok. De machinist is toen ge
stopt om hem aan de kant te leggen
Toen de tram er om kwart voor een
weer langs kwam, zag de machinist
de man pas, toen hij op een paar pas
genaderd was. Omdat hij niet zo
vlug kon remmen, belde hij, waarop
de man zich omdraaide en met beide
benen over de rails ging liggen.
Het is niet met zekerheid uit te ma
ken, of de man de dood gewenst
heeft, of dat drankmisbruik de oor
zaak was.
(1900)
Op de kermis in Haarlem stond een
zeventienjarige jongen in een lucht-
schommel. Hoe het is gebeurd valt
niet te zeggen maar opeens liet hij de
handen los, sloeg achterover en
bleef met de voet aan een koperen
staaf hangen en werd toen met het
hoofd tegen de vloer van de tent
geslagen en wel zo, dat hij dadelijk
werd gedood.
(1910)
Bij een wielerwedstrijd in het Belgi
sche Moll kwamen alle deelnemers
te vallen. Een zekere De Martelaere
uit Meerhout werd op slag gedood,
een andere renner werd gevaarlijk
gewond en de overige zes deelne
mers bekwamen allen meer of min
der ernstige kwetsuren.
(1911)
Soms kochten we voor een cent appels op de hoek van de Ossekop cit dc
Oude Oosterstraat.