JOOST HIDDES HALBERTSMA STOND AAN WIEG VAN MUSEUM KLACHTEN OVER "REDDELOZE WARWINKEL" LEIDDEN TOT BETERE HUISVESTING 13 Het vorige jaar was het precies anderhalve eeuw geleden, dat het Fries Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde werd opgericht - over twee jaar zal het precies een eeuw geleden zijn, dat het Fries Museum in de Koningsstraat z'n deuren opende. Fries Genootschap en Fries Museum: nog steeds zullen we ze in één adem moeten noemen, hoewel er in 1969 een eind gekomen is aan een situatie, die bijna negentig jaar had geduurd. Toen - op de laatste dag van dat jaar - werd de oprichtingsacte van de Stichting Het Fries Museurri gepasseerd en ging het beheer van het Museum en z'n uithoven van het Genootschap op deze Stichting over. Tegelijkertijd werden de leden van het personeel, tot dat moment bij het Genootschap in dienst, als provinciale ambtenaren benoemd. of twee generatiën worden zullen". De Provincie stelde de aanwinst van de schenker op hoge prijs, „over tuigd, dat zij voor de nationaliteit van dit gewest van eene steeds blij vende waaide zal zijn." „En" zo schreef Van Leeuwen naar Deventer, „men was hier zeer ver rast met deze heerlijke bezending, waardoor het Kabinet een superbe Maar de aloude band blijft bestaan: in de gewijzigde statuten van het Fries Genootschap wordt „het on derzoek naar en het verspreiden van kennis omtrent al hetgeen de ge schiedenis, oudheid- en taalkunde van Friesland betreft" als doel van deze vereniging genoemd en zij tracht dit doel te bereiken ,door het steunen van de exploitatie van de musea, in beheer bij de Stichting Het Fries Museum" en voorts „door het uitgeven en het steunen der uitgave van geschriften, het houden van wetenschappelijke bij eenkomsten en het verrichten van andere werkzaamheden, die bevor derlijk zijn voor het doel". Wel, dat is een hele mond vol, maar 't is wel duidelijk: wie Fries Ge nootschap zegt, zegt - ook nu nog - Fries Museum en, natuurlijk, ook omgekeerd. STUDIE Het was niet de eerste de beste Fries, die in feite aan de wieg van dit Museum heeft gestaan: Joost Hid- des Halbertsma, predikant te De venter, belangrijk en vruchtbaar taalvolkskundige, schrijver en volksopvoeder, baanbreker op het terrein van de Friese spelling en bij belvertaling. Joost Halbertsma, geboren in 1789, maakte in het midden van de negen tiende eeuw de opkomst van het cultuur-historisch museum mee en hij werd bijzonder getroffen door het grote aantal musea en oudheid kundige kabinetten, die er-behalve het al bijna een eeuw oude British Museum in Londen - in de verschil lende graafschappen en steden van Engeland, Ierland en Schotland be stonden. Na bezoeken aan deze Angelsaksi sche landen en ook na museumbe- zoek aan Duitsland keerde hij en thousiast naar hier terug met het bondige voorstel aan Gedeputeerde Staten van Friesland een provinciaal locaal beschikbaar te stellen voor antiquiteiten met betrekking tot dit gewest - de ruimte, waarover het Fries Genootschap tot dusver be schikte in één van de zalen van Van der Wielen aan de Sacramentstraat, werd niet langer toereikend geacht. Het was een idee, dat bij Gedepu teerde Staten weerklank vond: bij resolutie van 4 mei 1853 betuigden G.S. er hun instemming mee. IN Z'N NOPJES Een maand later was er een eerste overleg tussen de provinciale archivaris-bibliothecaris Jacob van Leeuwen en het Genootschapsbe- stuur, dat al lang uitkeek naar een geschikte localiteit en dus met het initiatief van Halbertsma nogal in z'n nopjes was, „als ziende daarin een middel, om niet alleen een ge schikter locaal te erlangen, maar ook tevens aan eene sinds langen tijd gekoesterden wensch tot daar- stelling van een Antiquarisch Kabi net van Friesland te kunnen vol doen, waartoe men gaarne de be hulpzame hand zal bieden." Het Provinciaal Bestuur stelde een lokaal beschikbaar op de tweede verdieping van het Paleis van Justi tie en in de herfst van datzelfde jaar was de inrichting voltooid en vorm den „de niet onbelangrijke" ver zamelingen van het Genootschap één geheel „met het aan te leggen Provinciaal Museum van oud- en zeldzaamheden". Zelf schonk Joost Halbertsma aan de Provincie een privé-collectie, die uit negen en zestig stukken bestond, „waaronder zeker eenige voorwer pen, die op dit oogenblik nog geene oudheden zijn, doch die't met eene begin heeft". Het was ook Joost Halbertsma, die daarna een „Programma voorFries- lands Kabinet van Oudheden" sa menstelde, een geschrift, waarin de Friezen werden opgewekt uit het verleden overgeleverde voorwer pen, hoe nietig ook, te schenken aan dit Kabinet. Wel, deze hartstochtelijke oproep is niet zonder succes gebleven; niet al leen de bezittingen van het Kabinet, ook de boekerij van het Genoot schap nam belangrijk in omvang toe en in 1861 moest Joost Halbertsma al bij het Genootschap klagen over „de reddeloze warwinkel in het Ka binet", door het ruimtegebrek ont staan na de groei van de Genoot schapsbibliotheek. WARWINKEL Het Genootschap berichtte toen Ge deputeerde Staten, dat dit ruimtege- Het Fries Genootschap, ontstaan na het ontwaken, in het begin van de negentiende eeuw, van de liefde voor het Fries-eigene, heeft zich de eerste halve eeuw voornamelijk op studie toegelegd. Al spoedig 1829) begon het met het uitgeven van een „Frysk Jierboeck- je"de voorloper van het tijdschrift De Vrije Fries, dat tot 1969 eens in de twee jaar en nu - in samenwer king met de Fryske Akademy - jaar lijks verschijnt. Ook werd het Genootschap de uit gever of subsidiënt van tal van an dere geschriften, waarvan het ver schijnen voor Friesland van belang werd geacht. Een vanzelfsprekend gevolg van deze activiteiten was het aanleggen van een bibliotheek en een prenten kabinet. Daarbij bevorderde het Genoot schap de monumentenzorg en gaf het de stoot tot het verzamelen vah munten, van schilderijen, van terp vondsten; collecties, die in het pas later opgerichte Fries Museum wer den ondergebracht. AAN DE WIEG Joost Hiddes Halbertsma, niet de eerste de beste Fries, die aan de wieg van 't Fries Museum heeft gestaan brek „eene behoorlijke expositie van de voorhanden antiquiteiten ten eenenmale onmogelijk maakte." De bibliotheek keerde terug naar één van de lokalen in Zaal Van der Wielen aan de Sacramentstraat, maar daarmee was het Genootschap niet lang uit de moeilijkheden: in 1867 eiste de rechterlijke macht de beschikbaar gestelde ruimte in het Paleis van Justitie weer voor zich op. Een voorstel van G.S. het beheer van het Provinciaal Kabinet over te nemen wees het Fries Genootschap resoluut van de hand; de provincie deed er beter aan, zo dacht het Ge- nootschapsbestuur, zelf te zorgen voor een provinciaal gebouw. Daarbij wilde het Genootschap de heren Gedeputeerden graag helpen aan een goede suggestie ook: „wij mogen den bepaalden wensch uiten, dat het u moge behagen, het ledig staande huis in de Korfmakers- straat, dat zoo naauw aan het Gou vernementshuis is verbonden, daar toe te bestemmen en daartoe te laten verbouwen, zoowel ter bekoming van meerdere ruimte, als tot betere plaatsing van de steeds in getal en belang toenemende verzameling." AANGENAME ONDERVINDING „En" aldus vervolgde het Genoot- schapsbestuur, „eene aangename ondervinding van vijftien jaren geeft ons bovendien het volkomen- ste vertrouwen, dat het Kabinet ook in het vervolg grootelijks in tal van belangrijke voorwerpen zal toene men, en dat het eenmaal eene eere plaats zal bekleeden onder de merk waardigheden van deze noorde lijke provinciën, die thans meer dan vroeger door vreemden bezocht worden. Doch dan is daartoe even wenschelijk als noodzakelijk een waardig gebouw, dat wel niet zoo prachtig behoeft te zijn, als wij in sommige buitenlandsche steden mogten beschouwen, maar toch in overeenstemming behoort te wezen met de waarde der zaak, welke dr. Halbertsma in zijn Programma zoo schoon heeft uiteengezet en waar van de uitkomst nu reeds boven verwachting gunstig was." Nu, de droom van het Kabinet in de Korfmakersstraat vervloog, toen Gedeputeerde Staten de huisvesting op die plaats eenvoudig als onge schikt bestempelden, maar toch ging het Provinciaal Bestuur uitein delijk op de suggestie van „een blijvende bewaarplaats in". EIGEN HOME Even vond het Kabinet van Oudhe den nog een tijdelijk onderdak in het Provinciehuis zelf, waar enige ruimte ontstond, toen de Rijkstele graaf vandaar verhuisde naar de Wortelhaven; toen kon het eigen home voor de bezittingen van het Genootschap worden gerealiseerd. Het was tenslotte de zo succesvolle Historische Tentoonstelling van 1877 - ter ere van het vijftigjarig bestaan van het Genootschap - die de doorslag gaf: deze manifestatie werd door zoveel mensen bezocht en bracht zoveel baten op, dat het Genootschapsbestuur eind 1879 kon overgaan tot het aankopen van het leegstaande Van Eysingahuis in de Koningsstraat. De provinciale oudheden uit het Kabinet werden daarna in beheer overgedragen aan het Fries Genoot schap; sindsdien heeft het Kabinet een integrerend onderdeel uitge maakt van het Fries Museum, dat, intussen al van een rariteitenverza meling tot een groot gewestelijk museum uitgegroeid, in 1881 z'n deuren kon openen voor het pu bliek.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1978 | | pagina 13