Directeur Dr. C. Boschma houdt t oog op Kanselarij LETTERLIJK EN FIGUURLIJK i 5 - Directeuren van bedrijven en in stellingen zetelen nooit op de be gane grond - het liefst hebben ze hun directiekamer in de nok van het gebouw. Als directeur van het Fries Museum heeft Dr. C. Boschma wel iswaar niet het hoogste punt uitge zocht, maar hij zit toch op een bo venverdieping, aan de kant van de straat. Pal tegenover z'n kamer, aan de andere kant van de Turf markt, staat de Kanselarij. De di recteur van het Fries Museum kan het raam niet uitkijken, of hij ziet dat machtige monument, een pronkje van bouwkunst als erfstuk van een ver verleden tijd. Nu vergissen we ons misschien, maar toch lijkt het er op, dat de heer Boschma bepaald niet met tegenzin dat raam uitkijkt - de telkens her haalde confrontatie met deze reali teit lijkt hem te inspireren om te blijven vechten voor nog één groot ideaal: vaste voet krijgen in deze Kanselarij om de enorme collecties van het Fries Genootschap nog be ter tot hun recht te kunnen laten komen, dan nu het geval al is. Natuurlijk: het Fries Museum is door deze verbouwing van gisteren en vandaag aanzienlijk uitgebreid, maar, om nou even heel eerlijk te zijn: groot genoeg is het nog steeds niet. De verschillende collecties, ver worven in de tijd van anderhalve eeuw, zijn zo omvangrijk, dat nog heel veel materiaal door een blij vend ruimtetekort niet kan worden geëxposeerd; het moet helaas in geïmproviseerde ruimten opgetast blijven, tot de dag, waarop het mu seum nóg meer armslag krijgt. Jaren geleden - we hebben het er al even eerder over gehad - liet het museum zijn oog al vallen op de Kanselarij, toen bekend werd, dat het gebouw door Provinciale Biblio theek en Rijksarchief zou worden ontruimd. Het eeuwenoude monument, eigen dom van het Rijk, leek voor ver schillende representatieve bestem mingen als geknipt. Helaas evenwel bleken er veel voet angels en klemmen te liggen op het smalle stukje Turfmarkt tussen Fries Museum en Kanselarij en nu, twee jaar na het leegkomen van het grote gebouw, heeft het Fries Mu seum nog niet meer in handen dan een huurovereenkomst met een looptijd van een jaar. Toch toont de heer Boschma zich al blij met dit simpele document: „Het is belangrijk" verzucht hij, „dat we een claim op de ruimte hebben ge legd." Met eigen middelen heeft het Fries Museum intussen de grote Hofzaal in de Kanselarij in een acceptabele staat gebracht en, het moet gezegd, de zaal met o.a. de statieportretten van de Friese stadhouders ziet er weer erg representatief uit. Maar het in ere herstellen van deze Hofzaal was bepaald niet het enige, dat de heer Boschma in al die jaren voor ogen heeft gehad. „Het zou mogelijk zijn" zegt hij, „veel meer in het gebouw onder te brengen, waarbij ik bijvoor beeld denk aan een zaal, die aan de geschiedenis van de stad Leeuwarden is gewijd. Verspreid over het mu seum ligt er al veel Leeuwarder materiaal, maar we zouden er gemakkelijk een veel attractiever geheel van kunnen maken. Zo'n zaal, he le» 'i K- y- lemaal op Leeuwarden gericht, zou ook heel goed kunnen func tioneren in onze voortdurend groeiende con tacten met het geschiedenis onderwijs." vervolg op pag. 19 2' vvy v~i; J* A. "V? -<•

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1978 | | pagina 5