ZESTIG JARIGE ERGERT ZICH GROEN
IVAN\!F. ER ZIJN WE BEJAARD?"
13
VLINDER
Het is nog niet zo verschrikkelijk
lang geleden, dat een goede kennis,
nu drie en zestig jaar oud, ophield
met het wedstrijdvoetballen - tot
dik in z'n vijftigste speelde hij nog
vrolijk en fit in de competities van
z'n vereniging mee.
Nu is hij nog steeds een matador in
de wandelsport en wie niet beter
wist, zou kunnen denken dat hij met
z'n leeftijd achter in de veertig zit;
kortom, in z'n doen en laten is hij
altijd een jonge kerel gebleven.
Bij onze laatste ontmoeting, de vo
rige week, vertelde hij me, heftig
verontwaardigd, dat hij net een be
richtje in een krant had gelezen dat
ging over een man van twee en zes
tig jaar, die een ongelukje had ge
had. En zijn verontwaaridiging gold
de term, waarmee deze ongelukkige
werd aangeduid, namelijk ,,de be
jaarde man
,,Hoe halen ze het in hun kop" al
dus m'n vriend, „over een jongen
van twee en zestig te spreken als
overeen bejaarde man. Wat ben ik
dan wel niet, ik ben nog een jaar
ouder dan die „bejaarde"
man
Tja, dat woord „bejaard" voor
mensen, die al wat ouder worden.
Waar ligt de grens? Ik heb het voor
de aardigheid even in de grote Van
Dale opgezocht. „Bejaard" zegt de
heer Van Dale, „is lang niet jong
meer, een persoon van gevorderde
leeftijd, inzonderheid zij die ouder
dan vijf en zestig jaar zijn".
Strikt genomen was de aanduiding
bejaard voor die twee-en-zestig-
jarige dus niet terecht, maar afge
zien daarvan: zou de grens door het
steeds ouder worden van de mensen
redelijkerwijs niet moeten opschui
ven naar bijvoorbeeld de zeventig
jaar?
In ieder geval voelde onze vriend
van drie en zestig zich zwaar bele
digd door dat krantebericht, maar
hij troostte zich wat met de veron
derstelling, wie dat stukje had ge
schreven: „natuurlijk zo'n broekje
van achttien of twintig jaar en voor
zo'n jochie zitje al gauw in de vete-
ranenleeftijd".
De redactie van 't Kleine Krantsje
kreeg een dezer dagen door het Ge
meentearchief Leeuwarden toege
stuurd 't boekje "Inventarissen der
particuliere zwembaden", samen
gesteld door Jhr. M. J. van Lennep,
onze vroegere gemeentearchivaris.
In korte inleidinkjes vertelt de au
teur ons iets over de vroegere en
huidige zwembaden; voorts geeft
het werkje een overzicht van alles
wat er in het gemeentearchief aan
stukken betreffende de baden te
vinden is.
Wie zich dus nog eens in de historie
van de Leeuwarder baden wil ver
diepen, weet de weg, maar hij kan
dan ook interessant materiaal
tegenkomen, dat zijdelings met de
baden te maken heeft. Zoals num
mer 154: "Lijst van tot het zwem
bad De Groote Wielen behoorende
booten, met opgave van het bouw
jaar, 1943, en acte, waarbij A. Ber
genia ligplaats voor een eigen boot
verkrijgt, 1935" en-nummer 157-
"Stukken betreffende de processen
met den exploitant Foppe Eygelaar,
over den huurprijs, 1952- 1954, en
met den gewezen pachter AJKok
over compensatie van vorderingen
1964".
Het meest opmerkelijke van dit,
anno 1978 verschenen boekje, lijkt
mij de spelling, waarin het is ge
steld, die van De Vries en Te Win
kel, officieel afgeschaft in, tja,
wanneer was het ook alweer, tien
tallen jaren geleden in ieder geval.
We worden hier dus nog eens ge
confronteerd met "den" secretaris,
met "notulen der ledenvergaderin
gen van den N.B.B.Z.", met "den
bouw van baden, met "menschen in
een zelfwasscherij" en met "zoo
veel" meer.
Het is een particuliere aardigheid
van de(n) heer Van Lennep geweest
om dwars tegen alles in de spelling
De Vries en Te Winkel aan te hou
den; bij het samenstellen van dit
boekje, z'n laatste werk als gemeen
tearchivaris, bleef hij zijn principe
trouw.
nog eens hometrainerkampioen van
Nederland geweest, maar als ik me
niet vergis woonden de Andriessens
toen nog in Rotterdam en kwamen
ze pas later naar Leeuwarden om
een leidende rol te gaan spelen in de
wielrennerij.
Ergens ving ik iets op over een ver
leende onderscheiding van de Ko
ninklijke Nederlandse Wielren Unie
voor onze stadgenoot Bep Andries-
sen. Wat het nou precies was weet
ik niet, maar dat doet er ook niet zo
veel toe: zeker is het, dat Bep, na
alles wat hij in een lange reeks van
jaren voor de Friese wierlersport
heeft gedaan, wel een onderschei
ding heeft verdiend.
Zolang ik het me kan herinneren
is de naam Andriessen voor het
wielrennen in Leeuwarden en wijde
omgeving een begrip geweest, want
voor Bep zelf als renner successen
oogstte, was zijn vader wielrennend
al erg actief. Zelfs is „de ouwe"
De kunstschilder Jentsje Popma
heeft z'n atelier in een pand achter
de Oostersindel, bereikbaar door
een steeg aan deze straat. Boven die
steeg heeft Jentsje, jaren geleden al.
een bord aangebracht met het woord
Weerklank en drie bellen er op. In
een dagblad verscheen een dezer
dagen een foto van dat bord met de
mededeling, dat het de herinnering
vasthoudt aan de verdwenen woon
wijk De Weerklank die immers ach
ter deze Oostersingel lag.
„Die Weerklank" aldus deze krant,
„ontleende zijn naam vermoedelijk
aan de weerklank, die de klokken
van de Bonifatiuskerk kregen door
het water van de stadsgracht en de
vijver aan de Oostersingel. Vandaar
dus die klokken.".
Nou, is dat even een mooi verhaal!
De Bonifatiuskerk is in 1884 ge
bouwd en het was dus in dat jaar, dat
de klanken van de kerktorens voor
het eerst over het water galmden.
Maar de buurt de Weerklank en ook
deze naam Weerklank bestonden
toen al lang: Wopke Eekhoff noemt
de Weerklank al in zijn Geschied
kundige Beschrijving van Leeuwar
den in 1846, tientallen jaren voor de
kerk werd gebouwd. De woonwijk
kan dus onmogelijk naar de klokken
van de Bonifatiuskerk zijn ge
noemd.
"Tsjonge, dacht een van mijn ken
nissen hier in Leeuwarden, wat
krijg ik toch vaak een poststuk in
m'n brievenbus, dat niet voor mij is
bestemd. De ene keer was het een
kaart, die thuishoorde in de bus van
de buren, de andere keer een brief,
die bestemd was voor een stadge
noot in een geheel andere wijk. En
wat besloot, op een goeie dag, die
kennis te doen? Hij ging ze keurig
registreren, al die abusievelijk be
stelde brieven.
Op de vieren twintigste mei van dit
jaar begon hij daar mee en noteerde
hij de eerste bij hem in de bus geval
len brief, die niet voor hem was
bestemd. En op de pas achter ons
liggende achtste november, nog
geen halfjaar later dus, kreeg hij het
tiende foutief bestelde poststuk in
de bus.
Negen van die poststukken waren
brieven, het tiende was een stuk
drukwerk, geadresseerd aan een
onbekende heer in een straat, die in
Leeuwarden niet bestaat. Een van
de brieven was afkomstig van een
notaris en bestemd vooreen accoun
tantskantoor; ook was er een groene
girobrief bij, bestemd voor een
overbuur.
"Vroeger ergerde ik me aan die
verkeerd bestelde post", aldus ver
telde deze kennis mij, "maar die
ergernis ken ik niet meer. sinds ik
dat lijstje bijhoud. Ha, ha, alweer
een voor de statistiek, zeg ik dan -
ik ga er dan ook mooi mee
door
Dit is een foto van de gebouwen, die hoorden bij de badinrichting aan de Noordersingel, door de Leeuwarders van vroeger De Inktpot genoemd.