BUIT ROOFOVERVAL IN SLOOT VERBORGEN JEUGDIGE ONBEDREVENHEID DE GROOTSTE SORTERING EN DE LAAGSTE PRIJZEN HAA a 9 IN ZUiyER SCHEERWOLLEN TAPIJT maar dat weet u wel ven'olg van pag. 5 MENEER DE INBREKER Annetje zoude hem binnenlaten; dan zoude hij terstond een masker voorbinden, en - met een oude re volver in de hand (ongeladen!) naar de slaapkamer gaan, om daar de ou de ziel met touwen te binden en de kostbaarheden in een gonjezak te stoppen. Zoo was het dan ook ten uitvoer gebracht. De van doods angst bevende oude vrouw had hem voortdurend aangesproken met „Meneer de inbreker", en gezegd: „Roof maar, watje wilt, maar laat mij in Godsnaam in leven" (Hieruit putte later die vrined zeker „recht" toen hij bij zijn verweer voor de groene tafel verklaarde dat de oude vrouw hem toch feitelijk permissie gegeven had, de schatten mee te nemen!) Nadat hij haar geboeid had - ze lag op den grond - had zij hem ge smeekt, haar daar niet maar zóó te laten liggen, doch haar dan liever in bed te leggen, aan welk verzoek de pootige kerel bereidwillig voldeed; als een veertje was ze opgenomen en onder de dekens gestopt! En ze had toen heel beleefd: „dank je wel meneerde inbreker" gezegd! GEZELLIG OOGENBLIKJE Vervolgens was de vriend omlaag gegaan, om thans ook Annetje te binden. Tevoren hadden die twee echter nog een „gezellig oo genblikje" (waarvan de vrijer na tuurlijk niets mocht weten) en al te stijf mochten de touwen haar niet knellen; dat deed haar te veel pijn! Daarna verliet hij met het gonje- zakje, waarin alle kostbaarheden uit de zilverkast, de woning, om - bui ten de deur gekomen zijnde, zijn vrachtje onmiddellijk aan den bui ten op wacht staanden vrijer ter hand te stellen. Mócht er alarm ge maakt worden en hij gearresteerd dan kon men bij hèm immers niets van den buit vinden.... De verklaring, door Annetje in ver beterden vorm afgelegd, was op pa pier gesteld en door haar getee- kend; toen trok ze opgelucht naar de andere kamer en werd haar vrijer binnengeleid. Deze nam, volgens afspraak, de starre houding aan, al les fel ontkennende. Nadat hij erop gewezen was, dat Annetje inmid dels de waarheid had verteld, ge loofde hij zulks niet, achtte die me- dedeeling een valstrik, zoodat An netje binnen geroepen werd. Onder een stortvloed van tranen zeide deze tot haar vrijer: „Ja jongen, ik heb het heerlijk opgebiecht; het heeft me écht opgelucht.... dat moet jij óók doen!" Wat hierop de vrijer tusschen z'n lippen doorsiste, durf ik hier heusch niet neerschrijven; die woorden willen me niet uit de pen! Het spreekt vanzelf, dat de vrijer niet anders kon doen, dan óók de volle waarheid toegeven en na hem was het met diens vriend geen haar tje beter gesteld! De omvangrijke verklaringen, die op papier gezet moesten worden, vorderden aardig wat tijd, zoodat het omstreeks half vier in den nacht geworden was, vóór alles behoor lijk op papier stond. De directeur van het Huis van Bewaring had reeds telefonisch be richt gekregen, dat hij nog „logés" zou krijgen, dan kon hij daarmede rekening houden in verband met zijn nachtrust...! De processen-verbaal waren afge sloten en in de actetasch van den griffier opgeborgen; de heeren van de Rechtbank namen afscheid en vertrokken. Ik bleef nog even met commissaris Wesser napraten. De ze keek heel voldaan, en vroeg mijof ook ik niet van meening was dat het allemaal mooi verloopen was, waarop ik echter verklaarde, dat ik pas dan geheel voldaan zoude zijn, wanneer ik de kostbare klei- noodiën voor de oude dame terug had gevonden De vrijer, die ze weggevoerd had, werd nog even binnen geroepen; op mijn vraag, waar hij den gonjezak met kostbaarheden gelaten had raakte hij eventjes in woede en brul de: „waar die zijn, vertel ik nie mand! Die zijn voor mij, wanneer ik geboet heb en uit de gevangenis kom!" Daaraan mochten we toch niet de belangen der oude vrouw opoffe ren! Eenklaps besloot ik, de klei- noodiën te gaan zoeken... mét de zen dief, die mij onbewust naar de plek zoude brengen, waar hij ze ver stopt had. De commissaris stelde een paar jonge rechercheurs - hardloopers - te mijnen dienste; hun verzocht ik, op zes meter afstand achter mij méé te lopen, wanneer ik met den vrijer een nachtelijke wan deling door het mij totaal onbeken de Leeuwarden zou gaan maken. "Ach man, jou hewwe mie al es eerder beroofd 'O ja? Nou, dan mutte jou wel een hadde hasses hewwe!' OVERSPANNEN Den vrijer voegde ik toe: „man je bent zoo reusachtig overspannen, kom mee, dan gaan we nog even de buitenlucht in". We verlieten het bureau; onophoudelijk hield ik in zijn gedachten het beeld der gesto len kostbaarheden wakker en... voelde aan zijn bewegingen onmid dellijk (ik had hem aan den jas mouw vast), wélken kant we moes ten uitgaan. Kwam er een dwars straat of een splitsing van den weg. ik kon duidelijk opmerken, waarde juiste route lag. Zoo kwamen we, na eenigen tijd in een plantsoen, waar de nachtelijke hemel genoeg licht gaf, om rhododendronperken ter linkerzijde en een vijver rechts van mij te doen onderkennen. Achter ons volgden zwijgend de beide rechercheurs. Met volste gedachtenconcentra- tie kuierden we verder; mijn metge zel dacht - begrijpelijkerwijs - on afgebroken aan den geroofden schat, ik daarenten moest mijn volle aandacht schenken aan 's mans ademhaling en alle zijn bewegin gen, óók de onbewuste. Maar dan voelde ik, hoe - na een hoogtepunt van spanning - eensklaps ontspanning in hem op trad, en maakte de gevolgtrekking, dat we den buit voorbijgelopen wa ren. Daarom maakte ik met mijn mannetje rechtsomkeert, zeggende: „we zijn hier bij den buit...!" Toen rukte hij zich los, spoedde zich naar den waterkant, waar hij naast een dooden tak, die aan den oever in het water geplant was, ging zoeken onder het wateroppervlak; „dan houd ik verd de eer aan mijn kant" riep hij, en na weinige tellen hief hij den zak met kleino diën uit het water op; ik wenkte de rechercheurs, gaf hun den zak én den arrestant over, en wandelde rustig terug naar het bureau. De commissaris zat daar nog te wachten, en keek méér dan ver wonderd, toen de zak met kostbaren inhoud op de tafel werd leeggestort. Wij konden nog inventaris opma ken; de dageraad kwam zich al aan den hemel verkonden; ik kon toch nog eenige uurtjes rust nemen en trok dus naar mijn hotel, voldaan, dat ik weer een succesnummertje erbij in mijn boek kon schrijven! Dat kunstje... had ik van den tele- paath Rubini afgekeken, toen die séances gaf in het Concertgebouw te Amsterdam; ik dacht toen direct: zou ik dat niet evengoed kunnen leeren? En na eenige oefeningen in intiemen kring, wanneer we een kamer vol gasten hadden, had ik bemerkt, dat ook ik tot het waarne men van allerlei fijne onbewuste bewegingen, die een ander maakte, de geschiktheid bezat! Dat was de heele kwestie! Maar de hoofdzaak was: Mevrouw B. kreeg al haar preciosa terug! De stille Tweebaksmarkt met links, iets terugspringend, het huis waarin de roofoverval zich heeft afgespeeld. Tot een fikse straf veroordeelde, pas in Strafgevangenis in Leeuwarden gearriveerde recidivist, kreeg be zoek van een geestelijk verzorger. "Wat heeft je hier gebracht?" vroeg de geestelijke "Jeugdige onbedrevenheid" ant woordde de man. "Jeugdige onbedrevenheid?" vroeg de geestelijke verbaasd. "En je bent al zestig "Klopt", zei de gevangene, "maar ik spreek ook niet over me zelf, ik praat over de advokaat, die me ver dedigde!" MCER DAM 100 ROL ALU BEKENDE MERKTAPUTEN v.a. 99,- Bij da Put 10 Braedstr. £3 65 Talaf. 05100-39286 LEEUWARDEN Grootzand 72-74 Sirtgal 89 Talaf. 05150-13427 SNEEK

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1979 | | pagina 9