ALS DIEVEN IN DE NACHT BOLMAN JUWELIER VEERTIG JAAR GELEDEN: 1 VOOR LEEUWARDEN EN DE NÉE WIJDE WERELD ER OMHEEN LEEUWARDEN GA VOOR MOOIE MEUBELEN KIJKEN BIJ INTEBIEUB fa 't BINNENHUYS ZESTIENDE JAARGANG 3-5-1980 NUMMER 3«0 De volgende week is het precies veertig jaar geleden, dat de Duitsers kwamen. Als dieven in de nacht. Ter gelegenheid van de herdenking van het begin van de oorlog in Nederland hebben wij onze abonnees gevraagd herinneringen op te halen aan die indrukwekkende eerste oorlogs dagen en aan de donkere bezettingstijd daarna. Daar zijn heel wat reacties opgekomen. Tal van lezers klommen in de pen om ons te schrijven, wat ze in die tijd hebben beleefd. Vandaag starten we met het afdrukken van die herinneringen; in de volgende nummers komen er nog meer. DA'S AMSTERDAM Tijdens de intocht van de Duitse troepen in Leeuwarden in die dra matische meidagen van 1940 stond ik als twaalf-jarige jongen met enige vriendjes bij Tolhüs aan de Gronin gerstraatweg. Met gemengde ge voelens zagen we de vijand in een eindeloze stoet vrachtauto's, au to's, motorfietsen met zijspan en allerlei oorlogstuig uit de richting Groningen voorbijgaan. Op een gegeven moment kwam de karavaan tot stilstand en wij nader den nieuwsgierig. Plotseling wend de een gehelmde militair, gezeten in een open vrachtauto zich tot mij: HÉ DU, SAG' MAL "Hé du, sag' mal, welche Stadt ist das?" (daarbij wijzende naar Leeuwarden) Zonder aarzeling kwam het antwoord: "Da's Am sterdam En de vinger strekkende naarLekkum, "und das?" - "Da's Luwadden" antwoordde er een uit ons groepje. De Duitser draaide zich om en riep opgewonden tegen zijn wapenbroeders: "Wir sind schon in Amsterdam!" De opwin ding onder de Duitsers was toen al gemeen en uitbundig sloegen ze el kaar op de schouders Wij slopen gniffelend wegen achter een dikke boom hebben we onbe daarlijk gelachen! Beekbergen 'T IS MIS HOOR F. H. Kat Toen in de nacht van op op 10 mei de oorlog over Nederland kwam, leidden de boereknechten het vee - zoals elke donderdagnacht - ter veemarkt. Dit gebeurde niet zoals nu met veeauto's, doch het vee werd uit de landerijen naar de openbare weg gedreven en in groepen van honderden stuks begaven ze zich - met koeiendrijvers er om heen - marktwaarts naar Leeuwarden. Mijn vader, in grote opwinding door de gebeurtenissen van de voorbije nacht, was al vroeg opge staan en daar het een schitterende dag was, al spoedig buiten. Een van de koeiendrijvers begroette hem met een vriendelijk „goeiemor gen", mijn vader wenste hem het zelfde toe en meteen daarop zei hij: „Nou kerel, 't is mis hoor". „Wat seist nou bürman" antwoordde de koeiendrij ver. „Idder gien merk van daag?" waarop mijn vader opmerkte dat de oorlog uit gebroken was. Wie herinnert zich niet de chaotische toestand op en om de veemarkt, de straten ver stopt met koeien, je kon glij den over de poep. Kortom het kwam er op neer dat de markt werd afgelast en de beesten weer naar de weilanden werden ge dreven. De bevrijding - nog steeds de mooi ste dag in mijn leven - betekende: Na een onderduikperiode van bijna twee jaar voor 't eerst de straat op. Daar zag ik vele vrienden terug en een joodse man en vrouw, die mij huilend van geluk om de hals vie len. In mijn gedachten zie ik nog de grote feesten op de Voorstreek en de Brol. Wat een vreugde 't Was elke avond een massale danspartij. De eerste de beste avond ben ik in het feestgewoel mijn linkerschoen verloren en 't gekke was dat ik dat pas merkte, toen ik op weg was naar huis. Daar ik maar één paar bezat, moest er raad worden geschaft. Mijn vader was in 't gelukkige bezit van meer dan één paar, dus - zonder zijn voorkennis - een linkerschoen geleend, echter te groot, maar een stuk papier bracht uitkomst, 't Be roerde was alleen, dat het een zwarte schoen was, mijn eigen rechterschoen was lichtbruin, maar wie keek daar in die dagen naarDe schoenen hebben mij in elk geval niet belemmerd bij het feesten. Dit was dan het een en ander over mijn belevenissen tijdens die on vergetelijke tijd. Dat het „Kleine Krantsje" tot in lengte van dagen mag blijven verschijnen!!!! Hartelijk gegroet Haarlem W. F. Hijgenaar GEEN DUITSE PROVINCIE Ja, wat weet ik van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog? Ik was destijds vijfentwintig jaar en onderwijzer, maar zonder baan, wat in die tijd helaas normaal was. Daarom was ik blij toch een baantje te hebben gevonden als reserve-lo ketkracht bij de PTT. Op de 10e mei had ik 's morgens vroeg mijn werk in het vroegere, heel kleine postkantoortje, dat nu een stukje vormt van het gebouw voor WV aan het Stationsplein. Omstreeks vijf uur moest ik de post ontvangen, die door de nachttrein uit Utrecht werd meegebracht. Al les was rustig boven onze stad. Even wachten op de aankomst van de trein. Even Langzamerhand werd ik verbaasd. Ik snapte er niets van. Waarom kwam hij niet? Een ongeluk? Tegen half zes kwam dan via stationspersoneel bericht binnen: De posttrein komt niet! Oorlog!! Ondanks de spannende tijd waarin we leefden toch nauwelijks te gelo ven. Werk was er dus niet en daarom tegen half acht naar huis. Langza merhand drong de waarheid tot me door, vooral toen er bij mijn vertrek een luchtgevecht plaats vond boven het in aanbouw zijnde nieuwe sta- tionspostgebouw. Thuis hadden mijn ouders de radio aan. Koningin Wilhelmina sprak. Hoe ze 't precies zei weet ik niet meer, maar wat mij bij is gebleven zijn haar woorden: „Nederland zal nooit een Duitse provincie worden!" Gelukkig heeft zij gelijk gekregen, ofschoon velen de eerste maanden toch de moed wel eens in de schoenen zonk. Leeuwarden ONMACHT J. Haarsma Ten tijde van de oorlog woonden wij in de Schrans, waar nu het Tref punt is. Op de derde dag kwamen er door de Schrans grote vrachtwagens aanrijden met daarin onze soldaten. Zij moesten zich terugtrekken op de Afsluitdijk. En omdat ze bij „Me- bius" moesten tanken, kregen we gelegenheid om met hen te praten. En nu juist die gesprekken, dat ver driet en die onmacht van die man nen, die niets konden uitrichten te gen de vijand en hun kameraden hadden zien sneuvelen, dat is mij altijd bijgebleven. Nog zie ik die vervuilde en vermoeide mannen. Maar wat een moed: we geven ons niet over. Ach, hoe weinig wisten we toen nog, dat alles in een paar dagen beslecht zou zijn. De bevrijding kwam na vijf jaren. Wat een vreugde, wat een geluk. We konden weer in vrijheid leven. En na een dolle zondag gingen we 's avonds naar de kerk om God te dan ken voor deze bevrijding. En toen zongen we met elkaar het Wilhel mus. Wat klonk dat geweldig. Het (vervolg op pag. 7) ADVISEURS tmnenhuys •meubelen» B V. LEEUWARDEN BAGIJNESTRAAT 57 (ACHTER STILLE KANT NIEUWESTAD) 'T KLEINE KRANTSJE NIEUWESTAD 160 TEL05100-23983

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1980 | | pagina 1