BOUKE DE HOORNBLAZER DOET EEN LUGUBERE ONTDEKKING HERINNERINGEN VROEGER TIJD LEZERS IN DE PEN HUMOR UIT DE OUDE DOOS vervolg van pag. 3 bovenmeester. De jongens kregen met vijftien of zestien jaar een lange broek, dan was je groot geworden en de meisjes, die allemaal lang haar hadden, kregen dan het haar opgestoken in de nek. We zeiden dan, die heeft het hooi ook al op zolder. De klassen in de school wa ren niet gescheiden door muren maar met schuifdeuren. De Chr. school kreeg toen nog niet subsidie, maar wij moesten zelf alles betalen. Door de ouders werd naar draag kracht elke maand schoolgeld aan de kinderen meegegeven. Als ar beidersgezin gaven wij maar wei nig. Om de kosten te dekken, werd eenmaal in het jaar verkoping ge houden van goederen die door de kinderen meegebracht waren. Het was dan meteen openbare les, waar de ouders bij kwamen. Ieder bracht wat mee. De ouders die een zaak of bedrijf hadden gaven van de artike len die ze maakten of verkochten. Mijn vader had een groentehandel en wij kregen dan de allerdikste kool mee. Zo was er van alles te koop, levensmiddelen, een zak brandstof enz. De spelletjes waar wij ons vroeger mee vermaakten waren o.a. met knikkers, wel op een rijtje maar ook wel in een kuiltje mikken. Petje- ballen, de petten op een rij tegen de muur leggen, iemand moest een bal in een pet rollen, wiens pet het was, moest vlug de bal pakken, en terwijl de anderen hard weg liepen, moest hij trachten met de bal iemand te raken, en die was dan af en mocht in dit spel niet meer mee doen. Ook verstoppertje spelen, die gevonden werd, moest bij de lantaarnpaal blijven staan, en als iemand onge zien bij de lantaarnpaal kon komen, mocht hij, die daar stonden aflos sen, en daar gingen die zich weer verstoppen. Degene die moest zoe ken hield de lantaarnpaal natuurlijk goed in het oog. Ook speelden wij met kersepitten, knopen en knik kers. De een vroeg de andei om een gelijk aantal als hij in de hand had, en dan ging men op de rand van de stoep staan, en gooide men het aan tal op de rand. Viel er een even aantal van de stoep, dan had men het gewonnen, en een oneven aantal, dan had men verloren. Ook zochten wij lucifers en sinaasappelmerken van de straat, die wij opspaarden. De meisjes waren meestal aan het touwtje springen, en dan mochten de jongens vaak wel draaien. In spin, de bocht maar in, uit spuit de bocht weer uit, zongen ze dan. Ook deden ze zakdoekje leggen. De meisjes in een grote kring, dan liep er een met een zakdoek in de hand er om heen, en zong: zakdoekje leg gen, 'k zal 't niemand zeggen, zie voor je, zie achter je, zie aan je beide zijden, het doekje is mij ont glijden. Die gene waar de zakdoek achter lag, moest degene zien te tik ken die de zakdoek had laten vallen. Kon degene op de plaats komen die de ander verlaten had, dan moest de ander zoeken. Leeuwarden J. v.d. Laan vervolg van pag. 4 aan de heren Beekhuis en Damstra voor een bedrag van 261.500,-. De plannen voor de bouw waren gemaakt door de bekende architect dr. P. H. J. Cuypers, die plannen voor de bouw van kerken uit grote voorraad leverde. Overal in het land komt men zijn kerken tegen. Zijn Leeuwarder werkstuk was, gezien de vorm, zeker niet een van de slechtste. Op 19 november 1884 werd de kerk in aanwezigheid van vele hoogge plaatste personen, waaronder de commissaris van de koningin in Friesland, de burgemeester van Leeuwarden en vele vooraanstaan de rooms-katholieken uit het gehele land, door de aartsbisschop van Utrecht, de heer P. M. Snickers, met een pontificale mis ingewijd. In de Leeuwarder Courant werd een uitbundige lofzang geplaatst op het 75 meter lange en 32 meter brede gebouw. Vooral ook de 78 meter hoge toren werd geprezen. Enkele citaten hieruit spreken voor zich zelf: ,,De indruk van het geheel, kerk en toren, is ernstig in hoogen eenvoud, maar krachtig in wonderlijk schoone lijnen en ondenkbaar heer lijke vormen „Midden voor den westelijken ge vel staat de toren, een meesterstuk van bouwwerk, dat in heerlijke lij nen het kruis op 78 meter boven de grond verheft". De katholieken van Nederland bouwden kerk na kerk in stad en dorp. Door al die (meester-)werken mag Leeuwardens Bonifatiuskerk misschien worden geëvenaard, HAAR ANTWOORD Hij. Heb ik de juffrouw gisteren niet in de diergaarde bij de apenkooi gezien. Zij. - Ja, dat is wel mogelijk. Maar hoe is u daar uitgekomen? overtroffen wordt hij door geen en kele. Behalve dit en dat de kerk met toren een sieraad voor onze stad is, is hij tevens een bewijs van kunst, beoefend door een geniaal meester. Leeuwarden heeft in de toren een opvolger gekregen voor de in 1884 afgebroken Nieuwe Toren. Op 3 januari 1976 knakte de slanke, hoge toren van de Bonifatius kerk door een storm met orkaan kracht. Vele Leeuwarders hadden al uren naar de heen en weer zwaaiende spits staan kijken," "toen hij onder donderend geweld naar" beneden kwam. Pas daarna zijn veeL'Leeu warders gaan beseffen-hoé belang rijk de „Roomse Toren". in..Jiet stadsbeeld was, én-rgelukkig weer is. Stiens S. Klaver juwelier pepersboot-leeuujcurJen De warme junizon skeen weldadig over de velden tussen Roodkerk en Murmerwoude en Bouke de Hoornblazer stapte over de weg in de richting van Murmerwoude Bouke had et op die dag best naar zien zinEt liep zo teugen de middag en Bouke begon honger te krijenA n de rechterkant van de straatweg stort een streekje arbeidershuuskes. Vlak voor et begin van dat streekje was een zandreed. Op et eind daar van ston er een klein boerespultsje dat bewoond wudde deur een man alleen die Jelle hiette. Hoe Jelle van zien achternaam hiette wist Bouke niet en et kon em oek niks skele. Jelle zien vrouw was al een paar jaar leden sturven en sindsdien woonde Jelle daar alleen in gezels- kap van een paar skapen en een paar geiten, wat kiepen en een haanBij Jelle wu Bouke zien broad op ete. Dat deed ie wel vaker as ie in dizze contreien was. Maar dizze keer pakte dit heel anders uut. Heel an ders. Toen ie op et eind van die gedenk waardige dag veilig-en-wel achter zien kelkje jenever zat in et kroegje van Van der Woude, kwam ie zo zoetjes an weer wat bij stik en stuut. De mannen zatten em stuk voor stuk nijsgierig an te kieken. Dat Bouke zo stil was waren ze niet gewoan van em. Wat bistou stil Bouke idder wat'? vroeg de Groene Kraag. Bouke keek zien kammeraden an en zei, wille jimme wel gelove dat ik der nog pien inne maag van krij as ik der weer an terugdenk. Nou, dan must er we! wat ergs ge beurd weze as Bouke ergens pien inne maag van kreeg. Et maakte de kammeraden nog nijsgieriger dan ze al waren. Nou, vertel op Bouke. Bouke skoof zien hoed wat achter over op zien hoofd en nadat Van der Woude et anwezige auditorium op- nij van wat geestriek vocht voorzien had begon Bouke zien verhaal. Mutte jimme hore, ik was vanmor- eind daarvan woont een weduwnaar en daar gong ik heen om daar mien broad op te eten en even te zitten. Ik kom bij dat boerderijke en ik liep naar de achterdeur. Maar ik hoorde of zag gien meens. Meestal as ik daar kwam ston ie al oppet erf mij op te wachten. Ik keek nogges om mij hene. Ik docht, wat is dat raar; wat is et hier stil docht ik. Ik deed de achter deur van de klink en ik keek inne keuken. Die was leeg. Gien levend wezen te zien. Ik riep, vollek! Gien gehoor. Op het eind vanne zandreed woande Jelle. de weduwnaar gen van Roodkerk op weg naar Murmerwoude en dan wu ik vedder naar Veenwouden en dan mette tram weer naar Leeuwadden. Op et Molenend, vlak voor dat streekje huuskes, is een zandreed en oppet Dan had ie mij al ankommen zien. Maar nou, zoas ik al zei, ik hoorde of zag gien meens. Alleen een paar geiten stonnen te grazen op een klein kampke grasland en wat kie pen skarrelden wat oppet erf rond. Ik liep de keuken in en inne keuken staande riep ik, bist der in Jelle, ik bin et Bouke. Maar gien geluud wadder te horen in dat stille huus. Doodstil was et. Eerlik gezeid, et begon mij te be klemmen. Ik kreeg rare gedachten. Ik docht, der zal hier toch niks ge beurd weze. Hier hield Bouke even op en Van der Woude must der an te pas komme om em weer op gang te helpen. Affijn, begon Bouke weer, ik loop van de keuken naar de kamerdeur, ik doen die open en ik skrok mij dood. Daar hong, midden inne ka mer, Jelle an een koeietouw. Hij had zichzelj ophangen. Een omvallen stoel lag onder em. Verskrikkelik. Ik wist niet hoe gauw ik et huus uutkomme must. Ik liep zo hard as ik kon de zandreed af om hulp te ha len. Bij de arbeidershuuskes keken ze raar op toen ik vertelde wat er met Jelle gebeurd was en een paar mannen binne toen met mij terug gaan naar et boerderijke en daar hewwe Jelle losmaakt en em zo op bed leid. En ongezien het vertellen van dit verhaal tol gevolg had dal de man nen allemaal een droge keel kregen hadden van de spanning must Van der Woude nog es inskinke. Et was nou bepaald oek niet een verhaal dat je dageliks te horen kregen. Een van de mannen is toen naar et dorp fietst om de dokter te waars- kouwen. De dokter het toen tillefoneerd naar de veldwachter. Omdat ik degene was die Jelle zo vonnen had must ik alles an die veldwachter verte lie. Hij skreef alles op en toen ie klaar was kon ik weggaan. Sjonge, sjon ge, dat was een rare gewaarwud- ding. Bouke was uutpraat. Wat ik nou wel es wete wu. zei el Mouwvesje, waaróm hel die man zich ophongen, maar daar kon Bou ke. gien antwoord op geve.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1980 | | pagina 7