cirri
meubelen
ocm~
10 JAAR
beien
Friesland Bank
Uw eigen bank
Lezers klommen in de pen
OLIESLAGERIJ
Laskewitz uut Warga het ut in een
vorig Klein Krantsje over de Olie
slagerij bij Kleyenburg, die in 1919
afbrandde. Mar die ston niet bij
Kleyenburg volgens mij, mar an het
eind van 't Vliet, sowat bij de Trap-
kebrug vanne Poppeweg, sowat
teugenover een boerderij, waar een
Martens woond het.
Leeuwarden A. Algra
HET TRAMSTATION
Nog even iets over het vroegere
tramstation en wel naar aanleiding
van een schrijven van de heer H.
Bos te Leeuwarden. Daaruit begrijp
ik, dat hij de hoofdmachinist, Gosse
Homminga, niet gekend heeft; het
was voor zijn tijd.
Mijn vrouw, geboren Veldman, en
haar jongere zuster zijn voor 1920
wel te logeren geweest bij Oom en
Tante Hemminga boven het tram
station. Hun tante was een Catrine
Veldman. Hun zoon was ook bij de
administratie van de tram en is later
naar de Lemmer verhuisd.
Persoonlijk herinner ik me, dat be
doelde machinist Homminga eens
de toenmalige koningin Wilhelmina
moet hebben gereden met de tram
en daarvoor zelfs gedecoreerd
werd; het bewijs valt wel te achter
halen, dacht ik. Maar dit laatste
heeft natuurlijk niets te maken met
de vroegere woning van de machi
nist, die vaak verhuisde.
Hilversum P. C. Koopmans
MUN VADER
In het voorjaar van 1887 ging mijn
vader, Sijtze Roorda, een Weidu-
mer jongen, naar de Ambachts-
ASSEN LEEUWARDEN
GRONINGEN ZWOLLE
In één van de zogenaamde Goutumer huisjes woonde een oud vrouwtje
school in Leeuwarden. Ter voorbe
reiding had hij van meester Jacob
van der Tol, de latere redacteur van
"Sljucht en Rjucht", die ook als
onderwijzer te Weidum heeft ge
staan, al handtekenles gehad.
Die ambachtschool bestond nog niet
zo lang. In 1880 werd door 27
Leeuwarder ingezetenen het besluit
genomen tot oprichting van de ver
eniging "de Ambachtsschool", na
dat reeds in 1875 het Departement
Leeuwarden van de Maatschappij
tot Nut van 't Algemeen plannen
had geopperd en tienduizend gulden
beschikbaar had gesteld. Op 4 april
1881 werd de eerste cursus in de
Ambachtsschool te Leeuwarden ge
geven. De school begon met 39
leerlingen en 4 leraren in een ge
bouw aan de Speelmanstraat, dat
daarvoor geheel was verbouwd. De
opleiding tot timmerlieden was
aanvankelijk het belangrijkste. Di
recteur van de school was de heer S
Baron en in het eigenlijke timmer
vak kregen de jongens les van de
heer H. J. de Groot, die altijd in
gedachten liep, en als de jongens
hem wat vroegen, dan bromde hij
iets dat leek op "oe". Hij kreeg
daarom al gauw de bijnaam van
"Baas Oe,'. Diezelfde Baas Oe zou
het echter brengen tot Inspecteur
Generaal van het Nijverheidsonder
wijs in Nederland.
De straffen op de Ambachtsschool
waren niet mis als de leerlingen iets
hadden uitgehaald. De jeugdige
zondaars moesten soms met de
handzaag dunne plakken zagen van
een boomstam, die op de binnen
plaats lag, of wel een schep fijn
grind, die uitgestrooid werd over
die binnenplaats, weer uit de voe
gen peuteren. En o wee, als ze niet
flink doorwerkten. Er werd regel
matig naar hen gekeken.
In het begin liep mijn vader met nog
andere jongens elke dag naar en van
school, een afstand van zo'n negen
kilometer. Geen wonder, dat ze op
warme dagen wel eens dorstig wa
ren. In een van de zogenaamde
Goutumer huisjes woonde echter
een oud vrouwtje, waar ze dan uit de
regenput mochten drinken, een
houten nap lag er altijd klaar. Het
eentonigste stuk van de straatweg
noemden de jongens "it lang ein".
Soms staken ze wel van de straat
weg schuin af de weilanden over
naar de Weidumerdyk. Maar het
bleef altijd een heel eind lopen,
vooral met slecht weer. Mijn vader
kwam daarom al spoedig bij zijn
getrouwde oudste broer Joost, die in
Leeuwarden woonde, in huis en
ging dan alleen op zaterdag en zon
dag naar huis.
Op 21 maart 1891 kreeg mijn vader
zijn getuigschrift van de Ambachts
school en tien dagen later ging hij
als timmermansmaatje voor het
eerst aan het werk, voor een paar
centen per uur. Hij maakte lange
dagen, want soms ging hij 's mor
gens om vier uur al van huis, om er
's avonds om 8 of 9 uur weer binnen
te komen. Soms moest hij wel meer
dan een uur lopen naar en van zijn
werk, want dat lag niet naast de
deur. Hij timmerde nu eens hier en
dan weer daar, al naar zijn baas
werk had aan genomen. In de zo
mermaanden met mooi weer waren
die verre afstanden niet zo erg. Hij
voelde zich één met de natuur. Als
hij in de zomeravond naar huis,liep,
dan waren de weilanden vaak ver
dwenen in een zee van nevel waaruit
soms alleen nog de kop van een koe
of paard omhoog stak.
Een wekker had mijn vader niet en
de huisgenoten konden 's morgens
aan de, afgebrande lucifers zien hoe
vaak hij 's nachts op zijn horloge
gekeken had. Hij kon er echter wel
tegen en bracht een geweldige eet
lust mee, zodat er vaak een oude
vrouw uit het dorp hoofdschuddend
kwam kijken hoeveel hij wel kon
eten.
Men kent er de Friese
verhoudingen en is bereid
plaatselijke en provinciale
belangen te dienen.
=su
-1"
-:i
h]
i luuuu.uuuuui UUI.UII.UIUK
i^-i'?.-iCx^iaiaig^i=g=a^gpgp=tfr|rrvcfY
WriH'niging„de .Ambachtsschool^
TE LEEUWARDÉiI
r i<..:.;ni,\
L
®?tei§SE§2tfl"
v7(ct ,J?e,/,m
"f""
\:rr„iy/i,y vr,Maart, ,/af ,/c -ffen/hy
êijtsc /utozp cbezda
,t, n nr.mis in art rtr/'CC It' /tr c>l
dlfcszflil l'CiUfl 07l tt&vajyj
met yen/ yerofy /leeft t/opr/oofen.
/tem £tj a/)en, e/ie
t/cydij/;* oft ft.
i t/en amfac/ltsman op
•Greutrn tt/rn, 2/ C' ?CctCVl.£ /Sf/'
&,'itfrur. tjtêf O&stuta
Krommenie
HANS EN LIESJE
P. Roorda
In 't Kleine Krantsje nummer 358
wordt onder het kopje Peule-
ffrffflWriTlTlTiïTiïnTflTTni I riTITllTiTÏT
schilletje gevraagd naar een liedje
over het door het woud gaan van
Hans en Liesje. Ik ken dat hele lied;
het luidt als volgt.
Door het woud gaan Hans en Liesje
naar hun stille dorpje toe. Aan de
ene kant loopt Liesje, aan de andere
kant houdt Hans de koe. Zoetjes aan
valt reeds de schemer, teken dat de
avond valt. Liesjes pasjes worden
kleiner, angstig houdt ze eindelijk
vervolg op pag. 11
De Leeuwarder Voetbal Vereniging Friesland bestaat dit jaar precies driekwart eeuw: het was in 1905, dat deze nog altijd bloeiende vereniging werd
opgericht. Een aantal Frieslandmannen vinden we verenigd op deze foto, die jaren geleden werd gemaakt voor het begin van een veteranenwedstrijd
van Friesland tegen Frisia. We gaan van links naar rechts, staande: Henny Stelwagen, Jaap Kieffer, Frans Tomey, Piet Tromp, Arie Oostveen, Geert
Bontekoe, Dirk Arends en scheidsrechter Jan Roorda. Geknield: Leen Groeneveld, Hannes Vlietstra, Gerrit Steenbergen en Tjirk Haagsma. Met
weemoed zullen deze heren voor zover nog in leven, terugdenken aan de "onbezorgde tijd"toen ze nog over de velden draafden.