HERINNERINGEN AAN
OORLOGS- EN BEVRIJDINGSTIJD
ANTJE EN MIEKE DE KERMIS OP
9
£P>ondrëro\(
ANGSTIGE MOMENTEN
De vele angstige momenten, die we
tijdens de oorlog hebben meege
maakt, waren de bombardementen
op Hengelo. Daarnaast de razzia's
die voor extra spanning zorgden. In
ons gezin hadden we drie zonen die,
wat de leeftijd betrof, voor de z.g.
„Arbeitseinsatz" in aanmerking
kwamen. Twee er van studeerden,
hadden dus vrijstelling.
De derde zoon, was in de tijd dat dit
geval zich afspeelde, zomer '44 ze
ventien jaar. Zodra een razzia op
komst was, verdween hij naar zijn
onderduikadres. Hieromtrent wer
den we door de buren ingelicht, zij
hadden contacten met de plaatselij
ke politieEen keer werden we
verrast. We zagen de moffen, cnze
straat in komen en verschillende
huizen binnenstormen. Vluchten
was dan ook uitgesloten, de ene
mogelijheid die overbleef was,
achter de haard.
Een gelukkige omstandigheid was,
dat we de kachelpijp na de stookpe-
riode verwijderden, anders was de
ruimte onvoldoende geweest.
Onze broer wist zich, tijdens het
vereerd bezoek van de moffen ge
lukkig muisstil te houden. Toen na
enige tijd het bezoek verdwenen
was smeekte hij tevoorschijn te mo
gen komen. Helaas durfden we dit
nog niet aan. Ze hadden de loffelij
ke gewoonte om plotseling weer
terug te komen. Al met al heeft die
arme jongen ruim twee uren in zijn
benarde positie moeten doorbren
gen.
U kunt zich voorstellen hoe ver
kreukeld hij te voorschijn is geko
men. Het waren een paar uren vol
spanning, maar we hadden onze
jongen voor veel ellende gespaard.
Haaksbergen J. P. Krjjnsen
LAATSTE OORLOGSDAGEN
Vrijdag 13 april. In verband met de
aftocht van de Duitse troepen laat
men de startbanen, hangars e.d.
springen, hetgeen ons en enkele
straatgenoten, ondanks het open
zetten van de ramen, toch nog één of
meer ruiten kost. Het worden nu
chaotische toestanden. Ofschoon de
bezetting nog niet is afgelopen
neem je meer risico. Ik was thuis
ondergedoken maar moest nu naar
de „Gemeentelijke Opslagplaats"
om board te halen, want met dat
open raam kon je toch niet blijven
zitten. Toch voel je je maar wat
vreemd om zo, bij daglicht, de
straat over te gaan
Ook zaterdag was roerig. Velen
trokken naar het vliegveld om te
„jutten", waarbij het bij de mees
ten ging om hout. Men had al enkele
weken geen gas en electrisch meer
en wanneer het enigszins kon,
kookte men liever zelf op het nood-
kacheltje (de Rus) i.p.v. te „genie
ten" van het eten van de „centrale
Keuken". Ik trok er ook op uit en
begaf me met mijn fiets met dubbele
(versleten) banden in de menigte,
richting „Grote Bontekoe". Daar
bereikte ik de spoorbaan en wist met
enorm veel moeite een spoorbiels
op de fiets te krijgen.
Ook ik kende toen niet precies het
verschil tussen mijn en dijn.
Met veel moeite kwam ik thuis. De
biels werd in schijven gezaagd en
elke schijf in brokjes gehakt. „De
Rus", en daarom ook wij, hadden
weervoer. D.w.z. je had wel twee a
drie uren werk om je eenpansmaal-
tijd klaar te maken.
's Avonds acht uur moest je binnen
zijn (Spertijd). Mijn vrouw en ik
gaan 's avonds onder het luiden van
de klokken van de Oldehove kijken
naar de aftocht van de Duitsers en
grote groepen N.S.B.-ers. Op
gammele wagens en fietsen trok
men weg. Naai die bange jaren: een
prachtig gezicht! Acht uur weer
thuis, waar men zou moeten blijven
tot alles werd vrijgegeven. De
spanning steeg weer. Wat zou er in
deze laatste nacht nog kunnen ge
beuren? Achter op het plat staande
zagen we boven de stad een rosse
gloed van een grote brand hangen.
Waar?
Komt er nog meer ellende?
Later bleek, dat de S.D. (Sicher-
heitsdienst) het Old Burgerwees
huis aan het Zaailand, waarin zij
zich hadden gevestigd, in brand
hadden gestoken om zo het voor hun
bezwarende materiaal te vernieti
gen.
's Morgens plm. negen uur zagen
we geen mens op straat. D.w.z. en
kele, voor ons nog vreemde figuren,
(Binnenlandse Strijdkrachten) be
wogen zich behoedzaam voort en
stelden zich verdekt op achter tuin
muurtjes (Wij hadden het gezicht op
de Beethoven- en Brahmsstraat).
Het was raadselachtig!
Omstreeks elf uur waagden velen
het er op en begaven zich naar de
Leeuwerikstraat, garage „De
Zeeuw", waar plotseling een zeer
vreemd voertuig, een jeep, met en
kele geallieerden (Canadezen?) ver
scheen. Gejuich natuurlijk. Toch
werd ons gesommeerd direct naar
huis te gaan. De bevrijdingstroepen
moesten immers nog komen!
's Middags. Het was zover. Ieder
een trok de stad in. Volgens mijn
herinnering schuifelden we als één
compacte massa over de juichen
de" Nieuwestad.
Mensen, die je sedert jaren niet had
gezien, ontmoette je weer! Fantas
tisch! Onvergetelijk!
Maartussen drie en vier uur
gonsde er een ontstellend bericht
door de, met niets, toch feestvie
rende menigte:,,Vlaggen inhalen!
Direct! De Duitsers, die in de rich
ting Harlingen waren verdreven,
komen terug!" Hevig ontsteld trok
men zo snel mogelijk huiswaarts.
Een enorme domper op de feest
vreugde. Gelukkig viel dit allemaal
mee. Inderdaad kwam een kleine
groep weer richting Leeuwarden,
maar nog voor ze de stad bereikten
werden ze gevangen genomen.
Zondag 15 april was voor ons de
Bevrijding voltooid.
IK ZIE
'40. Mei.
mij zwemmen in de Grote Wielen.
'40-'45
ik zie, als misdienaar, zondags 's
morgens bekende gezichten in de
Bijzondere Strafgevangenis.
Ik zie bij het station mannen, vrou
wen, kinderen met een briefje in de
hand staan.
Ik zie bagage op mijn slee en voel in
mijn jaszak een handvol kwartjes.
Ik zie in de kast op de slaapkamer
van mijn zusje gaten, die licht en
lucht doorlaten.
Ik zie mij spelen met achtergeble
ven speelgoed in een verlaten huis.
Ik zie mij, in pyama, zitten op de
trap in de kelder.
Ik zie mij rekenen en schrijven in de
huiskamer van meester Lambooy
Ik zie de door mijn broer "gesto
len" Duitse rieten schildwacht
overschoenen bij ons vóór de kachel/
staan.
Ik zie mijn vader vuil en ziek thuis
komen.
'45. April.
mij 's avonds dansen op de Bról.
IK HEB NIETS GEZIEN!
Twente
Robert Roling.
Leeuwarden
J. Haarsma
juwelier
pepersbocit-leeuu/orrjen
De hele maand juli was et al prach
tig weer.
De kermis trof et dit jaar.
De Nijstad ston weer vol kramen en
kraamkes.
Prachtige kramen waren der bij en
oek minder mooie.
Daar was bijvoorbeeld die mooie
nougatkraam waar je een pakje
nougat kope konnen en dan zat op
dat pakje een aapke van een mooie
soort pluche dat 'zacht anvoelde, of
der zat op zu'n pakje een pepieren
parasoltsje.
Nougat de Montelimar.
Een dikke meneer en een even dikke
dame, allebeide in witte jassen,
verkochten cjie lekkere nougat.
En dan was daar vlak naast die
grote gebakkraam, waar ze behalve
de gewone oliekoeken pariese wa
fels en berliner bollen verkochten
Maar oppet Zaailand begon de
kermis pas goed.
Daar stonnen de draaimolens, de
grote stoomcarrousels van Janvier
en Anton Benner met daarnaast de
pojfertsjeskraam van Desmet. Daar
stonnen de autoachtbaan en de ro
delbaan en de cakewalk. Daar
stonnen de schouwburgtent, waar
Jan Musch in speulde met daar weer
vlakbij de grote varietétent waar
mannen en oek een enkele dame on-
gelooflike toeren verrichtten.
En of dit nog niet genoeg was wudde
et Zaailand opvuld met tentsjes en
kraamkes en spultsjes waar dikke
dames en boeiekonings en waarzeg
sters hun kunsten en kunsjes ver
toonden.
Onder de drommen meensen, die
zich langs de spultsjes en tentsjes en
autoachtbaan en rodelbaan, die
allemaal teugenover et Burger-
weeshuus en de H.B.S. stonnen,
liepen oek Antje en Mieke, twee
hartsvriendinnen, twee bloeiende
rooskes van achttien jaar.
Arm in arm slenterden de meiskes
langs de tentsjes en de spultsjes. Ze
gongen innet tentsje waar je voor
een dubbeltsje de dikke dame zien
mochten en gichelend kwammen ze
der even later weer uut. Zo'n dik
meens hadden ze nog nooit zien.
Even later gierden ze et uut.
Mieke zei, ik zu die vetkwab welles
oppe pot zitten zien wille.
Toen ze oek nog de boeiekoning zien
hadden stelde Mieke voor, zalle we
es inne autoachtbaan gaan?
Durfstou dat
Ja, ik wel.
Goed, dan doene we et.
Met glinsterende ogen zatten ze toen
in een van de wagentsjes van de
autoachtbaan en gongen ze om
hoog.
Boven konnen ze over et hele Zaai
land heen kieke.
De meiskes vonnen et prachtig.
Wat leken de meensen en wat leken
de tenten en de spultsjes en alles wat
oppet Zaailand ston nou ineens
klein.
Et leek allemaal'wel speulguud.
Et wagentsje roetste naar beneden,
klom dan deur de vaart weer om
hoog, maakte een bocht en roetste
weer omlaag.
Antje en Mieke gilden et uut en hiel
den mekaar stief met een han vast en
met de andere han de stang voor
hun.
Even daarna stonnen ze, giechelend
en met rooie wangen van de sensa
tie, weer oppet Zaailand.
Met dat ze weggaan wuden stonnen
der twee jongens van zo'n jaar of
twintig voor hun, twee aardige jon
gens zo te zien.
Wille jimme nog een keer, maar dan
met ons, vroegen ze.
De meisjes keken mekaar es an, et
leek hun wel wat en ze zeiden ja.
Zonder verdere plichtplegingen til
den de jongens Antje en Mieke op en
zetten ze ieder in een wagentsje.
En toen gongen de wagentsjes om
hoog en roetsten naar beneden en
de jongens hielden de meiskes stevig
vast.
Maar oek an dizze rit kwam een eind
en de jongens vroegen Antje en
Mieke om met hun kermis te vieren.
Nou, dat wuden de meiskes wel en
vanaf dat moment gongen ze arm in
arm over de kermis en ze gongen in
de cake-walk en ze gongen in de
Ze konnen es uut et wagentsje valle
niet waar.
De meiskes gierden en gilden et uut
en de jongens hielden de meiskes
nog stiever vast.
skommels en in de stoomcarrousel
en toen ze moed waren van et ge-
slenter en gedraai en geskommel
gongen ze naar een café.
De jongens waren stoer en dronken
bier en de beide vriendinnen kregen
een glaske likeur.
Antje zat naast heur nije vriend en
die nije vriend kon, na een paar
glaskes bier, niet meer zien hannen
tuus houwe en begon te strieken en
te aaien en dat wu Antje niet hewwe.
Niet doen, zei Antje, bist niet wies.
De jongens waren in een beste
stemming en ze trakteerden nog es
en nogges en Antje wudde draaierig
van de likeurkes en ze wist et op et
laatst niet meer.
Mieke kon der beter teugen.
Die had nergens last van.
De jongens stonnen der op om de
meiskes tuus te brengen en even la
ter gongen de twee paarkes uut me
kaar.
Et was onderdehan aardig laat
wudden en toen Antje eindelik tuus-
kwam kon ze zich niks meer herin-
nere van wat er die avond allemaal
gebeurd was.
Ja, ze hadden ergens innen steegje
inne stad staan te vrijen, dat wist ze
nog wel.
Maarde gevolgen logen der niet
om, een paar maanden later. Wie
was die jonge, waar woonde die
jonge?
Dat wuden heur vader en heur moe
ke we te.
Onder tranen must Antje bekenne
dat ze dat niet wist.
Ze wist et niet, eerlik niet.
En Mieke oek niet.
Vader was razend, wanhopig en in
zien radeloze teleurstelling skold ie
zien dochter, zien oogappel uut
voor "smerige slet"
Hij skreeuwde zo hard dat de hele
buurt et hoorde.
En de buurt sprak der skande van.
De jaren der onskuld waren voor
Antje voorgoed voorbij
Bart van der Weerdt