HERINNERINGEN AAN
OORLOGS- EN BEVRIJDINGSTIJD
meubeien
■>jsM "i.
10 JAAR
oom-meubelen
De tweede oorlogsdag, zaterdag 11
mei, zijn wij in 'n opgewekte stem
ming gezien de laatste berichten van
gister over de radio - "De Fransen
zullen nu het midden van ons land
wel bereikt hebben en misschien ko
men ze vandaag nog wel in Leeu
warden aan." Dat is de inhoud van
ons gesprek bij de boterham.
Achteraf lijkt dit totaal ongerijmd,
maar vergeet niet, in Leeuwarden
en omgeving was alles rustig en
vredig, het leek of de oorlogshan
delingen helemaal aan ons voorbij
zouden gaan - en dat was ons aller
vurigste wens.
Mijn vriend Folkert kwam al gauw
met de nieuwste berichten: de
vliegvelden bij Den Haag zijn door
onze jongens op de Duitse parachu
tisten heroverd en aan de Grebbeli-
nie wordt hevige weerstand gebo
den, zodat de Duitsers vast zitten.
En het Franse leger zet zijn opmars
voort!
We voelen onze redding nu nabij.
Helaas, het zou op 'n diepe teleur
stelling uitlopen in de loop van de
morgen. Maar onze hoopvolle
stemming verleidde de verloofde
van mijn zuster tot 'n radicale fout
oftewel tot gezichtsbedrog en dat
zou ieder van ons hebben kunnen
overkomen, want we hadden 'n to
taal verkeerde voorstelling van de
situatie. "Ik ga er eens opuit, en de
kant van de Groningerstraatweg
verkennen", meldt hij ons en stapt
op zijn fiets om 'n goed half uur
later opegtogen terug te komen met
de verrassende mededeling: "Ik heb
de Fransen al gezienZe zijn al in de
stad bij het postkantoor!!!"
Er gaat een hoera op - "Leve de
Fransen
Als ik dan kort daarop, om ongeveer
elf uur, de bloemen in ons voortuin
tje besproei, komt er van de Leeu
IVij meenden beslist, dat het Fransen waren
werikstraat zwaar motorgeronk en
even later draaien militaire trans
portauto's vol soldaten de Sperwer-
straat in, die uitloopt op de Harlin-
gerstraatweg.
"Daar heb je de Fransen" - roep ik
luid - maar als ik de kleuren op de
helm van de soldaten goed bekijk,
dan zijn dit niet de kleuren van de
Franse vlag maar die van de Duitse.
Wij meenden beslist, dat het haken
kruis op de helmen van de Duitse
soldaten zou staan en omdat dit er
niet op stond, kwamen wij abusie
velijk tot de conclusie, dat zij Fran
sen waren.
AAN GROND GENAGELD
We stonden als aan de grond gena
geld.
Sprakeloos gaapten wij de steeds
maar weer nieuwe auto's volge
propt met soldaten aan - hier en daar
reed er 'n keukenwagen mee, blau
we rook kwam uit de korte pijp en
de kok was druk in de weer dikke
•worsten in de kokende, borrelende
olie te dompelen - de Duitsers
staarden ongeïnteresseerd voor zich
uit of zaten heerlijk te knikkebollen
na de lange, nachtelijke rit.
Deze eerste ontmoeting met de ge
hate en geduchte vijand miste elk
gewelddadig karakter, ja had iets
heel gemoedelijks, zodat wij, ons
ondanks, dit oorlogstoneel argeloos
in ons opnamen.
Toen de gemotoriseerde colonne
eindelijk voorbij was, viel de stilte
des te nadrukkelijker in - alle buren
waren uit huis gekomen en we wis
ten eigenlijk geen woorden te vin
den dan deze: "Zo - daar zijn ze
dan"
We waren totaal verbluft.
En in ons hart sloop op fluwelen
voeten een akelig gevoel van onze
kerheid en wantrouwen in de gun
stige radioberichten.
We wisten, deze colonne reed re
gelrecht naar Harlingen en naar de
Wonsstelling, waar enkel Friese
jongens in niet al te sterke stellingen
lagen - nu voelden wij als aan den
lijve de harde realiteit van de oorlog
(Tientallen autobussen waren vrij
dag, meen ik, naar Wons gereden,
waarschijnlijk met onze soldaten,
en als een groot, massief blok op 'n
grote hoop door elkaar gezet en
daardoor "muurvast" zaten.)
Al gauw werden mondelinge be
richten aan ons in Leeuwarden
overgebracht: De strijd was al in alle
hevigheid losgebrand en onze jon
gens hadden het zwaar te verduren
en stonden feitelijk weerloos tegen
over het veldgeschut, dat wij in de
colonne ook al hadden opgemerkt -
er vielen doden - het zag er niet best
uit voor de onzen.
Buiten op straat stonden wij versla
gen en angstig te kijken naar voor
bijgaande jagende Rode Kruis-au-
to's, uiteraard van het Duitse leger,
en al gauw keerden zij terug met
gewonden, die in het Bonifatius-
hospitaal gebracht werden.
Naarmate de dag verliep drongen
geruchten door van algehele paniek
onder onze jongens, daar bij Wons
en dat de Duitsers het verzet gebro
ken hadden. Een familielid van mijn
vriend Folkert uit Wanswerd was
in boerenkleren weggevlucht en
evenals anderen in geheel oversture
toestand thuis gekomen.
Leeuwarden O. de Roos
Sommige dagen in juni en juli ble
ven ons brugmaten mar mooi smout
tuus sitten. Wie laat em nou deurnat
regene as het niet hoeft. Mar goed,
as dan de son weer es skient, dan
mut er weer even bijpraat wudde.
Over de suterige seumer met sien
regen, over fillemopnamen in Liw-
waddenover dingen fan heel froe-
ger. Kees en Hein binne niet op het
appèl, en sij misse de ontmoeting
met een geheimsinnige feguur, die
dus te maken kreeg met Tabe
Ruutsje, Lange Marten, Jan Boer-
ke, Sjouke Sukerslak en Wiebe
Poatsje.
Sjouke Sukerslak: Soa Marten, sie-
ne we dien lange lichem oek weer es
bij de brug. Dou bist nog al even
weg weest. Hoe hest het had?
Wiebe Poatsje: Nou, die puzel is
gauw oplost. Het is een woord met
fijf letters, en het hèt een paar we
ken lang alle dagen in het weerbe
richt sitten!
Lange Marten: Jonges, praat mie
der niet fan. Het gaat nou wel weer,
je siene de son frij geregeld, mar
WONING
INRICHTING
Nleuwestsö 95-97
LEEUWARDEN
toen wij in die karrefan saten
JanBoerke: O ja, jim wienen in een
karrafan fan jim soan, 'tiseksa. En
die soan soe kampeare in Frankriek
net? Hoe gie dat?
Marten: Ik su hast sêgge, fan 'e
regen in 'e drup, mar das nog te
mooi. Fan 'e regen in 'e regen! Oek
in Frankriek. Die jonge waar met
een week werom, met sien frouw en
de jongste seun.
Tabe Ruutsje: Wij hadden kennis
sen, die suden naar Spanje, eind ju
ni, begin juli. Eikeneen seit, dat het
daar altied mooi weer is. Se komme
werom. Ik fraag, hew jimme nog
bommen op 'e kop had? Hij seit:
nee, maar wel majum! Fan de tien
dagen, acht dagen majum!
Marten: Bij ons, daarop 'e kamping
waar een man, die sei op een dag: as
die rot fent fan het weerbericht fan-
nemiddug weer over regen praat,
donder ik mien radio deur het ruut.
Nou, en dat is gebeurd. Stervende
waar!
Jan: Kees soe wol sizze: as dat je
lotsje isdan is der niks oan te dwan
Hé, soeden we Knilles nog sjen
hjoed? En Hein dan? Waar sit die?
Tabe: Kees is uut fissen met een
buurman of soa, en Hein en de
trouw binne met de Ammérikanen
op sjouw. Ik loof naar de Aarden
nen, rnaar 't kan oek België weze
Sjouke: Dat binne hele lopen docht
ik. mar ik bin daar nog nooit weest.
Mien ferste is Nijmegen weest, daar
woande een nicht fan moeke. Tante
Luurtske, daar hew ik een paar keer
uutfanhuus weest. Het is daar wel
mooi.
Wiebe: Wij hewwe een paar keer
son Rijn-reis deen met een groate
boat. Dat is oek heel aardig. Ja, je
komme wat feul Duutsers teugen,
mar goed, alle leed went. En de
natuur is daar skitterend. Nou, en
dan die Smied is oek wel een goeie!
Tabe: Ons kienders sitte een soat op
Vlieland of Terschelling. Mar, ja
dat wurdt gemene duur. En even
stegoed ken het niet uut foor de
boatemannen. Der skient geld bij te
mutten, mar die menisterTuunman
poept oek niet foor twaalven.
Marten: Alles mut oek duur weze in
'e fekaansje. Op son kamping oek.
Een fleske bier, een spritskoek, een
puudsje petaat met, een fles eek,
een pak waspoeier. Allafijn, noem
mar op, je betale je blauw!
Jan: En as jo een protte binnen sitte
moatte, fan wegen het waar, dan
nimt het nog ekstra ek. - Of jo binne
te fytsen, bats, een beste bui rein-
wetter. Ah, dêr is een kafee, mar
even oanstekke. Is 't wier of net?
Marten: Helemaal, Jan, helemaal.
Wij hadden een hele morren in dat
ding sitten. Middus klaart het wat
op. Even fietse niet? Och jonge, een
half uur later wudden der een paar
beste puden water leegd. Plat seid,
het liep mei de kont uut!
Tabe: Waren jim op 'e ruumte os
dao of in een bosdat j im niet hier of
daar even skule konden? Of net as
Boerke seit, even ansteke?
Marten: In een kertier waren we
dweildeumat, man. En ja, toeneven
later waar der wel een boereskuur,
waar we even staan hewwe. Mar de
lucht ston as de see, dat de frouw
sei: Salle we mar deursette. we
hewwe nou toch al doest!
Tube: Wij kwamen es fan Swarte-
wegsend af, of uut 'e Turkse bosjes
ken oek wel, en toen kregen we een
best onweer op 'e bealich. Der ston
een kerel onder een boom bij de
Hoge Brug, en boem, soa de blik
sem der in. Die kerel springt fan
angst in 'e sloat.
Marten: Och heden, hoe is dat be
teerd? Se sêgge oek wel is, dat jou
met swaar weer niet onder een boom
staan mutte. O, is dat goed aflopen.
Tabe: Ja best, we hewwe em der
uutskeurd, en op 'e fiets set. Ik denk
dat ie fan klare bare angst in 'e broek
deen had, wat hij stonk as een kring!
Wiebe: Ja, die Groaningerstraat-
weg, die fietsten je faak uut, mooi
tussen de bomen. Naar de Wielen
om te swemmen. Asje morres froeg
waren troffen je die Zelle faak. Hij
is later domenee wurden. Hij woant
nou loof ik weer in Liwwadden.
Sjouke: Ja, das waar oek, Zelle, son
gewoepste kerel. Hij waar oek wel
an het hardlopen op 'e Willemiene-
baan. Su hij nog femilie weze fan
onze beroemde Mata Hariwaar se
nou een fillum over make wille?
Marten: Nou, dat sal hast wel niet,
want die namen lieke helemaal niet
op mekaar. Zelle, en hoe seistou
Sukerslak, Kari Mata, dat hèt niks
fan mekaar.
Tabe: Ho, ho, nou hake we de boel
raar deur mekaar. Mata Hari was
hur bijnaam, as daanseres in Paries
en soa. Mar se hiette fan Zelle, ik
loof Greta Zelle. En hur fader waar
pettekoopman in het Nauw. Net as
later van der Meij hier op 'e Tunen.
Jan: En meitsje se fan dat frommus
een fillum? Nou ja, de wereld is
gek, en de meensken bin gek, dan
moat het waar ek wol gek weze.
Hawwe wij die petteman nog kin
nen?
Sjouke: Wel nee, man, dat is al heel
lang leden. Die Mata Hari is doad-
skoaten as spion in de eerste we
reldoorlog. Eerst wat daan se met 'e
bloate buuk. en dan met een gene
raal in de bedstede, en dan wat an 'e
weet sien te kommen.
Wiebe: Ja, die spionnerij, dat weet
wat. Op 'e tee-vee hewwe oek nou
en dan stukken over spionnen. En je
kanne se der nooit uut. Nee, as die
kerel daar, met die piep an, een Rus
is, wie sal het sêgge?
Marten: 't Is niet een Sinees, soa te
sien. Muskien denkt ie, dat er in 'e
ouwe kezeme nog soldaten lêgge. O
heden, nou sal't weze, daar komt ie
an.
Man-met-pijp: Morgen heren, kunt
u mij ook vertellen of die kazerne
daar nog voor militaire doeleinden
wordt gebruikt?
Tabe: Daar hew je 't al. Laat mij
maar even. Seg, hoor es menheer,
wat is sogesegd de reden, dat u dat
wilt weten? Uit welk land bent u?
Man: Uit welk land? O ja, jullie zijn
wat apart hier in Friesland. Nou, ik
heb geen Fries paspoort, hahaha,
hoor mij es, maar hier is mijn 65-
plus-kaart. Kijk maar es goed. Maar
is dat gebouw
Wiene: Hoe liekt dat Tabe? Is het
vervolg op pag. 9
ASSEN LEEUWARDEN
GflONlNGEN ZWOLLE