WONING
INRICHTING
Nfeuwestad 95-97
LEEUWARDEN
En kruisbessen plukken aan de Achter de Hoven of bij de Potmarge
In het voorjaar werd er natuurlijk
aan eierzoeken gedaan, en een
enkele keer mocht ik ook mee. Met
m'n vader, ook Fedde en als hij tijd
had ging ook oom Hendrik wel mee.
's Morgens voor dag en dauw in de
roeiboot, door het Vliet via de Kur-
kemeer onder de spoorbrug bij
Ouddeel door in de richting van de
Geestmervaart. Of de andere kant
om door de Greuns en het Woud-
mandsje. Mensen, wat was het dan
mooi, als je met het krieken van de
dag ter plekke was. Kieviten en
Grutto's (Skriezen zij mijn Vader
altijd) joegen achter de Kraaien aan
en doken dat het een lust was. Dan
werden de werkzaamheden ver
deeld, één bleef bij de boot en de
rest ging het veld in. Oom Hendrik
ging achter een damhek zitten en als
hij een poos gezeten had, zei hij op
die akker kon wel eens wat zitten en
meestal klopte het wel. De man bij
de boot had eerst een andere taak,
die schepte een end van de kant een
ketel water, dat was toen nog goed
helder. Een petroleumstel was er
mee, het water werd goed doorge
kookt en een schep thee er in. Dan
ging de roeiriem omhoog en met een
rooie zakdoek er aan, een teken
voor de zoekers om te komen. Het
smaakte natuurlijk veel lekkerder
dan thuis. Zo zat je als kind trots als
een pauw, tussen de grote kerels in.
Zelf kon ik er natuurlijk nog niks
van, je liep maar naar de grond te
staren en je vond het al prachtig als
je een leeg nest zag. Toch vond ik
wel eens wat want als er werd ge
zegd, Jaap zoek maar eens op dat
stukje dan was het wel raak. Hoe dat
kon begreep je pas in later jaren.
NIETS MOOIERS
Maar was er wel iets mooiers dan op
een vroege voorjaarsmorgen door
de landen te zwerven, polsstok mee
en de vogels krijsend en duikelend
boven je hoofd? Nee toch?
Natuurlijk werd er ook gevist, in het
Vliet achter het kippehok van Va
der, of de Poppebuurt door naar het
stroomke, dat was de uit- of inlaat
van de Centrale en in dat water werd
menig karper verschalkt door de wat
maar hij kon het beste liegen.
"Must begriepe," zei hij "ik he
Sundag in de Kurkemeer een snoek
vongen van dertien pond. En toen ik
em tuus de bealg open sneed, wat
dochten jimme wat er in zat?'Even
stilte, "nou je, fertel op". ,,De
suust het niet gelove, een eend met
twee pieken, die had ie opvreten."
Even waren de mannen met stom
heid geslagen over zo'n gelieg.
Toen zei er een, "nou je dat is niks
bijzonders, dat gebeurt wel meer.
Voor veertien dagen had ik op de
Grote Wielen een van zestien pond.
En wat dochst wat ik daar uuthaalde
toen ik tuus kwam? "Nou?" zei
Kievit, "nou?". "Dat zal ik die
zegge" zei de spreker. "Twintig
kievitseiers en twee briefkes van
tien". "Ach verrekje" zei Kievit
en die af. Ja, ja bij die trapkebrug
konden ze er ook wat van.
Door de grotere jongens werden er
af en toe ook mooie streken uitge
haald. De trapkebrug moest open
geduwd worden met van die grote
handvaten, langs een soort vaste
loopbrug waardoor de brug in de
lengte van het Vliet kwam te staan.
MOOIE STREKEN
Maar eerst moesten aan de andere
kant de grendels er af. Een stel kna
pen had weer eens wat bedacht. Op
een gegeven ogenblik moest er weer
een turfschip door en de brugwach
ter slofte naar de overkant om de
grendels er af te schuiven. Daar
hadden de mannen al op gewacht,
de grendels waren net open of op de
een of andere manier werd z'n aan
dacht afgeleid. Het andere stel
duwde gauw de brug open en de
brugwachter stond aan de overkant.
En wanneer er iemand was, die hulp
bood, kon de man onder de vrese
lijkste verwensingen proberen met
een bootje naar de overkant te ko
men.
Elk jaargetijde had z'n eigen genoe
gens. Zomers kruisbessen plukken
op Achter de Hoven, ik hoor nog het
roepen "bertsje vol, boomkeleeg".
Weer een paar dubbeltjes verdiend.
Na schooltijd naar de wildernis, een
verwaarloosd stuk land waar later
Vissen bij de Poppebrug of bij 't stroomke
LEEUWARDER BOYS
De periode Nieuw Amsterdamplein
begon, met de nooit te vergeten
jeugdafdeling van de helaas te vroeg
opgeheven Voetbalvereniging
Leeu warder-Boys
Misschien later daar nog eens over.
Ik ben mij er van bewust, dat ik op
verschillende momenten misschien
niet volledig ben geweest. Andere
oude Vlietsters of bewoners van
Pietersburen nodig ik uit een en an
der aan te vullen.
Zaandijk J. v. d. Laan
ervaren vissers. Over het vissen
achter het kippehok van Vader weet
ik nog een mooi verhaal. We ston
den daar te vissen, Jan Huisman en
ik, je kon nog net op de walkant
staan. Jan was wat ouder dan ik en
had nog een paar lossen centen.
"Jappie gaan dou even naar Hart
kamp om een paar karamels". Nu
dat was niet aan dovemansoren ge
zegd, maar ik moest wel om hem
heen draaien.
Stom genoeg hield ik me vast aan de
losse voorzetramen van het kippe
hok, die er op dat moment lagen,
met het gevolg dat "ze begonnen te
schuiven. Van schrik liet ik los en
.daar lag ik in het Vliet. Gelukkig lag
er een boot en kon ik het roer grij
pen. Jan Huisman in paniek naar
huis: "buurman, Jappie leit in het
water", maar Vader zat net op de
pléé. Dus die vloog er af en naar het
Vliet, sprong op de boot en trok mij
omhoog. Maar wat gebeurde er: in
de haast had hij z'n bretels niet vast
gemaakt. En onder gejuich van de
overkant, zakte z'n broek bijna op
z'n enkels. Al met al liep het echter
toch weer goed af.
Nog een mooi visverhaal, verteld
door Vader en waar gebeurd. De
grote kerels gingen ook wel eens
vissen met elkaar. Dan werd de
motorboot van Leyenga gehuurd,
een beste slok mee en daar ging het
spul een dag vissen. Bij de trapke
brug werden dan later de sterkste
verhalen verteld. Op een avond
stonden ze weer te zwetsen. Hobbe
Oliekont, Sikke Brouwer, Vader,
nog een paar en natuurlijk oude
Kievit. Die was ook petroleumboer,
de blikfabriek is gebouwd. Hutten
bouwen en holen graven,
's Winters als er ijs lag, schaatsen
op de spoorsloot en soms met Vader
een tocht. Via de Dokkumer Ee,
Bartlehiem, Oudkerk en zo weer
terug via de Bonke of de Kurke
meer. Als je weer thuis kwam en
Vader zei "Hij kan me al lekker
bijhouden", dan glom je wel van
trots.
Verder de winteravonden naar
"Ons Huis" op de Bleeklaan, fi
guurzagen of houtsnijden. De Di
rectrice was Juf Oskamp, een ge
weldig mens. Congierge was Haas-
dijk. dat weet ik nog wel. Aan het
eind van het seizoen speelden we
een toneelstuk of zangspel. De uit
voering was altijd in aanwezigheid
van de Ouders.
Daar ik een vroege leerling was, en
je voor je veertiende niet van school
mocht heb ik meer dan zeven klas
sen afgewerkt, maar toen moest er
wel mee verdiend worden. Dus een
baas zoeken. Tjerkstra op het
hoekje van de Wortelhaven zocht
een loopjongen. Met Vader er heen
en ik werd aangenomen. Daar heb
ik een jaar gewerkt, maar dat was
geen succes. Ik was zo langzamer
hand een voetballiefhebber gewor
den en als ik dan met m'n transport
fiets langs het Zaailand kwam kon
ik de verleiding niet weerstaan en
kwam mijn fiets tegen een boom.
Veel werkloze voetballers waren
daar aan het trappen. O.a. Tjerk Fli-
sijn, Freek IJsbrandy, Doeke van
Echten. Dus na een jaar zei de baas,
dat wordt niks met jou langs de
straat, zoek maar wat anders.
Ook waren wij in dat jaar verhuisd,
m'n Ouders konden zich een huis
veroorloven op het Cambuursterpad
wat een hele verbetering was. Ik
ging werken op de L.P.F. en zo
eindigde m'n eerste jeugdperiode
op het Vliet.