HET VREEMDE VERHAAL VANNE KIEPEN £5>'°ndrë rolf DIERENVRIEND ENNIK LAATSTE STOOMTREIN UIT LEEUWARDEN 7 HERINNERINGEN BINNENSTAD HE JOU DIE NOG KWARTEEUW GELEDEN Wie wil hier nou nog hewere dat kiepen gien harses hewwe? Bouke de Hoornblazer keek vra gend om zich hene. Nou, na et verhaal van Bouke were we wel beter. En dat et een waar verhaal is dat wete we nou oek. De pliesje was er zelf bij. Dizze edele gezangsdrager kon zien beide ogen niet gelove. Hij zei dat ie der kompleet perpleks van ston. Hij must bekenne dat ie dit nooit van die stomme kiepen docht had. En je kanne der van op an dat zo'n man toch al heel wat metmaakt het Of niet soms? Et is onderhart al weer een tiedsje leden dat wij wat van Bouke hoord hewwe. Nou ja, wat zal ik daar van zegge, Bouke is nou een keer een zwerver. Et is beslist gien tuuszitter. Et zwerven zit die man nou eenmaal innet bloed. Zo is zien natuur nou eenmaal. Daar doen je niks an. Dat verandert oek niet. Ja, miskien as ie oud en stram van de rimmetiek is. Maar zover is et nog lang niet. O heden nee En zeg nou zelfidder wat mooiers te bedenken dan op een zonnige zeu- mermiddag deur et Friese weide land te lopen? De kieviet en de andere weidevogels in de lucht of innet gras, de reiger of de ooievaar an de kant van de sloot toerend op een groen hapke en in de sloot een eind met heur jongen. Tussen et riet verscholen staat een snoek. Doodstil staat die felle rover. Geduldig wacht ie op zien kans om dan snel toe te happen. En boven dit alles een hel blauwe lucht met hier en daar een klein wit wolkje om zo weg te blazen, zo iel is et. Maar ja, je mutte der oog voor hewwe om daar van te genieten. Je kanne je eigenlik niet indenke dat er stadsmensen binne. die dat niks skele kan. Die zien niks van de mooie natuur. Nou, Bouke was niet een van dat soort. Dizze flierefluiter was volkomen tuus innet Friese land. Die zwierf de ene dag hier en de andere dag daar. En savens zal ie dan deurgaans bij zien kornuten weer op zien verhaat te kommen. Een prater was ie niet. Nee, dan must je bij de kiepekoop- man weze. Die kletste je bij wieze van spreken de oren vanne kop. Maar dizze keer dan kwam Bouke met een mooi verhaal tuus. Een verhaal over kiepen nog wel. Tien kiepen en een haan Mooie leghorns, die een rustig le- ventsje leidden bij een boerke in de kontreien van Boksum. En oppen goeie dag - of laat ik liever zegge op een kwaaie nacht kwam daar opeens een eind an. Maar laat ik et Bouke zelf maar vertel!e late. Hij kan dat beter dan ik want hij had et verhaal ute eerste han. Van de eigenaar van die tien mooie leghorns en een haan. Et was maar een klein, skrimpeljeu- zig boerke. Ja, zei Bouke, nadat Van der Woude voor et spraakwater zorgd had, vo rige week bin ik de kant van Deinum es uutgaan. Et was mooi weer en ik bin toen gaan, eerst naar Marssum, van Marssum, nadat ik eerst wat bij Moeke Verf zeten had om wat uut te rusten, bin ik gaan naar Deinum, en van Deinum naar Blessum en van Blessum naar Boksum en toen over Boksumerdam en zo langs de Snee- kertrekvaart weer op huus an. Maar daar in Boksum loop in een klein boeremantsje teugen et lief. Hij zeit, loop even met dan kan je een kopke koffie krije en dan kanne je onderwiels wat uutruste van dat geblaas op die hoorn want je zalle wel moed weze. Ik zeg, dat is goed, en ik gaan met em naar zien boerderijkeKomme we bij dat boerderijke en daar lope tien prachtig mooie witte leghorns en een haan. Ik zeg zo, dat binne mooie kiepen. Ja, zei dat kereltsje, zo dochten die dieven der oek over. Ik zeg, wat bedoele jou. Nou, zie ie, voor twee weken kom ik smorgens bij et kiepehok hier naast et skuurke, weg kiepen, weg haan, gien spoor meer te bekennen. Ik docht verdultjemij, wie kan dat daan hewwe. Ik bin dadelik oppet fïetske stapt en overal rond keken tot an Blessum toe, maar gien kiep te bekennen. Ja, wel kiepen maar niet mien kie pen. En weet je wat ik toen deen hew, zeit ie. Ik zeg, nee. Nou, zeit ie, ik bin een paar dagen later met peerd en wagen naar Sneek reden want daar was die dag merk. En wat zien ik daar? Daar staan twee jongkerels, van die slanterfanters, met mien kiepen. Ik zeg, hoe komme jimme an die kiepen. Die binne van ons, zegge ze ik zeg, oh ja? Ik zeg. dat binne mien kiepen, ik haal de pliesje der bij. Toevallig komt daar een pliesje an kuier en. Wat idder anne han, zeit ie. Ik zeg zus en zo en dat binne mien kiepen, die hewwe ze mij afstoten. Dat mutte jou dan maar es bewieze, roepe die jongkerels. Ja, zeit die pliesje, dat mutte je be wieze kanne want anders ziet et er niet best uut voor jou. Ik zeg. zet die tien kiepen en die haan maar inne wagen. En wat dan, zeit die pliesje. Ik zeg, dan gaan wij een eindsje rieden met zien vieren. Na wat heen en weer praten kreeg ik et hele spul inne wagen. Wij w:eg, vier mannen, tien kiepen ennen haan. Waar gane we hene, zei na een tiedsje die pliesje. Ik zeg, dat zien je zo wel. En op zon honderd meter van mien boerderijke zet ik de wagen stil. Ik zeg, laat nou hier die kiepen maar los. En wal doen die kiepen en die haan? Nou, zeg ik. Die lope, twee an twee met de haan voorop, et wegje af. de dam over, bij mij et hiem op en gaan zo regel recht et skuurke in waar ik ze altiet voer geef. Ik zei tegen de pliesje en die twee jongkerels, nou wat zegge je daar van, binne dat mien kiepen of niet soms. Ja, zeit de pliesje, het wettig en overtuigend bewijs is geleverd, et binne jouw kiepen. En die twee boeven binne naar Leeuwadden bracht en die hewwe daar mooi een half jaar zitte muiten Bart van der Weerdt tOn juwelier peperstfOot-leeuLuorden (vervolg van pag. 3) die al die kinderen waste en vrolijk bleef in de grootste troep en een onvoorstelbare hoop werk verzette, ze heette Aagje en is naar ik meen later met ene dokter Helderman ge trouwd. Ook werd achter de Noorderkerk, voor de gevangenis gekraakt werd, een laatste bijeenkomst gehouden. Het was daar een centrum van akti- viteit. Direkt na de oorlog een opleving. Naast ons de „bewaarschool" van juffrouw van Es, de school waar je opgeleid kon worden voor de twee de klas en aan de andere kant het pension Althuis en wat verder in de straat wijnhandel Menalda waar we op de stoep met krijt schreven „Gouden Stoepke". Mevrouw De Jong vond het n.l. niet goed dat wij daarop zaten en kieperde meerma len de po met inhoud uit het raam. Het was er duidelijk verboden toe gang. Voortdurend was er sprake van een vete tussen de bewoners van de Ba- gijnestraat o.l.v. Konteien Witteen die van de Butterhoek. De groep van de Kerkstraten zat daar tussen in maar was meestal op de hand van de Bagijnestraat. Een heel leger werd opgezet, met excercities op het Fonteinland en de rangen liepen uiteen van Hopman (Riemer van der Meulen) tot soldaat derde klas (Anno Wilmink). In de Gloppe, een dode zijtak van de Doelestraat, was de geheime plaats van bijeenkomst. Daar was ook, voor het goede doel, de opslagplaats van Greydanus die in suikerwerk deed. Algemeen erkend opperhoofd was „Hupie" Bergsma uit de Kleine Kerkstraat die op de Avondschool aan de Wissesdwinger zat en al jo delend die afstand van schoof naar huis overbrugde. Je ging gewoon niet eerder slapen dat dat Hupie voorbij was. De Grote Kerkstraat met nog de winkel van Wiltje Kui ken voorheen Gemser, een kruide nierszaak van het oude stempel en daarnaast slager Gerritzen, met z'n dochters die zo klein als ze waren er wel mochten wezen en het statige huis van de Jonkheer. Iets verder naar de Grote Kerk de winkel van Zondervan op de hoek van de Hoog straat. Toen deze gesloten werd kocht Kuiken de kassa, vermoede lijk omdat hij dacht dat er nog iets in zou zitten. Maar dan kende hij Zon dervan slecht. In de hele Grote Kerkstraat zag je geen auto, ik schrok dan ook toen ik daar onlangs nog eens moest zijn. Wat is het daar veranderd, maar of het zoveel beter is dat betwijfel ik. Heerenveen Ing. G. v. d. Kooi Deze vriendelijke meneer met het mini-paardje heeft in de laatste jaren voor de oorlog in de Mozartstraat gewoond, waar hij zijn huis en tuin in een waar dierenpark veranderd had. Hij heette Ennik en hij moet helemaal voor het welzijn van het dier hebben geleefd. Z'n hele achtertuin was met vollières bezet, maar niet alleen daar, ook in een deel van het huis vlogen en fladder den tientallen vogels en stapten er ettelijke marmotjes, konijnen en kleur- muizen rond. Hoe lang deze dierenliefhebber daar heeft gewoond en waar hij gebleven is, weten we niet, maar misschien zijn er nog bewoners uit deze buurt, die zich hem herinneren; hij woonde in het stuk van de Mozartstraat westelijk van de Schubertstraat Het is dit jaar precies vijf en twintig jaar geleden, dat vanaf het spoor wegstation de laatste stroomtrein uit Leeuwarden vertrok: op zaterdag 8 januari 1955 maakte de impossante Jumbo 3637 z'n laatste reis naar Groningen. ROMANTIEK Met het uit de rails nemen van deze laatste stoomlocomotief verdween er een heel stuk romantiek van het Leeuwarder station, want de Jumbo 3647 was nog een tastbare herinne ring aan de tijd, toen het spoor het nog uitsluitend met stoomkracht moest doen. In die tijd is het wel voorgekomen, dat er dagelijks dik veertig stoomlo comotieven het Leeuwarder station binnenrolden, maar ja, wie zag er toen de romantiek van in, het was zo en het hoorde zo. In '53 liep het aantal stoomlocomo tieven al sterk terug, toen de lijn Leeuwarden-Zwolle werd geëlec- trificeerd; daarna kwamen de zoge naamde Blauwe Eneels. eerst od de Dit is niet de Jumbo 3647die als laatste uit Leeuwarden vertrok, maar een vroege voorganger: het is de eerste Borsig locomotief uit het begin van de negentiende eeuw. lijnen naar Stavereh en Harlingen en later ook op de lijn naar Groningen, waardoor het aantal stoomlocomo tieven nog weer veel kleiner werd. Tenslotte bleef er nog maar één over, de laatste der Mohikanen, Jumbo 3647, die hier nog dagelijks kwam; 's morgens vroeg arriveerde de loc hier uit Groningen, 's mid dags ging ze weer naar Groningen terug. ALLERLAATSTE RIT Maar op die achtste januari '55 kwam dan de allerlaatste rit, waar voor de stationchef in hoogst eigen persoon het startsein gaf; de beman ning van de loc, die op deze gedenk waardige dag puffend en steunend en zuchtend het Leeuwarder station verliet, bestond uit de heren G. Alink en B. Krikke.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1980 | | pagina 7