ii! "NU KUNNEN WE ZONDERZORGEN ZEKER WEER JAREN VOORUIT" m - lï ïÊiiM «S3 DIRECTEUR F. J. H. SYTSMA: 9 nijpend tekort ideale plaats technologie een bedrijf P;< n 'i 8 i -- "•'ér 'Hoe lang we al zochten naar een betere huisvesting voor de Openbare Bibliotheek? Nou, reken maar dik vijf en twintig jaar. In die tijd kwamen er heel wat plannen op papier. Dan viel ons oog op deze, dan weer op die plaats in de stad. Aan de Beurs durfden we gewoon niet te denken, die was natuurlijk veel te groot. Maar ik ben blij, dat er van al die andere plannen niks gekomen is en dat we nu tóch terecht kwamen in dit Beursgebouw. Tien tegen een, dat we anders op dit moment alweer meer ruimte nodig hadden gehad. Nu kunnen we zonder zorgen zeker weer jaren vooruit!" Dat zegt, voldaan, de heer F. J. H. Sijtsma, rayondirecteur van de Openbare Bibliotheek in zijn royale kantoor op de bovenverdieping van het tot 'leeszaal' omgetoverde Beursgebouw. Een groot deel van die kwarteeuw- zoeken-naar-een-betere-huisvesting heeft de heer Sijtsma van nabij meegemaakt: in '66 deed hij z'n in trede in het gebouw aan de Twee- baksmarkt ("als werkstudent"), in '73 werd hij, als opvolger van juf frouw Haanstra, benoemd tot di recteur. Hij weet er dus alles van en somt moeiteloos alle punten op, waaraan voor en na gedacht is als toekomstige vestiging voor de bibliotheek: de Boterhoek naast de Provinciale Bibliotheek, tegenover het Coulonhüs aan de Groeneweg, op de hoek van de Voorstreek en de Minnemastraat, waar eens het hotel De Nieuwe Doelen stond, aan de Wirdumerdijk op de plaats van hotel Amicitia, aan de Langemarktstraat tussen de Sophialaan en het Wagen plein, bij de Willemskade naast de Kamer van Koophandel, in de Ha- niasteeg op de plaats van het vroe gere Stadsverzorgingshuis. Het ene plan had dit, het volgende weer een ander bezwaar en intussen werd het tekort aan ruimte aan de Tweebaksmarkt, ondanks ver schillende uitbreidingen, steeds nij pender. In de zestiger jaren maakte het hele bibliotheekwezen, dus niet alleen dat in Leeuwarden, een ster ke ontwikkeling door; met name de informatieve functie kwam in deze tijd enorm naar voren. Nu had het bestuur van de O.B., voortdurend op zoek naar een nieu we vestigingsplaats, die nog ac ceptabel was (niet verder dan zo'n duizend meter vanaf het loopcen trum van de stad) al eens met een scheef oog naar de Beurs gekeken, "maar", herinnert de heer Sijtsma zich, "echt serieus er aan denken durfden we niet - die Beurs, dach ten we, was voor ons toch veel te groot". Maar toen, in 1975, kwam, eigen lijk als redder in de nood, de nieuwe Bibliotheekwet met genormaliseer de berekeningen, die de O.B. zeer gelegen kwamen. Zou een biblio theek voor een gemeente als Leeu warden in de toekomst wat willen betekenen, dan diende ze een an dere omvang te krijgen, dan die waarvan het bibliotheekbestuur tot dusver in zijn plannen was uitge gaan. Welnu, volgens deze bibliotheek wet kwam de gewenste grootte aardig overeen met het oppervlak, dat na een herinrichting kon worden gecreëerd in de Beurs. "Nou", verzucht de heer Sijtsma nuik ben erg blijdat het zo gelo pen is. Dit Beursgebouw voldoet aan alle eisen wat betreft op pervlakte en situering in de stad, het staat op een ideale plaats, alleen wat minder goed misschien voor de jeugd, in verband met de verkeers- barricades hier omheen. Daarbij is het een alom bekend gebouw; van de wat 'verborgen' situatie, zoals we die hadden aan de Tweebaks markt is nu geen sprake meer." Mét de Jeugdleeszaal aan de Voor streek en de Discotheek aan de Weerd beschikte de O.B. over een netto oppervlak van een duizend vierkante meter; nu, met Jeugdlees zaal en Discotheek eveneens onder het dak van de Beurs, is het netto oppervlak zo'n twee en veertig hon derd kwadraatmeter. "De eerste vijf of tien jaar zijn we dan ook wel uit de zorgen", voor spelt de heer Sijtsma, die er trou wens direct aan toevoegt, dat het natuurlijk onzeker is hoe het bibliotheekwezen zich in de toe komst zal ontwikkelen. "De grote vlucht, die het nu neemt, houdt op een bepaald moment op. De gemeente Leeuwarden groeit nauwelijks meer, het gevolg is, dat ook onze collecties niet meer groeien, want die collecties staan in relatie tot het aantal inwoners. Ten slotte is het zo, dat het boek-mate- riaal voor een groot deel de inhoud van de bibliotheek bepaalt. Maar andere materialen doen meer en meer hun intrede en ik kan me voor stellen, dat onze volumineuze re gisters kaartenbakken binnen af zienbare tijd gereduceerd zijn tot enkele beeldschermen en de enorme kasten met documentatie tot enkele laden met mirco-fiches. Ook dat, geënt op de ontwikkeling van de materialen die er nu staan, doet me voorspellen, dat we in ieder geval tien jaar vooruit kunnen, maar mis schien nog wel langer ook.Overi gens zit er ook nog een kleine reser ve in het gebouw, er zijn nog uit breidingsmogelijkheden. Wat gaat er allemaal veranderen in de tijd, die voor ons ligt? Wat zal er komen en, wie weetwat ver dwijnt? "Er zijn mensen, die zeggen, dat het boek op den duur verdwijnt, maar dat geloof ik niet. De techno logie zal meer en meer in de biblio theek z'n intrede doen, maar de eer ste tien jaar zie ik niet, dat het boek iets bij zijn rol zal inboeten. Het boek is in heel veel opzichten niet te vergelijken met welk technologisch product dan ook. De naslagmoge lijkheid bij het boek bijvoorbeeld is veel natuurlijker, veel beter, dan bij allerlei apparatuur. Nu gaat het publiek wel wennen aan die appa ratuur, maar kuituur-historisch ge zien is 't boek zo sterk geworteld, dat ik niet geloof, dat het z'n functie verliest. Daarmee wil ik niet zeg gen, dat de bibliotheek zich alleen moet blijven richten op de collectie boeken. Wij zullen de technologie moeten blijven volgen. Video-ap- paratuur zal een rol gaan spelen, automatiseringsproducten zullen hun intrede doen. Er zijn dingen, die zie je gewoon al aankomen, zo als het automatiseren van de catalo gi, wat een verbetering van de dienstverlening kan inhouden en het automatiseren van de uitleenregi stratie. Kortom, voor technisch in- formatieve producten is de biblio theek bepaald niet bang." Mooi, en hoe moeten wij nu de plaats beoordelen van zo'n biblio theek in Leeuwarden, anno 1980? "Wij bereiken", zegt de heer Sijt sma niet zonder trots,meer dan de helft van de plaatselijke bevolking. We hebben zo'n dertigduizend le den en elke week krijgen we een zevenduizend bezoekers in huis, die worden keurig electronisch ge teld." Ruim zevenduizend in de week maakt meer dan 360.000 in een jaar, een verbluffend aantal, wanneer we bedenken, dat de leeszaal van een veertig jaar geleden jaarlijks door nog geen dertigduizend mensen werd bezocht. "Tja, dat het zó storm zou lopen hadden we ook weer niet verwacht, maar dat komt zeker door wat we noemen het Beurseffect. De be kendheid van het gebouw, gevoegd bij neveneffecten als een verbeterde outillage en een betere opstelling van de collecties, heeft die grotere toeloop tot gevolg. Eerlijk gezegd gaat het ons nou weer wat te hard, want nu rijst de vraag of die toeloop te verwerken is - heb je voldoende materialen in huis, heb je voldoende personeel." En dan komt de heer Sijtsma tot de constatering, dat zo'n bibliotheek langzamerhand gewoon een bedrijf geworden is. "Een bedrijf met een manager als directeur. Het type van de ouder wetse bibliothecaris bestaat nauwe lijks meer in de openbare biblio theekwereld. Hoe groot je belang stelling voor boeken ook is, je kunt het niet meer bijhouden. De be drijfsmatige aspecten van de bibliotheek vragen meer en meer de aandacht. Nu wordt de zakelijkheid steeds weer vooropgesteld en het is een voortdurend aanpassen aan ontwikkelingen, zowel extern als intern gericht. De directeur is nu een manager en heeft meer contacten buiten dan binnen het bedrijf." En dan vertelt de heer Sijtsma, dat hij wel in de publieke ruimten komt, maar dan met een heel ander doel dan de vroegere bibliothecaris dat deed. "Ik ben zelf nog steeds een 'veelle zer, maar in de bibliotheek overzie je feitelijk alleen maar boekenbe standen, de boeken zelf krijg je nauwelijks meer in de hand." Nou ja, meer dan duizend anderen i dat dan iedere dag nog wel - daar kan de heer Sijtsma nog altijd een aardig boekje over open doen!

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1980 | | pagina 9