CUjoufitt Friesland Bank 4 Uw eigen bank Het oude Oldegalileèn in vroeger tijd Maria gewoond. MEESTER BODDE Ondergetekende is ook eens een leerling geweest van de Openbare Lagere School op het Oldehoofster- kerkhof en wel van 1906 tot het en met het leerjaar 1911-1912. Hoofd van de school was de heer Boddé en volgens mijn schoolrapport was de onderwijzer van het zevende leer jaar de heer N. Dijkema. In een van de kleine huisjes links, maar dan meer naar de stad, heeft Heilige Hilversum P. C. Koopmans ik er vrijwillig weggegaan. Daarna ben ik bij een grossier-kaashande laar gekomen, de firma A. Bakker in de le Klanderijdwarsstraat, waar ik maandelijks iets meer kon ver dienen. Ook bij deze zaak moest ik alles doen. GROSSIERDERU TURKSMA Bij het doorlezen van 't Kleine Krantsje nummer 379 werd ik ge troffen door de foto van de oude, smalle Peperstraat met op de hoek van de Weaze het pand, waarin de grossierderij van Turksma geves tigd was. Ik vond het aardig nog eens de zaak te zien, waar ik als zestienjarig meisje voor het eerst ben begonnen als leerling kantoorbediende. Na 't diploma van de Uloschool 4 te heb ben behaald werd ik na veertien da gen, na sollicitatiebezoek in 't bij zijn van vader, reeds aangenomen. Dat was, als ik me nog goed kan herinneren, op 5 augustus 1927. De schooljaren waren voorbij, maar wel ging ik in september naar de M.A.H.S., vier avonden inde week van half zeven tot negen uur. Dat was altijd hollen, want de kantoor uren waren van half negen tot half een en van twee tot zes; verder werd erop Sabbathdag 's morgens door 't personeel nog gewerkt. Alle facetten van een grossierskan toor heb ik daar geleerd. Over 't loon werd niet gesproken - eerst maar eens zien! Na de eerste proef- maand kreeg ik een rijksdaalder en toen was ik "juffie" voor hun met de mededeling, dat ik elke maand tien gulden zou ontvangen. Het zegeltje werd door de zaak betaald. Voor mij werd dit een praktijkjaar. Fournituren- en Textielhandel D. Turksma heette de zaak; een broer van de heer Turksma was gevestigd op de Eewal, ook hij deed in textiel en fournituren. Zelf woonde de fa milie aan de Nieuweburen in een pand, dat nu al lang bij de LC is getrokken. Ik ben er maar een jaar geweest en daar er toen al een kentering in 't zakenleven viel waar te nemen ben Ik meen te weten, dat de heer Turksma al overleden was, toen de afschuwelijke uitmoording plaats vond; de enige dochter moet nog in Leeuwarden wonen. Of de zaak tot de afbraak nog aan de Weaze ge vestigd was, is me niet bekend. Leeuwarden TAVENU A. Kracht- Noordraven De laatste tijd is er in 't Kleine Krantsje nogal wat geschreven over de heer Metzlar, als onderwijzer, als hoofd van de schippersschool, als directeur van de straatzangers en als directeur van het zangkoor Ta- venu. Persoonlijk ken ik de heer Metzlar niet, maar als jongste zoon van de voorzitter van dat koor, de heer L. H. Becherer, heb ik veel over hem en het koor gehoord. Het koor Tavenu was een zuiver a capellakoor, d.w.z. men zong altijd zonder muzikale begeleiding. Een maal per jaar omstreeks de Kerstda gen vond een uitvoering plaats in de Grote Kerk. De vereniging is opgericht in sep tember 1904 en opgeheven in ver band met toetreding tot de cultuur kamer in het begin van de oorlog. Na het overlijden van de heer Metzlar heeft het koor onder direc tie van de heer George Stamm ge zongen en daarna onder leiding van Jac. Bos. De hierbijgaande foto heeft betrek king op het vijf en twintigjarig be staan van het koor. Leeuwarden L. Becherer Ongeveer drie jaar geleden was ik met vakantie in Holland en toen ging ik natuurlijk ook naar mijn geboortestad Leeuwarden. Ik was op visite bij mijn tante en daar lag een stapel Kleine Kran- tsjes. Ik opende er een van enzag tot mijn vreugde en verbazing te gelijk een foto waar mijn vader Louis Schot op stond, samen met Jantje Breedenbach, Rooie Jan tje. De heb dat krantje meegenomen naar Amerika. Mijn vader is in 1972 overleden en ik had hem maar een keer gezien in twintig jaar. Waar ik ook ben geweest in de wereld, Leeuwarden gaat mij boven alles. Wij zijn van plan over twee jaar weer op bezoek te komen. Een beetje in 't Kleine Krantsje lezen brengt een hoop herinneringen terug. Roy Utah, U.S.A. Mrs. M. Scheer PLAATSAANWIJZER Met veel belangstelling lees ik 't Kleine Krantsje, daar ik in Leeu warden mijn jeugd heb doorge bracht. Ik ben op 23 februari 1913 in het Oud Eigen Brood ge boren als de tweede dochter van Derk Edens en Anna Steenstra op nummer 22. Het was een keurige buurt, waar bijvoorbeeld geen astonnen buiten mochten staan. Ook mochten ér geen theedoeken vervolg op pag. 9 Dit is de foto van het bestuur van Tavenu, gemaakt bij het vijf en twintigjarig bestaan in 1929Zittend de heren L. H. Becherer, voorzitter, Rommert Metzlar, dirigent en H. Kars, secretaris. Staand de heren B. Wildevuur, P. van der Meulen, vice-voorzitter en E. Oeloff, penningmeesterDe heer Becherer was in het dagelijks leven werkmeester in de kleermakerij van de Bijzondere Strafgevangenis, de heer Kars werkte bij de administratie van de Spoorwegen, ook was hij beheerder van het gebouw van de Vrijmetselar ij aan de Put. De heer Oelojfwas boekhouder bij de Gemeentelijke gasfabriek, de heer Van der Meulen kenden de Leeuwarders als adjunct-directeur van de Frico en de heef Wildevuur had een kapperszaak op de Nieuwestad. Lezers klommen in de pen Men kent er de Friese verhoudingen en is bereid plaatselijke en provinciale belangen te dienen. BOVEN ALLES HEILIGE MARIA In de "Gesprekken op de brug" werd een oud, reeds lang overleden Leeuwarder type, Heilige Maria van het Oudegleien aangehaald. Ik wil hier best eens op terugkomen. De Heilige Maria was de wed. Ron- dema en naar ik gehoord heb de weduwe van een Roomse boer uit de omgeving van Wijtgaard, die haar wat geld had nagelaten. Ze was nu niet bepaald gek, maar leed izoals dat toen genoemd werd aan godsdienstwaanzin. Ze liep de beide Roomse kerken; de Bonifa- tius en de oude Dominicus, plat. Ze probeerde alle diensten bij te wo nen. Dat lukte niet altijd, Ruzie zoeken of maken deed ze nooit, maar ze had om de een of andere reden een grote hekel aan de toen malige kapelaan Bouwhuis. Ze had zich de onaangename gewoonte aangewend om tijdens zijn preek plaats te nemen vlak onder de preekstoel. Demonstratief bad ze dan hardop de rozenkrans, dat hin derde de predikant enorm en hij raakte de draad van zijn betoog kwijt. Mijn vader, destijds koster van de Bonifatius, moest haar dan met zachte hand verwijderen en dat lukte niet al te best, want ze liet zich niet bij haar God vandaanhalen. Ze had ook de gewoonte, om in de overigens lege kerk, buiten de dien sten om, de Kruisweg te bidden, ze kuste dan de Christusfiguur bij her haling. Mijn vader wilde dat getuut niet hebben en verbood haar dit, wat weer de nodige trammelant veroor zaakte. Haar witte kleren, wit ge zicht en haar blauwe sjaaltje droeg ze, omdat ze zich had toegewijd aan Maria. Ze had daarbij de gelofte ge daan steeds in het wit te lopen. Haar huisje was een klein tempeltje, geheel in de sfeer van haar onschul dig geesteswereldje. In die tijd was ze een belachelijk figuur, vooral voor de Roomse jeugd die haar achterna riep. Ook volwassenen waren zeer intolerant. In onze tijd zou men wel wat meer begrip opbrengen voor een zielepoot, zoals deze vrouw was. Er liep in deze tijd ook een vrouw rond, in de Paterskerk, ze noemden haar de Russische non. Ze was heel grauw gekleed, het leek wel wat op een habijt. Ze was gevaarlijker dan Maria, ze beet wel van zich af. Meer weet ik van haar niet. Uit het Rijke Roomse verleden voor U opgediept door Den Haag S. Schaafsma

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1981 | | pagina 4