Friesland Bank Uw eigen bank Lezers klommen in de pen „MENEER HEYNEKER" Bij het zien van de foto van de eind examenklas van school 4 aan de Wissesdwinger waartussen met - zo te zien - grijze haren de heer Hey- neker, kwamen onwillekeurig de herinneringen naar boven van de eerste ontmoeting met deze heer. Dat was in de vijfde klas van de Muloschool no. 12 Achter de Ho ven, in het jaar 1916. Omdat op school 4 niet voldoende plaats was ging ik naar school 12. Op de Tuuntsjeschool hadden we „meester Gorter oftewel „Gort zak" en „meester Sytstra. Maar op school 12 moest ik „meneer" zeg gen. Eerst was daar in de vijfde klas meneer Ellerbroek, een lange man met rossig haar, en toen kwam op een ochtend meneer Heyneker, een jonge man met donker haar. Een man, een meester, om nooit te vergeten, die, als ik het mij nog goed herinner, afkomstig was uit Hoek van Holland, waar zijn va der werkzaam was bij de loods- dienst. Wat kon die man vertellen. Enorm. Ademloos zat de klas te luisteren naar zijn verhalen. Echt een mandie je niet vergeten kan. Nog een foto van de Schrans - deze is gemaakt in de twintiger jaren. Haarlem DE SCHRANS Van der Weerdt Toen ik de foto van de Schrans in 't Kleine Krantsje zag (nummer 377) ging er wat door me heen en ik kan het nu niet laten iets te vertellen uit mijn jeugd, die ik grotendeels in de Schrans heb doorgebracht. Mijn vader, Bartele de Kant, had vroeger een kapperszaak met twee bedienden in de Doelesteeg. Ik was twee jaar, toen mijn vader overleed. Mijn moeder heeft nog getracht de zaak alleen door te zetten, maar met die lange werktijden tot '-s avonds tien uur ging dat niet. Dus de kapperszaak ging weg. In m'n verbeelding zie ik nog de snoepwinkel van Feitsma en daar naast het café van Regnery - diens moeder heeft mijn moeder nog ge holpen bij mijn geboorte, dat was een schat. Ik speelde wel met haar zoontje (later hotelhouder) en met Isie Feitsma; die was wat ongeluk kig en moest op een plank liggen. Zijn broertjes en ik gingen dan ook op die plank liggen en we hadden plezier. Als het kermis was mochten we stiekem kijken achter de ramen naar het cabaret. Ons huis stond toen met een binnenplaats in verbinding met het café en er was ook nog een steegje naar 't Ruiterskwartier. De twee bedienden waren Karei de Boer en Van der Geest; De Boer heeft later een zaak in Rotterdam gehad. Op mijn verjaardag, 22 juli, brachten ze altijd oliebollen mee van de firma Van Vuuren, ik zie het nog voor me! Ook kreeg ik altijd leuke cadeaus. In die tijd, ik was al vijf jaar, kwa men er ook veel Duitsers, hanne- kemaaiers. Mijn moeder moest dan meewerken en ik vond het erg leuk. De hannekemaaiers zaten dan in de steeg, het was erg druk, dus wach ten op de beurt. Ik denk nog vaak aan die tijd terug en ben nu zelf vierenzeventig. Mijn moeder is in 1911 hertrouwd met Jelke de Vries, die vijfentwintig jaar op de Stanfriesboten heeft.ge varen. Mijn ome Johannes de Vries trouwde met een zuster van mijn moeder. Toen we de zaak in de Doelesteeg moesten verlaten kwamen we te wonen in de Smitsbuurt in de Schrans. Ik ging eerst naar de kleu terschool in de Huizumerlaan, toen naar de grote school in de School straat. Het hoofd van de school was de heer Hartz, mijn onderwijzeres was mevrouw Halbertsma en mijn onderwijzers Van der Ploeg en De Haan. In de Smitsbuurt hadden we als bu ren Munsterman, Leeuwenstein, Knuist, Bos, Spiekstra, aan de rechterkant woonden de families Van der Zwaag, Vossenberg en Jantsje en Piet Zondervan. De fa milie Riedstra ging met de winkel verhuizen naar de Schrans. De zie het op de foto, het huis van de directeur van het asland, toen nog er achter, ernaast was een paardestal. Rechts Meyer, de leerzaak, daar naast in de hoek een snoepwinkel tje. Op de hoek van de Smitsbuurt was aan de ene kant een kerk en aan de andere kant een kaaspakhuis, daarnaast twee huizen, de familie Steneker en de kapper Kindermans, dan de familie Riedstra en de slager Yntema. Het gemeentehuis stond even ver der. Daarin woonde de commissaris van politie, de heer Oosting; twee dochters van hem gingen bij mij op school. Achter het gemeentehuis was een steegje, daarin woonden de gebroeders Faber en een soort ar tiest, De Vries. Voorbij het gemeentehuis woonde later de burgemeester, Bijma, zijn zoon Andries zat toen bij mij in de klas. Links van de Schrans was een steegje, waarin een smid woonde en ook mijn tante met haar man en twee kinderen, Houkje en Andries de Vries. Naast het steegje een winkel van Krol, waar ik vaak voor twee cent mosterd moest halen. Later verhuisde de familie De Vries naar een steeg, die op de plaats lag waar nog weer later de firma De Gruyter kwam. In die steeg woonde toen de familie Monkel, de zoon Reinier zat ook bij mij in de klas. Op de hoek van de steeg woonde eerst kapper Adolf IJselstein en daarna twee nichten van mij, Aukje en Nelly Dirksen, die dames hadden een hoedezaak. Zelf ben ik met mijn ouders naar Amsterdam gegaan, omdat mijn tweede vader een betrekking kreeg als walbaas; we woonden toen in een groot schip. Ik had toen al een zusje gekregen en daar werd nog een broer geboren. Door de oorlog moesten wij in 1914 terug naar Leeuwarden. De wo ningnood was toen ook groot en ik kwam met mijn zusje bij mijn tante in de Schrans en moest weer naar mijn oude school. Mijn ouders en broer trokken bij grootmoeder in, die in de Weerklank woonde. Na twee jaar kregen we een woning aan de Nieuweburen, maar dat viel voor mij tegen, omdat ik viermaal daags naar de school in de School straat moest lopenvoor mij erg ver. Van de Nieuweburen verhuisden we naar de Houtdwarsstraat en ia 1929 ben ik getrouwd in Amsterdam met een Leeuwarder man. We hebben nu twee zoons en twee dochters en zijn al tweeënvijftig jaar uit Leeuwarden vandaan, maar toch blijven we Leeuwarders. Elk jaar komen we hier even terug, maar steeds moeten we treuren, wanneer we zien, wat ze van onze straten hebben gemaakt Hoorn Fimke Weber-de Kant NEGATIEF Eenmaal in de veertien dagen valt 't Kleine Krantsje hier door de bus en nog wel op vrijdagmorgen. Hoewel bijna iedere huisvrouw het die och tend druk heeft, laat ik graag spons en zeem of stoffer en blik voor 't Kleine Krantsje staan. Het wordt gelezen van A tot Z en met heel veel genoegen. Slechts een enkele maal trek ik mijn wenkbrauwen op met 't gevoel moet dit nu! Met name denk ik nu aan de reactie van uw redactie op 't artikeltje geschreven door Yns Dam, die 't jammer vond dat er zo weinig werd vermeld en aandacht werd geschonken aan 't huidige be stuur van de gymnastiek vereniging Quick. Een zeer terechte kritiek ook m.i. Jammer dat u op de u bekende ma nier op deze brief reageerde. Jam mer ook dat de brief van Yns Dam wat te weinig soepel werd gesteld. Misschien was dit de oorzaak van uw negatief reageren? Graag had ik gezien dat u Yns Dam gelijk had gegeven. Allemaal weten we, wie werkt maakt fouten, ik vond het al leen jammer dat er op deze wijze door u werd gereageerd. Toch blijf ik graag uitzien naar 't volgende "Kleine Krantsje". Roden Janny van der Wissel-de Boer IN DE SCHUILKELDER Op de vele herinneringen in 't Klei ne Krantsje over oud Leeuwarden kan ik niet inhaken, omdat ik zelf geen oud Leeuwarder ben. Ik woon hier nog maar pas vanaf 1933, maar wel heb ik hier als jongetje van vijf jaar een poosje gewoond en ben hier zelfs opeen bewaarschool geweest, maar daaraan heb ik geen herinne ringen meer. We woonden toen aan de Poppeweg bij het Vliet en dat was naar mijn mening een streekje huizen met een bleekje ervoor, net zoiets als in het Werkmanslust en dergelijke buur ten. Vader werkte toen op de Stroocartonfabriek aan de Potmar- ge, die rond de eeuwwisseling is afgebrand. Van hier zijn we toen Men kent er de Friese verhoudingen en is bereid plaatselijke en provinciale belangen te dienen. naar onze geboortestreek Echten teruggegaan. Wel wil ik hierbij inhaken op het onlangs gepubliceerde verhaal over oorlogsherinneringen van de eerste dagen in Leeuwarden van Oepke de - Roos, die schreef over een fietsen maker bij wie de Duitsers twee fiet sen stalen. Die fietsenmaker ken ik heel goed, want dat was ik zelf. We woonden toen op de hoek van de Leeuwerikstraat en de Sperwer- straat, waar we de hele oorlog heb ben meegemaakt. Alzo dicht bij het vliegveld en aan de straat, waar alle verkeer tussen Harlingen en Gro ningen passeerde. Met die de Roosen als buren, te weten een emeritus predikant met zijn vrouw en vijf zoons en twee dochters hebben we daar op die hoek heel wat meegemaakt. Een paar van die jongens, ja jongeman nen al, te weten Henco en Oépke, waren veel bij ons, vooral bij bom bardementen op het vliegveld. Op het moment, dat die twee fietsen werden gepikt stonden er wel dertig in de winkel, zodat we nog van ge luk mochten spreken, dat ze niet meer fietsen stalen, maar de meeste Duitsers hadden toen tank- of paar- denvervoer. Toen de Duitsers verder getrokken waren hebben mijn vrouw en ik en de twee kinderen van dertien en tien jaar alle fietsen uit de winkel naar boven in de toon- en voorraadkamer gebracht en hebben we ons klaar gemaakt voor de kerkgang in de Grote Kerk, die op die twaalfde mei 1940 propvol was. We hebben nogal wat bombarde menten op het vliegveld meege maakt, waarbij de grote winkelrui ten het zwaar te verduren hadden, maar er is niefeen onder het geweld bezweken. vervolg op pag. 9 Soms richtten bommen grote schade aan in de stad, zoals hier in de Wijbrand de Geeststraat in maart 1944.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1981 | | pagina 4