LANGS OUDE FRIESE HERBERGEN Lezers klommen in de pen HET CAFE PIJPER IN RINSUMAGEEST STADSNIEUWS VAN VROEGER Ivoor de reisend'man Zoek in dit dorp Rinsumageest het meest monumentale gebouw en je belandt tegelijk in 't meest gastvrije huis: het oeroude café van Johannes Pijper zit in wat eens Dantumadeels gemeentehuis was. De caféruimte is altijd beneden geweest, de raads-, annex trouwzaal was boven, de se cretarie eveneens. Nóg zijn daar de uitgesleten plekken in de vloer te zien, waar eens de gemeenteambte naren stonden te schrijven achter hun lessenaars. In vroeger tijden gebeurde alles daar dus in dat ene gebouw midden in het dorp: na het trouwen boven, begon beneden het feest, er waren uitbun dige boerebruiloften en ook zullen van hier wel de droeve plechtighe den van teraardebestellingen zijn gestart. IN 'T VERGEETBOEK In 1881 werd het gemeentehuis naar Munnerwoude verplaatst en ver lieten de gemeenteambtenaren het huis; het enige, wat ze achterlieten was de naam van het café: „Het Wapen van Dantumadeel'Een naam, tussen twee haakjes, die in het vergeetboek is geraakt, nadat de machtige schouw met het gemeen tewapen van hier naar de Schierstins Aan het station der S.S. alhier is de maatregel ingevoerd om des Vrij dags op de drukste uren (van 11-5) in de wachtkamers le en 2e klas alleen reizigers toe te laten, voor zien van kaarten voor die klassen. Voor reizigers met kaartjes 3e klas en voor het publiek - niet reizigers - blijft de toegang gesloten. Portiers in de vestibule en op het perron wa ken zorgvuldig dat geen „onbe voegde" binnenkomt. De maatre gel schijnt het gevolg te zijn van de omstandigheid, dat vele veehande laars des Vrijdags vergezeld werden door veedrijvers, tengevolge waar van op sommige uren een verblijf in de genoemde wachtkamers minder aangenaam was en de bediening werd bemoeilijkt. Of nu echter bui tensluiten van het publiek noodza kelijk is, mag worden betwijfeld. 1912 GOED LOGIES in Veenwouden was verhuisd. Heel lang in de vorige eeuw was een Dirk Stegenga kastelein in Het Wa pen van Dantumadeel. In 1890 volgde de koemelker Jacob Bonne- ma hem op en die bleef er tot 1905 Toen werd Ate Attema, een metse laar, er de baas; hij stierf er in 1932. Van die tijd a£, om precies te zijn sinds 12 maart i933, wordt het café door het echtpaar Pijper geëxploi teerd en dat is er oud geworden: de kastelein, Johannes Pijper, is van 1895, het kasteleinske, Catherine Huitema van 1904. Terwijl Catherine zich weleer voor namelijk met de herberg bezig hield, ging Johannes als veehande laar op pad. Ook reed bij voor de boeren met een autobus naar de markten in Leeuwarden en Sneeken bovendien bedreef hij vetweiderij en had hij zelf een koemelkerij - er konden in de stal naast de doorreed een tiental beestjes staan. In die tijd speelde een belangrijk deel van het dorpsleven zich nog in Pijper's herberg af: de laatste jaren is het veel stiller geworden in het café. De grote bovenzaal wordt nog maar sporadisch benut, in de veel kleinere benedenzaal is eigenlijk alleen op vrijdagmiddag en op za terdagmiddag nog gezelligheid. Vrijdags met een vaste ploeg kaar ters, zaterdags met een traditionele club kletsers. HELE ATTRACTIE Toch is het nog altijd een hele at tractie het etablissement te bezoe ken Eerst een hardstenen stoep op - drie treden, door de eeuwen danig uitgesleten. Op de voordeur nog een ouderwetse "boereklink", erachter een klompenhokje. De tweede deur door en dan sta je in 't café, een vierkante ruimte van hoogstens zes bij zes. Rechthoekige stamtafel in 't midden, ronde tafel in de hoek. Vandaar een verrassend uitzicht op de straat, die zeker een meter lager ligt. Verder: een opvallend zware bal- kenzoldering en een zonderlinge opstelling van de stoelen, allemaal met de rug tegen de muur. Die stoelen, becijfert de kastelein, zijn misschien wel een eeuw oud, maar ze lijken gloednieuw - het kaste leinske, nog altijd een kampioene in Vervolg van pag. 5 Kalverdijk ging toen naar de schiet baan. Er waren toen twee grote wil genbomen, aan weerskanten van dat weggetje (waarvan er een later is blijven staan in het park). Even ver der op dat weggetje stond een ijze ren hek. Nog even verder het Kruithuisje van Schuurmans. Wij konden natuurlijk niet door dat hek. Maar met onze polstokken over sloten en door de landen konden we foch op de schietbaan komen. We zochten dan kogeltjes en sigaretten merken. Dat laatste was het voor naamste, want daar konden we op school mee kaartspelen in het vrij- kwartier. Ik waag me er niet aan om die verschillende merken te be schrijven, maar er waren er vele. Allemaal van pakjes van tien. Je had er dan een stapel in je handen speelde het met z'n tweeën. De eer ste legde een merk op de grond. De ander plaatste er een merk op. Had hij dan toevallig hetzelfde merk, dan was de stapel, die er dan lag voor hem. Maar hij wist het niet, want de merken had hij omgekeerd, dus blanco in de hand. Wat deden we meer in onze jeugd? Salamanderpoeren. Als er gevan gen werd en dat was altijd raak, dan werden ze verkocht, wijfjes voor twee centen, mannetjes met van die mooie kammen voor een stuiver. een dubbeltsje oppe kop". Jochem ging dan ook zwemmen maar dan in de Bonkevaart achter het Tolhuis. Wij vonden Jochem altijd een fijne vent. Een echte vrijbuiter. Maar gek was hij niet. Veel Leeu warders waren gekker dan hij, wan neer hij op de brugleuning stond en zei: "vooreen dubbeltje spring ik er af'. Ze gaven dubbeltjes in de me ning dat Jochem in de gracht zou springen, maar Jochem sprong op de grond. Opeen zekere dag misten we Jochem. De mensen zeiden "hij is gek en zit in Franeker". Maar volgens ons is hij nooit gek ge weest. Het vitale echtpaar Pijper: bijna vijftig jaar in de zaak vooroorlogse properheid, zal daar wel meer van weten. Wie er naar vraagt mag misschien eveneens de rest van 't gebouw be wonderen en dat is ook een hele aardigheid. Trapje op, trapje af, al lemaal hoeken en gaten en onbe grijpelijke hoogteverschillen. De kastelein, die in jonger jaren nog wel eens buiten de grenzen keek en ook in Duitsland en Amerika heeft gewoond, hing in de gelagkamer een bord op met de spreuk 'Oer us skynt deselde sinne, hwer wy op de wrald ek binne". Maar ook hangt er de kreet: "Hij, die geen bier door het keelgat giet, is vast de waere broeder niet'met, als tegenwicht er vlak naast de be- hartenswaardige tekst "Raak bij drinken de tel niet kwijt". Of die waarschuwing geholpen heeft? "Wy hawwe hjirre noch noait spul han", verzekert de nog opvallend vitale Johannes Pijper trots, "mar dan ek noch noait ien kear! Ook gingen we zwemmen in een slootje achter Tolhuis. Vlak voor het Tolhuis op de Groningerstraat weg was een hoog brugje over de Bonkevaart, het is er nog. Wij zwommen dan in een sloot. Na het zwemmen gingen we veldmuizen vangen. Met de klompen haalden we water uit de sloot en gooiden dat in de muizegaten. Zo'n muizennest had wel zes of ze ven ingangen. We gooiden zo'n nest vol water. De muizen kwamen dan met hun kopjes uit het nest. We pakten het in 't nekvel en deden het muisje in een emmertje. Nooit wer den we gebeten door zo'n diertje. Maar ook nooit werd er zo'n muisje door ons gedood of pijn gedaan. We vingen ze en lieten ze dan in de Bonkevaart via het hoge brugje zwemmen. Nu, allemaal bereikten ze de wal weer en dan waren ze weer verdwenen. Er ging ook wel eens iemand met ons mee. Dat was de bij de Leeu warders bekende "Jochem voor De wilgeboom is weg - laatste her innering aan de oude schietbaan. Ik moet nu eindigen. Ik weet nog zo veel. Driemaal heb ik een stuk ge schreven. Eigenlijk durfde ik niet meer, omdat ik een meelezer was. Nu ben ik dan zelf abonnee en wil meer over vroeger schrijven. In on ze jeugd hadden we leed, maar ook plezier. Alleen door 't Kleine Krantsje kunnen wij dat weer bele ven. Laten we alles van vroeger daarom nog eens meemaken. Maar laten wij daarom ook zorgen dat ons Krantsje blijft bestaan en wordt abonnee". Leeuwarden Jan Faber

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1981 | | pagina 21