PARACHUTIST KOMT VERKEERD TERECHT ONDERWIJZERS VAN VROEGER OPSPORING VERZOCHT gevogelte wijnen SENSATIE IN 1920 ST. JACOB3STRAAT LEEUWARDEN In't Kleine Krantsje nummer 297 schrijft een O. Veenstra uit Soester- berg over de avonturen van een pa rachutist, die omstreeks 1920 te rechtkwam in de landen bij het Ouddeel. Ik weet niet, of de schrij ver Oene Veenstra is, die destijds bij zijn ouders woonde op de Wachtpost van het spoor op het Ouddeel. Zo ja, dan moet hij toch wel weten, dat zijn beschrijving niet geheel juist is. Hij schrijft namelijk, dat hij met Piet Kaastra deze para chutist geholpen heeft. Ik zou hier het waargebeurde willen vertellen, zoals het in mijn dagboek staat opgetekend, en zoals ik het ook nog wel in mijn geheugen heb. Mijn ouders woonden bij de water molen op het Ouddeel, die er nu nog staat. Het was inderdaad in 1920, in april, ik was toen dertien jaar. Het was een zondag en het woei erg hard, windkracht 7 of 8. We wisten allen van de komende sprong af en ik zou de familieleden waarschuwen, wanneer het zo ver was. Ik zag het vliegtuigje cirkelen tot plusminus tweeduizend meter hoogte en ongeveer boven Deinum werd de sprong gewaagd - er werd dus wel degelijk rekening gehouden met de wind. HELE GEWAARWORDING Het was een hele gewaarwording - in die tijd! - iemand hoog in de lucht als een klein poppetje in de wind heen en weer te zien slingeren aan een zeer grote witte ronde para- pluie. En daarbij de gedachte, dat de man nooit op het vliegveldje bij het Kal verdijkje terecht zou komen. De parachutist werd met grote snel heid door het luchtruim gejaagd en hij deed verwoede pogingen om het landen te versnellen door te slinge ren - inderdaad lukte het hem soms tientallen meters sneller te zakken. Even leek het er op, dat de man op ons huis terecht zou komen, maar hij schoot door en kwam een vier honderd meter ten noorden van ons huis aan de grond, vlak bij een wrijfpaal voor het vee. Met mijn pols in de hand vloog ik er op af en ik zag, dat de wind vol in de parachute pakte en de man om de paal heenrukte en hem in de sloot deed belanden, waar ik juist over heen gesprongen was. KOPJE ONDER Hij ploempte in de modder en ging kopje onder en ik dacht, dat hij zou stikken, maar de harde wind bolde de parachute weer op en de man werd weer uit de modder het land ingesleurd. Zonder pols en klompen ging ik toen de voortjagende witte bol achterna. De parachutist kwam toen op de rug in een greppel met water terecht en werd voortgesleept, het vuile water vloog over hem heen en werd voor hem uitgejaagd. Hij was nauwelijks bij te houden, zo snel ging alles. Vervolgens werd hij door een sloot gesleept en ik aan de touwen van de parachute er overheen en daarna waagde ik het langs een van de vele koorden bij de man te komen, die me al eenmaal eerder was ontglipt. Juist op dat moment verschenen O. Veenstra en, meen ik, Tjerk Kaastra ten tonele en nu was de man spoedig bevrijd. Tijdens deze landing was het vlieg tuig de man gevolgd en telkens vloog het heel laag over ons heen. Later heb ik vernomen, dat het een zekere Hofstede moet zijn geweest. Alle festiviteiten en demonstraties stonden onder zijn leiding. Twee grote laarssporen wezen aan, dat de springer, inderdaad een Pool, goed op z'n benen was geland, maar Onze abonnee, de heer S. de Boer, de Koolmees 4 in Surhuisterveen, telefoon 05124 -2069, zou graag nog eens iets willen horen van Johan Wolf, die in 1936 aan het Noord- vliet heeft gewoond. Johan had twee zusjes en een broertje en dat was een drieling - deze kinderen waren naar leden van de koninklijke familie genoemd. Er waren trou wens nog meer kinderen in het gezin Wolf.De vader van Johan was ma chinist bij de Spoorwegen. De heer De Boer, die twee en dertig jaar in Leeuwarden en Huizum heeft ge woond, is lange tijd met Johan Wolf bevriend geweest. Oproepen voor deze rubriek OPSPORING VERZOCHT kun nen schriftelijk ingediend wor den bij de Redactie van 't Kleine Krantsje. De oproepen worden gratis geplaatst. Deze service geldt alleen voor abonnees van 't Kleine Krantsje. de ruk om de wrijfpaal was hem bijna noodlottig geworden. Nog geen jaar later moet hij dodelijk verongelukt zijn bij een val op een huis, waarbij hij zijn nek gebroken heeft. Dat is mij althans verteld, maar ik weet niet of het waar is. De kapotte stofbril van de parachu tist heb ik later met mijn broer naar het hotel De Nieuwe Doelen ge bracht. Wij kregen vijf gulden tach tig aan kleingeld van de man en veel dank. Hij was op vele plaatsen over zijn lichaam verbonden. Later werd er rondverteld, dat er een grote beloning was gegeven aan boer Kaastra. Mijn moeder vond dit niet terecht en zo gingen wij naar de Harmonie, waar vliegenier Hofste de het nodig vond mij als redder van de parachutist aan de volle zaal voor te stellen. Ik voelde mij toen niet zo erg op mijn gemak. VORSTELIJKE BELONING Op de vraag van de heer Hofstede of ik zelf nog schade had gehad zei mijn moeder: ja, van zijn kousen is niets meer over en een vinger heeft een knauw gehad. Toen gaf de heer Hofstede mij een brielje van vijf en twintig gulden en ik vond dat ontzettend veel geld, meer dan twee weeklonen. Het is voor mijn moeder, een erg flinke vrouw, goed besteed. Weken na het gebeurde kwamen er nog mensen uit heel Friesland naar het verlaten waterrijke Ouddeel om te zien waar de parachutist was ge land - het was een hele sensatie voor die tijd! Surhuisterveen S. de Boer In 't Kleine Krantsje" van 19dec. jl. herinnert de heer M. P. Lubberts uit Zwolle zich zijn'schooljaren, doorgebracht op de lagere school aan de Schoolstraat in Huizum, waarop mijn vader onderwijzer was. Het kon niet uitblijven, dat door de inhoud van zijn epistel ook mijn gedachten aan die tijd weer levendig werden. Ook ik herinner me weer duidelijk dat bescheiden instituut met zijn zes verplichte leergangen plus een z.g. kopklas, waar de jeugdige leerlingen vanaf hun zesde jaar de eerste beginselen werden bijgebracht van de Nèder- landse Taal, van rekenen, geschie denis en aardrijkskunde. Ook zin gen en een beetje natuurlijke histo rie behoorden tot de leervakken. Ik zie dat schooltje, waarvan alle les lokalen gelijkvloers waren, met zijn schoolplein, waarop we het vrij- kwartier doorbrachten, in mijn ge dachten nog duidelijk voor me, evenals de zolder erboven, waar de turven, voor de verwarming, in de winter, lagen opgestapeld en die we, als een bijzondere gunst moch ten halen, als de voorraad in de klas moest worden aangevuld. KLOMPEN BAKKEN Links naast de vestibule, waarin de klompenbakken stonden opgesteld, bevonden zich de eerste en tweede klas en de kopklas, rechts waren de andere klassen ondergebracht. In mijn tijd gaf in de eerste klas Mej Halbersma, een grote slanke jonge dame van vriendelijke innemend heid, les. Bij haar leerden de kin deren lezen met behulp van de be kende plaat van Jetzes, waarop aap, noot, Mies enz. voorkwamen, en ook de allereerste beginselen van het rekenen. De sommen, want dat waren het toch, werden in koor op gedreund: één en één is twee, twee en twee is vier. Ik heb dat maar korte tijd meegemaakt, omdat ik, toen ik op school kwam, als zoon van een onderwijzer, al had leren lezen en rekenen tot tien. Ek kwam toen in de tweede klas bij mejZen- dijk, een pittige Joodse dame met strak achterover gekamd, enigszins grijzend haar. Ze was meestal stemmig in het donker gekleed en had aan een halskettinkje een gou den horloge op haar boezem han gen. Op dat horloge mochten we leren klokkijken. Ik moet overigens toegeven, dat m'n herinnering me in de steek laat als het erop aankomt precies aan te geven, wat me in deze klas en in de volgende klassen werd bijgebracht. Ik weet wel, dat ik nooit een hekel aan school heb ge had en dat ik graag iets nieuws leer de. In de hogere klassen gaven alleen mannelijke leerkrachten les. In de derde klas was dat meester Slim, een joyeuze jonge man, die z'n naam, wat z'n intelligentie betreft, eer aandeed, want ik geloof, dat hij het in de onderwijswereld ver heeft gebracht. MEESTER DASSEN In de vierde klas gaf meester Dassen les, een driftige, vrij zenuwachtige maar overigens zeer hartelijke man met opstaand zwart haar, die prach tig kon voorlezen. Hij was dan ook een man met een artistieke inslag, die weinig schoolmeesterachtigs had. Hij was blijkbaar minder intel ligent dan de heer Slim, want, naar ik meen, struikelde hij herhaalde malen voor het hoofdacte-examen. Terloops zij hierbij opgemerkt, dat dat examen in die tijd tot de moei- lijkste examens in Nederland be hoorde, waarvoor de candidaten zich in hun vrije tijd voorbereidden meestal aan de hand van schriftelij ke cursussen. Tot de beste van die cursussen behoorde de cursus Holt- huyzen. Ik heb in die cursus wel eens een kijkje genomen en ik heb versteld gestaan van de uitgebreide en grote kennis, die er van de on derwijzers werd gevraagd op het gebied van de Nederlandse Taal, van wiskunde, geschiedenis, aard rijkskunde en niet te vergeten pae- dagogie. Kennis van de Nederland se Taal omvatte ook een diepgaande studie van de Nederlandse Letter kunde. Geen wonder, dat verschei dene onderwijzers hun studie in dat vak voortzetten en deze studie vaak bekroond zagen met een doctoraat in de Nederlandse Taal en Letter kunde. MEESTER HAEUEN In de vijfde klas zwaaide meester Haenen, die onze buurman in De Huizumerlaan was, de scepter. Hij was een enigszins ziekelijk uitzien de man met een rossig baardje, die, na de normale schooltijd, van half vier tot half vijf, tweemaal in de week, aan leerlingen, die dat wen sten, les gaf in Frans. Die lessen begonnen - ik herinner het mij nog goed - met het leren van rijen woordjes en met zinnetjes, zoals "la pipe est sur la table", "Papa fume une pipe" etc. Vanaf mijn achtste tot en met m'n elfde heb ik les van hem gehad. Ik wil niet zeg gen, dat ik aan hem mijn grote voorliefde voor de Franse taal en letterkunde heb te danken - daaraan zijn andere oorzaken debet - maar hij heeft mij wel de eerste beginse len van deze prachtige taal bijge bracht. In dit verband zij opge merkt, dat ik het betreur, dat er te genwoordig een stroming, is, die een einde wil maken aan het onder wijs in het Frans op scholen van voortgezet onderwijs. wordt vervolgd.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1982 | | pagina 8