"IK HAD EEN FIJNE JEUGD
IN DE WIJK ACHTER DE HOVEN"
NU WE ZESTIG JAAR VERDER ZIJN:
Onze abonnee de heer Th. Weda te
Leeuwarden heeft zijn jeugd door
gebracht in de buurt van de Achter
de Hoven, rond de Van Sijtzama-
straat. Die tijd ligt nu alweer een
zestig jaar achter hem. Speciaal
voort Kleine Krantsje heeft de heer
Weda de herinneringen aan die
jeugdjaren vastgelegd. Wij laten
hem hier graag aan het woord.
Wanneer je zo in 't Kleine Krantsje
de gezellige en vaak nostalgische
ingezonden stukjes leest in de ru
briek "Lezers klommen in de pen"
gaan ze altijd over de jaren van
vroeger Als je ouder wordt ontkom
je daar niet aan. Deze ervaring had
ik kort geleden, toen ik door de
straten van de wijk Achterde Hoven
fietste, waar ik in jaren niet was
geweest en waar ik mijn jeugd heb
doorgebracht.
Wij woonden van 1914 tot 1929 in
de Van Sytzamastraat en ik was acht
jaar, toen we er kwamen. Mijn
vader was onderwijzer op de Mulo
van de Julianaschool Tweebaks-
markt. Hij was een vriendelijke en
joviale man en kon slecht straffen,
maar toch hadden wij als kinderen
en de jongens op school wel respect
voor hem.
Voor de examens hadden wij altijd
wel enkele jongens, niet zulke
keien, bij ons thuis, die dan in een
kamertje de leerstof met mijn vader
doornamen. Ook ging hij met hen
naar Zwolle waar toen de examens
werden gehouden om ze wat te
bemoedigen. Hoewel het salaris van
een leraar geen vetpot was, hadden
wij het redelijk goed. Toch moest in
later jaren nog flink worden bezui
nigd. Ik hoor hem nog zeggen "nu
heeft Colijn me in zes jaar 30%
ingekort. Élk jaar vijf procent."
GELUKKIGE VROUW
Mijn moeder voelde zich een geluk
kige vrouw, was altijd voor ons
bezig en maakte alle kleding zelf.
Al fietsende gaat dat weer door je
heen, ik zag de jongens en meisjes
met wie ik speelde en de huizen
waar zij woonden en met wie ik
opgroeide.
Ik dacht aan de broers Jan en Roelof
Deknatel. Jan Lycklama a Nijeholt,
Roelof de Jong, hun vaders werkten
bij de PTT. Zij woonden in het
blokje woningen van de PTT aan de
Spoorstraat, het heette 'Ons Be
lang'.
Dan Piet de Jong, altijd bezig kaats-
clubjes op te richten. Later een
bekende kaatser, zijn vader was
voorzitter van de Friese Kaatsbond.
Gerrit Beekman, zoon van de over
wegwachter bij de Julianastraat (de
overweg stond toen nog een eind
terug). Wij noemden hem Belo,
zeker naar een bekende voetballer
uit die tijd. want Gerrit was gek op
voetballen.
In de Verstolkstraat woonde Bote
Spandauw, zoon van een aannemer.
Wanneer wij weer eens door Span-
dau in zijn bouw werden betrapt,
zou hij ons als hij ons kreeg "de
poaten brekke'maar het is er nooit
van gekomen. In dezelfde straat
tussen Van Asbeckstraat en de lc
Vegelinstraat woonde de later be
kende Friese kunstschilder Benner.
Volgens de roddel lagen daar de
muizen doad voor de kast, maar hij
heeft het toch maar gemaakt. Later
woonde hij in de Pijlsteeg.
Aan de Spoorstraat woonde Bertus
Klazema, de bekende Leeuwarder
IJZERSTERKE KNAAP
Siebe Bloembergen, een ijzersterke
knaap, woonde in de Van Asbeck
straat; zijn vader was bouwkundig
opzichter. Er naast woonden Bou-
we, Jan en Frits Klein. Op de hoek
Aldert van Keulen, zijn oudere
broer was, meen ik, de later beken
de hypnotiseur Kara el Hammed.
Op de hoek van de Van Sytzama
straat en de 3e Vegelindwarsstraat
woonde bakker Douma. Kinderen
waren Sjoerd, Ate en Trienke. In de
Ypeijstraat woonde Lubbe Oost,
zijn vader was bij de politie en fokte
herdershonden.
Daar had je Jan Krol, Ype Stek, Jan
Tadema, de broers Meijer, Siep
Lerk, Evert Kiestra. Hannes Bijls-
ma, ook zijn vader was bij de PTT
en hij handelde ook nog wat in
fietsen en onderdelen.
Daar was Karei Weusting, zijn
vader had een schoenmakerij en een
knappe dochter die wij de Erdalko-
ningin noemden. Dan moet ik Gerrit
Ultzen niet vergeten. Die werd eens
met enkele knapen door een agent
aangehouden voor een of andere
kwajongensstreek. De namen wer
den opgeschreven tot Gerrit aan de
beurt was. Hij noemde heel rap zijn
naam. Na nog een paar keer, zei de
agent: "spellen je naam". Gerrit
weer heel rap: "U-L-T-Z-E-N". Zo
ging dat nog even door, tot de agent
zijn boekje dicht sloeg en met een
"Ik sal jimme disse keer maar niet
Het rooie dorp bleef nog lang afgelegen liggen. Dit is de Polderstraat, onderdeel van dat rooie dorp.
opschrieve" op zijn fiets stapte en
weg reed.
Mijn beste vriend was Johan Ne
genman. Samen hebben we heel wat
kattekwaad uitgehaald. Zijn vader
was aannemer en eigen bouwer, en
bouwde in die tijd een stuk Van
Asbeckstraat, Verstolkstraat, Van
Heemstrastraat, Bern. Bumastraat.
Toen wij er in 1914 kwamen, waren
die straten nog lang niet zoals nu,
om van de rest maar te zwijgen. Er
was nog veel land. School 13 was
net gebouwd, er hebben nog Belgi
sche vluchtelingen in gezeten.
ROOIE DORP
Het Patrimonium, al gauw het rooie
dorp genoemd naar de rode dakpan
nen, werd vlak na de Eerste Wereld
oorlog gebouwd, maar bleef nog
lang wat afgelegen liggen. Voor die
tijd lagen hier volkstuintjes.
Mijn vader had daarvan ook een
stukje grond.
Speelruimte hadden we genoeg,
schaatsen op de Spoorsloot, de
vijver bij de Bleek, een vroegere
blekerij, de Molensloot die liep van
het Pel naar de Greuns. Het Pel was
een stukje verharde weg, vanaf de
bocht achter de Hoven bij Parkher
stellingsoord (er stonden toen maar
Het Parkherstellingsoord: ..eerst stonden er nog maar een paar hokjes voor t.b. patiënten.
zo'n vier of zes houten hokjes voor
TB-patiënten) tot aan de overweg.
Ik meen dat het nog een landelijke
laan was, nu heet het ook hier
Achter de Hoven. Elk jaargetijde
kende zijn vaste spelletjes, kaatsen,
voetballen, knikkeren, bakkertskie-
te, draakjevliege, polsstokspringen.
Ook fikkie stoken deden we vaak.
Er was een spel dat heette lepel,
schaar of hakmes. Een jongen, dat
was de bok, ging in gebukte hou
ding tegen een hekje staan. Een
jongen sprong op zijn rug en riep
lepel, schaar of hakmes, terwijl hij
met zijn hand de genoemde artike
len uitbeeldde. Werd dit door de
bok geraden, dan moest hij aanslui
ten. Er konden zo wel vijf of meer
kop aan kontje staan. Daar de
bokken moesten proberen de jongen
die aan de beurt was, van hun rug te
werpen, kon het gebeuren dat door
al dat gewring het binnenwerk be
gon te werken en een van de knapen
hetzij wel of niet opzettelijk, een
flinke wind liet, waarna de hele bok
gierend van het lachen over de straat
rolde.
Ook was er nog een spel waar ik
niets meer van weet, alleen de
woorden zijn bij bijgebleven. Er
werden woorden gebruikt als avan-
tjee, avan peseetje, avan pesuur
enz. Wat ze betekenen, ik weet het
niet. Misschien was het een spel
letje uit de Franse tijd en werden de
woorden verbasterd. Wie weet het
nog?
JONGENSSTREKEN
Als jongens haalden we wel streken
uit als hofkesinge, deurke belle,
ruutsje tikke, een conservenblik
vullen met wat faecaliën van hond
of paard, wat verdunnen met water,
het hele zaakje op een deurpost en
met een touw verbinden aan de
deurknop, bellen en wegwezen. De
rest laat zich raden: als de deur werd
opengetrokken kwam|de boel de
gang inrollen. Wij waren geen lek
kertjes maar opzettelijke vernieling
zoals nu was er niet bij.
Ook lieten we wel eens een rioolput
deksel de lucht in vliegen. Dat was
een gevaarlijk spelletje. Wij roken
dan door het gat van het deksel of er
biogas in was, was dit zo dan een
brandende lucifer er in en rennen.
Zelf ging ik eens op een deksel
staan. Nadat ik al enige lucifers er in
had laten vallen, en niets was ge
beurd wilde ik er mee ophouden.
Plotseling een sissende steekvlam
die mijn kousen schroeide, terwijl
ik enige decimeters werd opgelicht.
Gelukkig kantelde het deksel niet en
viel weer op zijn plaats. Naar aan
leiding van dit gevaarlijke spel
moesten eens een stuk of zes jon
gens bij Commissaris Wesser ko
men. Na een beste donderpreek van
"ik zal jimme van dit en van dat",
moesten ze de geopende hand uit
steken en kregen ze er een beste tik
met de gummistok op. Commissaris
Wesser ging van het standpunt uit:
een goed opvoeder spaart de roede
niet.
Ook werd er wel gevochten met
jongens van de Willem Lodewijk-
straten. Dat ging dan met houten
sabels en stokken en soms deden er
wel veertig of vijftig jongens aan
mee. Er werden vaak flinke tikken
uitgedeeld waarbij ook wel eens wat
bloed vloeide.
KNAP SNOETJE
Maar dan waren er weer meisjes,
die als verpleegster fungeerden. De
meesten wilden geholpen worden
door Annie Pot, als tien- of twaalf
jarige knapen lette je ook al op een
knap snoetje. Na de strijd gingen we
weer huiswaarts onder het zingen
van de Boeren hebben overwonnen.
Hiep Hiep Hoera". Een bekend
liedje dat sloeg op de boerenoorlog
in Transvaal onder Paul Krijger.
Ook speelden we wel in de zoge
naamde wildernis, een stuk opge
spoten land waar veel onrkuid en
struiken groeiden. Later kwamen
hier de Condens, Koopmans en de
Blikfabriek.
Naast het pand van Patrimonium
aan de Spoorstraat was nog lang een
stuk land waar we kaatsten en
voetbalden. In de Eerste Wereld
oorlog was er een vleesfabriek. Hier
werd ook zogenaamde eenheids
worst gemaakt, alleen verkrijgbaar
op bon.
Na die tijd kwam er een groentedro
gerij; daarna de boekbinderij van
Hugo de Groot, waarna Sluis, de
fabriek van vogelzaden, er het
langst in bleef.
In de spoorsloot vingen wij sala
manders in het voorjaar. Vooral de
mannetjes met hun prachtige kam
men van oranje, rood en zwart op
hun rug en staart waren in trek.
Deze mooie kammen hadden de
vervolg op pag. 9