ACHT EN TACHTIG JAAR GELEDEN BEN IK GEBOREN BIJ DE SCHRANS VITALE VETERAAN KIJKT ACHTEROM s Xeeuwarden - Schrans mei Watertoren. Een van onze oudere abonnees, de heer H. Sla terus te Leeuwarden, meldde ons, dat hij zich in zijn lange leven nog nooit aan het schrijven van een artikel of ingezonden stuk had gewaagd. Maar nu is dat dan toch gebeurd: spe ciaal voor 't Kleine Krantsje haalde hij herin neringen op aan zijn jeugdjaren in de omgeving van de Schrans en de Hol- landerdijk. Wij brengen zijn verhaal in twee afle veringen; dit is het eerste deel. Een tijdje geleden stond er in ons Kleine Krantsje een stukje over het blokje woningen vooraan in de Schrans, vlak over de spoor wegovergang. Er werd toen ook geschreven over de lederwaren- zaak van Meyer. Ik heb dat stukje met belangstel ling gelezen en het heeft bij mij veel herinneringen aan vroeger opgewekt. Ik ben nu 88 jaar en heb mijn gehele jeugd in de Schrans en op de Hollanderdijk doorgebracht. Langs de toen nog landelijke Hollanderdijk liep vroeger een tamelijk brede vaart,-met langs de walkant flinke bomen en een grote haag. Achter die haag liep een smal looppaadje. De vaart ("de Spoorsloot" werd hij ge noemd) was vrij breed; aan beide, kanten riet en er zat veel vis in. 's Zondagsmorgens zaten er vaak veel mannen te vissen. Dat was nog in de vorige eeuw. Later is die spoorsloot behoorlijk ver smald door de aanleg aan de spoorkant van een klinkerweg, die voerde naar de verderop gebouwde opslagplaatsen voor olie. Die Spoorsloot liep langs het eerste gedeelte van de Hollan derdijk en vervolgens, na een kleine bocht, langs het terrein van de Spoorwegen het land in tot aan de boerderij van Oostra. Aan het begin van de Hollander dijk eindigde de Spoorsloot in een heel smal en ondiep watertje (de Skietsloot), dat onder de Overijsselsestraatweg in de Pot- marge uitmondde. De Spoorsloot en de Skietsloot vormden de grens tussen Leeuwarden en Leeuwarderadeel. Het blokje woningen, waarover het ging, stond met de voorkant aan de Schrans. Achter, tegen dat blokje aan, stond ook nog een woonhuis, een beneden- en een bovenwoning, te bereiken via een houten brugje over de Skiet sloot. In dat bovenhuis ben ik in 1894 geboren; vijf jaar later mijn zuster. Beneden woonde een ze kere Van der Meulen, ik meen dat hij veedrijver was. Zijn vrouw Aal ging vrijdags wel naar de veemarkt te koeienmelken. Omstreeks de eeuwwisseling verhuisden wij naar de voorkant en wel naar het pand, waar later Meyer woonde. Dat was toen nog een gewoon woonhuis, even eens een beneden- en een boven woning. Wij kwamen beneden te wonen, deur aan de straatkant en Zo zag het begin van de Schrans bij de overweg erzo'n tachtig jaar geleden uit. Rechts de dubbele woning, waarover de heer Slaterus ook schrijft. daarnaast een groot raam van de woonkamer. Als dreumes zat ik veel voor dat raam te kijken naar het toen nog niet drukke verkeer van en naar de stad. Naar de stoomtreinen van en naar Groningen en naar de tonnenwagens en askarren van de stadsreiniging, want vlak tegenover ons was de ingang van het asland. DUBBELE WONING Naast die ingang stond aan de Schranszijde een grote dubbele woning. Het eerste gedeelte werd bewoond door, ik meen een zekere Zadel, in het tweede ge deelte woonde de opzichter der reiniging Bottinga. Aan de ande re kant van de ingang van het asland, dus tussen ingang en spoorweg, was een stenen poor tje, dat toegang gaf tot een uri noir, een vrij druk bezochte gele genheid. Ik herinner me dat eens een paar grote jongens op manshoogte van die urinoiringang een touw tje spanden. De meeste bezoe kers waren pettendragers, die liepen wel onder dat touwtje door. Maar er kwamen ook wel anderen met een garibaldie (zo'n mooie dophoed) en wanneer die persoon wat groot was, liep hij tegen dat touwtje aan, dat prompt dat dophoedje van zijn hoofd kieperde. Een vermakelijk gezicht. Wij woonden dus beneden. Naast ons, aan de Schranskant, was een klein plaatsje; aan het einde daarvan was de deur van de bovenwoning. Daar woonde Snijder, de brandstofhandelaar. Toen nog een heel klein hande laartje, dat met een korf turf op zijn schouder zijn klanten be diende. Naast onze woning, aan de spoorzijde, was de steenhou „Zijn vrouw, Aal, ging vrijdags wel naar de veemarkt te koeienmelken Raadhuisstraat met links de herberg met doorreed van Wybenga. "De Schrans ter hoogte van de werij van M. C. de Vries, die later naar de Stationsweg verhuisde. Er was een wat naar achteren gebouwd woonhuis, waarin bo ven De Vries woonde, met bene den kantoor en daarachter de steenhouwerij. Aan de andere kant van ons stond een éénka- merwoninkje, waarin ene vrouw Molein woonde. Het huisje stond iets lager dan het straatniveau, zodat je van een afstapje gebruik moest maken. Vrouw Molein had een snoepdiske. Zij was zeer lankmoedig en kon geduldig wachten als wij maar niet konden besluiten, wat wij voor onze cent of voor ons nutske zouden ne men. Zij had lekkere stroopstok ken, gewikkeld in krantenpapier. Maar het allerfijnste was een gekleurde zuurbal. Na enig zui gen veranderde de kleur van bijvoorbeeld rood naar groen, dan blauw enz. De prijs was trouwens een hele cent. Zo'n bal werd vaak in combinatie gekocht, met zijn tweeën of drieën. Eerst mocht nummer één zuigen totdat de nieuwe kleur er was, dan kreeg nummer twee de bal en zo verder. Bij de volgende kleurwisseling ging hij dan weer naar één of naar numero drie. Er werd nauwlettend gecontroleerd hoever de verkleuring gevorderd was. Toen vrouw Molein overleden was, werd het woninkje betrok ken door haar dochter, die ge trouwd was met een zekere Cie- raad. Dat was een oud-koloniaal, die zwaar t.b. had. Hij lag in een bedstede in de kamer waarin ook de snoepdis stond, want vrouw Cieraad had de handel van haar moeder overgenomen. Zij was echter niet zo geduldig als haar moeder en wanneer je niet direct je keus maakte, was het al gauw "nou opskiete". Ze hadden twee jongetjes, Gerard en Jan, die beiden reeds lang overleden zijn. Langs het huisje van Cieraad liep nog een paadje verder naar bene den en achter het huisje stond een krotje, waarin een paar oude mensen woonden.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1982 | | pagina 8