UIT DE TIJD VAN DE KLEINE KRUIDENIERS WINKELT JES HET BEGIN VAN HET SUCCES WAS TWEE EN EEN HALVE CENT ■m Het was in 1930 dat in in dienst trad als kantoorbediende bij de firma Gebr. Winsemius aan de Nieuweburen 120. Ik weet het nog zo goed, omdat ons gezin er een paar jaar boven de zaak heeft gewoond. Als jong ste bediende was ik in 1928 begonnen bij De Friesche Bank (nu Amsterdamse Bank) en Win semius was mijn tweede baas. SLECHTE TIJD Een hele verandering. Van het geld en de effecten naar de kaas, vet, vleeswaren enzovoort. Het was een slechte tijd en je was blij dat je een baantje had. Ik weet niet wat het aanvangsloon was, maar mijn maximum loon was toen zeven gulden per week en toen de tijden maar steeds slech ter werden moest de baas het besluit nemen de lonen van het personeel te verlagen en ook ik als minimum lijder mocht aan die verlaging niet voorbijgaan. Mijn loon werd van zeven gulden ver laagd tot zes vijftig per week. Dat was natuurlijk niet zo best, want al je verdiende geld gaf je thuis af en je kreeg dan een kwartje zakcenten. Als ik er nog aan denk wat ik met dat kwartje deed. 't Is niet te geloven. Het kantoor van de firma Winsemius was "geves tigd op de verdieping. Het kaas pakhuis was beneden. De firma Winsemius had al haar klanten in Friesland. Ik herinner mij dat het ongeveer 1600 wa ren. De debiteuren-administratie bestond uit twee enorme dikke, in leer en manchester gebonden, losbladige boeken en deze boe ken moest ik bijhouden. Al die klanten werden door twee reizigers bezocht. Dat ging met de bus en de fiets er boven op, want ook de bus kwam niet Bernard. Winsemius met z'n han del:, volle ronde kazen. De oprichter van de firma Gebr. Winsemius aan de Nieuweburen, de heer P. B. Winsemius. overal en dan ging het op de fiets verder. De meeste klanten waren kleine of zeer kleine kruideniertjes. Van zelfbediening had nog nooit ie mand gehoord. Deze winkeltjes zijn er practisch niet meer. Be stellingen van een doosje marga rine, twee edammers en vijf pond snijworst, waren heel gewoon. Een enkele speciale kaashandel kon een partijtje gebruiken en eiste dan ook een extra scherpe prijs. Ik herinner mij nog Kempe naar in de Sacramentstraat. (Ma gere nagelkaas 9 cent per pond, weet u't nog) Behalve de bestellingen, die door de reizigers werden opgenomen, werd er besteld door de vrachtrij - ders en de beurtvaarders. BRIEVENKASTJE Soms brachten ze de bestellin gen, maar vaak moesten we ze halen. Bij de bodeterreinen was als regel een café, waar alle firma's van enig belang een brie- venkastje hadden staan waarin de bestellingen werden gestopt. Ik haalde de briefjes er uit en dan moest alles snel worden klaarge maakt, want diezelfde dag moes ten de bestellingen worden afge leverd. Vooral op vrijdag (markt dag) was het dan hard werken, beneden voor het klaarmaken en inpakken en boven voor het uit rekenen en typen van de factu ren. Rekenmachines waren er nog niet. Dan werd de oude witte Ford van Albert Pool geladen en in vele gevallen nog een zware handkar vol met dozen en pakken. Als kantoorbediende was je manusje van alles en ik kan me niet herinneren ooit iets geweigerd te hebben. Dat was er niet bij. Kwam er een auto met 500 edammers, dan moest die snel gelost worden en de edammers op de stellingen gezet worden. Wij van 't kantoor trokken ande re stofjassen aan en hielpen mee een ketting te vormen. De edam mers werden steeds per twee stuks gegooid. De handigheid was ze ook met twee tegelijk te vangen. Lukte dat niet dan kreeg je de volgende twee soms naar je kop. Ingeval van nood werd de zoon van bakker Lamsma (de buren) gevraagd een handje te helpen. Het bedrijf had een eigen spekrokerij Als er een vracht verse zijden spek kwam, werden ze in de pekel gezet. Dan was het tijd dat de zijden spek moesten ver huizen naar de rokerij, waar het eikenzaagsel al smeulde. Wij trokken een vet jasje aan en moesten de dikke zijden spek in de rokerij hangen. Degene die deze laatste post innam, stonk dagenlang naar de rook, maar je deed het zonder mopperen en soms duur de het nog een uurtje na kantoortijd, waarvoor natuur lijk niet extra werd betaald. VEERSCHIPPERS Vrijdags werd ik altijd ingezet om met een zwaar beladen kar pakken en dozen te bezorgen bij de veerschippers, die met hun boten lagen op de Voorstreek, Nieuwestad, Weaze en Schaver- nek. Daar ga je dan alleen, met zestien of zeventien jaar met een zware handkar. Je kon het vehi kel met geen mogelijkheid een "piep" opkrijgen, maar er werd op gerekend dat er wel iemand mee zou helpen duwen. Je moest daarbij nog vlug zijn ook, want de boten vertrokken al vroeg. Soms was een boot al onderweg en kon ik de vracht nog vanaf een brug waar hij onderdoor moest, laten zakken. Als je toch nog eens ergens te laat kwam en je keerde met enkele pakken terug dan was het niet best. Ik vertelde al van de grote crisis in 1932, toen mijn loon met vijftig cent per week werd ver laagd. Inleveren noemen ze dat nu, maar toen betekende het wél of geen margarine op je brood en wel of niet een klein stukje vlees op zondag. Die twee kwartjes van mij maak ten de zaak ook niet gezond. Daarom moest er méér bezuinigd worden. De waren werden door de firma franco verstuurd. Ach ter de enveloppe met de factuur werd een vrachtbon gehecht en de vrachtrijder kwam zo nu en dan op't kantoor om deze vracht bonnen te verzilveren. Hij kreeg per collo meestal een dubbeltje, dat betekende dus voor 't bestel len, vervoeren in de provincie en het afleveren aan huis van een pakket van meerdere kilo's. INLEVEREN De baas vond nu dat de vrachtrij der of schipper ook maar wat moest inleveren. Hij liet op de vrachtbon stempelen 7 1/2 cent. De vrachtrijders waren furieus. Als er maar de helft van wat ze de Bernard en (met mooi strohoedje) Albert Winsemius, zoons van de oprichter van de Firma Winsemius. baas toewensten terecht was ge komen, dan zou hem een kort leven beschoren zijn geweest. Een enkele woeste vrachtrijder die de baas wilde "spreken" bleef posten voor de deur, nadat wij hem gezegd hadden dat de baas er niet was. Die durfde zijn kantoor niet te verlaten en liet mij bij Lamsma een paar kadetjes halen om in zijn schuilplaats niet te verhongeren. Het bedrijf is in de moeilijke crisisjaren opgeheven. De jong ste van de twee bazen, Albert, is gaan studeren en later één van de knapste koppen van ons land geworden, na de oorlog direc teur-generaal van de industrie, voorzitter van de commissie Rijnschelde-Verolme, econo misch adviseur van ontwikke lingslanden, doctor h.c. van de Universiteit van Singapore en nu nog eigenaar van een rederij. De tweede baas, Bernard, met wie wij meer te maken hadden, voor al toen wij later boven de zaak woonden, en met wie ons gezin een erg prettige relatie had, woont nog steeds in Leeuwarden en zijn naam kom ik zo nu en dan in't Kleine Krantsje tegen. Dat de wereld klejn is, bewijst wel het volgende: in Haarlem ontmoette ik opnieuw de zoon van bakker Lamsma. Beiden had den wij een leidinggevende posi tie bij een grootbedrijf in Haar lem. Eén van de zusters van de broers Winsemius, Dieuwke, werd een bekend schrijfster. Zij trouwde met Ir. Bakker. Mijn dochter trouwde met Ir. Visser. Beide geleerde heren (er is natuurlijk een groot leeftijdsverschil) zitten in een studiecommissie voor de industrie en mijn dochter komt daardoor weer in contact met Dieuwke Winsemius. En om het muzikaal te beëindigen. Een an dere Bernard Winsemius, oom zegger van mijn vroegere baas, speelt heden ten dage vrolijke melodieën op het carillon van de Grote Kerk te Haarlem. Haarlem Parnassiakade 38 K.Faber Vrachtvervoer in de goeie ouwe tijd van de kleine kruidenierswinkeltjes: het schilderachtige Fordje, gereden door Albert Pool.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1982 | | pagina 5