LEE W ADDERS,
WAAR IS DIT
TRACTOR TE WATER
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii,
lllllllllllllllllllllll
AFSCHEID SCHUTTERIJ
Dit is de nieuwe opgave voor onze fotoprijsvraag "Leewadders waar
is dit?" Oplossingen, uitsluitend schriftelijk, binnen veertien dagen
naar de redactie van 't Kleine Krantsje, Vredeman de Vriesstraat 1,
8921 BP Leeuwarden. Uitslag over vier weken.
Onder de abonnees, die ons het juiste antwoord geven, verloten wij
een exemplaar van het boekje "Populaire Leewarders" door Fenno
Tussen de bedrieven en ae
werkerij deur binne de mannen
nou en dan op 'e brug te fienen,
Deur Hein komme se in de kunde
met een fent met een nuvere
bijnaam en een nuvere anwenst.
Netuurlijk foetballen, en daar
deur ferhalen over lotterijen en
toto en een wonder trio op Ame
land. Fokke meldt em oek weer
na een geslaagde fekaansjeloop,
mar Tabe is nou de stad uut, dat
we mutte het doen met: Sjouke
Sukerslak, Lange Marten, Wiebe
Poatsje, Minne Mager, Hein fan 't
Hobbelpeerd en Fokke Vutman.
Lange Marten: Hein is al op
komst. Kiek, daar staat ie met
één te praten. Soa te sien met
Riemer Tontsje, mar nee, die is
even kleiner as dizze fent. Nou,
nou, wat hewwe se het druk.
Wiebe Poatsje: Ik sien het al: het
is de Tureluur. Ja, soa noeme se
die fent, want die seit nooit "ne
tuurlijk", as dat soa uutkomt,
mar altied fan "Tureluurlijk".
Dat hètie em seker soa anwon-
nen.
Sjouke Sukerslak: De Tureluur.
Ik ken niet sêgge, dat ik em kan.
Ja, sommige meensen hewwe nu
vere anwensten. En een bijnaam
hew je gauw Dat wete we self
wel. As Hein sien moeke
Gouje Hein.
Hein fan't Hobbelpeerd: Ah,
mannen fan een goed leven. Ik
ston net even met de Tureluur te
praten. Die hadden we troffen op
't Ameland. Wat een apparte
fent, mar wel gesellig. Tureluur-
lijk seit ie dan.
Minne Mager: Hest nog wat fan
Fokke hoord, Hein? O, hij su
guster weer anspoele? Nou mus-
kien siene we em fandaag nog
even. Fokke en sien Sientje. Het
sal mie es benije.
Wiebe: Fan Tabe weet ik soa
niks. Se suden een week fut, en ik
docht, dat ik sundug een skim fan
sien frouw sien hew. Ja, dan sien
je nog genoeg want dat is een
dikke Bertha!
Marten: Sukke meensen binne
altied blied, as der weer een
warme riete foorbij is. Mien
buurfrouw hèt er oek son last fan.
Wel fijf keer daags onder de
does.
Marten: Dat denk ik dan wel es,
as ik naar die foetballers in Span-
ke sit te kieken. Dertig graden
soms. Dfe mannen switte harren
an water. Sien jim oek wel es? O,
alleen Minne. Wie dochstou dat
het wurd?
Hein: Dat hore we nog wel es.
Wat ik sègge wu: froeger hadden
je dan die sproeiwagens fan 'e
reiniging. As jonges liepen wij
dan met. Klompen en kousen
uut. En drief deurnat!!! Het liep
ons soms het achterste uut!
Minne: Ken je begrijpe. Kiek,
daar komt die Tureluur oek weer
an. Toch hew ik die fent wel es
eerder sien. Mar ik su niet wete,
hoe of wat. O, hij komt hier heen.
De Tureluur: Seg Hein, nog even
dit. Mag wel even, hé mannen?
Hee, is dat Minne niet? Tureluur-
lijk is dat Minne! Ouwe seun, hoe
gaat het met dij? Das een mooi
skoft leden.
Minne: Ik hew jou nog niet te
plak. O, trouwd weest met een
suster fan een kammeraad fan
mien broer. Ture—-och, here,
begin ik oek al. Loadewiek is de
naam. En sij is overleden.
Tureluur: Ik bin een paar keer bij
jim tuus weest. Een paar jaar
leden bin ik weer trouwd. Ja, het
is allemaal wat anders as met de
eerste tureluurlijk. Mar ferder,
prima hoor, Waar of niet, Hein?
Onlangs kwam onder eenige
heeren te Amsterdam de wed
denschap ter sprake, aangegaan
door den Duitser Horstman en
den Amerikaan Lee, om zonder
reisgeld mede te nemen, per rij
wiel de wereld rond te gaan,
onderweg zelf in zijn onderhoud
te voorzien en terugkeerende
nog een bepaalde som over te
houden bovendien.
Een uit het gezelschap beweerde
dat zoo iets niet zoo moeilijk was
en zelfs een doofstomme, dus
onder verzwarende omstandig
heden, de weddenschap kon
aangaan. Toen zijn bewering
sterk betwijfeld werd, nam hij,
de heer A. G. G. S. Royaards, zelf
doofstom, op zich, per rijwiel
door Duitschland, Frankrijk,
Spanje, Italië, Bulgarije, Servië,
Oostenrijk, Bohemen, Honga
rije, naar Polen, Rusland enz, te
gaan, onder dezelfde condities
als door bovengenoemde heeren
waren aanvaard.
Tivee der aanwezigen namen de
weddenschap aan en de heer
Royaards zal binnenkort zijn
reis aanvaarden. Als Hollander
wilde hij slechts van de Holland
se industrie gebruik maken en
koos daartoe een rijwiel uit de
fabriek van den heer Burgers te
Deventer.
Hoewel het karretje heel wat te
verduren zal hebben, zal het zijn
berijder niet in den steek laten;
dit wordt gewaarborgd door den
goeden naam van den fabrikant.
Gedurende de reis houdt de heer
Roy aard den heer D. Zuiderhoek
Jr., Achtergracht 5, van een en
ander, zijn persoon en fiets be
treffende, op de hoogte. Door
voordrachten onder doofstom
men denkt de heer R. in zijn
onderhoud te voorzien. Vorst
Bismarck heeft zich bereid ver
klaard hem den 14en augustus
eene audiëntie te verlenen.
(1895)
Hein: Wat ik er fan met maakt
hew op 't eiland, was het swaar
foor sien road koperen klarinet!
Mar, wat was 't boadskap, Loa
dewiek de Achttiende?
Tureluur: Ik weet het niet meer.
Ik was wat fergeten, en toen
docht ik, ik gaan werom naar
Hein fannee. Mar nou weet
ik oek niet meer, wat ik frage su,
wat ik fergeten was. Waar had ik
het soa krekt over?
Hein: Waar hast het over? Over
het foetballen in Spanje en dien
buurman, die sien skoanseun een
opdoffer gaf, over een goal, wel
of niet, hoe hiet dat, butenboard?
O, butenspel. En ja, over rommel
onder 't gasfebriek. Ja, en over
lotterijen
TureluurTureluurlijk, dat was
het. Ik su naar mien suster om de
siefers nog es even goed na te
sien, want as ik het goed hew,
dan sit er de man een paar
honderd an fan de staatsloterij!!
Nou gouje.
Minne: Daar kenne jou wel een
paar keer tureluurlijk foor sêgge.
Ik speul nooit erges in. Froeger
wel es, mar ik won nooit wat. En
dan is er niet feul aardighied an.
Nee, seg nou self.
Fokke: Hallo mannen. Is de kerk
nog niet uut? Ik hoop, dat jim mie
een bitsje mist hewwe. Wie is der
meer niet? O ja, ons ouwe glas
setter. Hoe staat het leven, man
nen?
Minne: Ferders wel goed, maar
een bitsje piene in 'e portemon
nee! Klein grapke. En we hewwe
wel gesellig wat op 't water sitten
bij Eemewoude. En hestou die
nog wat fernuverd, Fokke?
Fokke: Dat is best gongen Die
skoanseun fan Stientje wu wel
om liek, dat die paar dagen wa
ren gauw om. En in Oastenriek
troffen we mooi tussenbeide
weer. Wel son, mar niet dat hele
warme. Hadde jim 't over lotten?
Marten: Ja, en ik su krekt fertel-
le, dat ik nog wel es in e toto
speul. Mar het is selden, dat ik
teugen dat mokkeltsje met 'e
balletjes sêg: Bedankt lekkere
troel, ik kom de buit wel halen.
Laassen nog es een keer fieftig
gulden met de toto-geliek.
Wiebe: Siest nou wel, dat het
geluk met de dommen is. Klein
grapke fan mij. Ja, ik sien dat wel
Vervolg van pag. 7
loop lieten, op het moment waar
op het vaandel, een balve eeuw
eerder door Koning Willem de
Derde aan de Schutterij geschon
ken, door de commandant, de
kolonel G. J. Sas werd overge
dragen aan de burgemeester van
deze stad.
Zullen er van de burgers, die de
schutters bewonderden, dus niet
es Sundusavus met die baltsies en
al die siefers. En dan is er nog wat
bij, loof ik.
Sjouke: Dou sast het supertrio
bedoele. Harddraven fan peer
den. Een neef fan mie had het dan
over Hennie Butenpost en Kwik-
silveren-Es en al soa meer.
Hein: Op 't Ameland hadden je
drie groate kerels, die gongen
alle dagen stappen. Middus een
uur of drie, fier beginne en dan
heise tot de nacht uur. Tureluur
hèt het daar fan één hoord. Die
sie: kiek die drie daar, die supe as
muzen. Die noeme se hier het
supertrio!!!
zo velen meer in leven zijn, van
de schutters zelf is er niet een
meer in het land der levenden.
De oude heer L. Suierveld, wiens
portret wij jaren geleden nog
eens in 't Kleine Krantsje hebben
gehad, moet de laatste overle
vende zijn geweest, de allerlaat
ste der Mohikanen, die zelf nog
als schutter door de straten mar
cheerde, bewonderend gadege
slagen door zijn stadgenoten.
Een interessant plaatje, niet zozeer door de te water geraakte
tractor met aanhangwagen, maar vooral door de plaats, waar
dat meer dan vijftig jaar geleden is gebeurd: in de Harhnger-
vaart voor de oude Wilhelminabaan. Die baan lag achter het
brugwachtershuisje en de paardenstallen links. Grappig is de
grote belangstelling voor het plaatsgevonden ongeval van de
bakkers- en slagersjongen in hun witte kielen. Die knapen
gunden zich alle tijd om de zaak goed in zich op te nemen - hun
baas of klanten konden zo lang wel even wachten.