HET MYSTERIEUZE VERHAAL
VAN EEN OUDE STOEP
Op het gevaar af, dat u mij voor
gek verklaart, wou ik eens even
melden, dat ik, vlinderend door
onze oude binnenstad, dikwijls
onder de bekoring kom van be
paalde dingen, die het overgrote
deel van de stadsbevolking stellig
niet de moeite waard vindt om er
ook maar een seconde bij stil te
staan.
Zo werd ik een dezer dagen in de
Kleine Hoogstraat getroffen door
de stoep van de nu leegstaande
smederij van Tinus Eerligh, welk
oeroud pand naar ik mag ver
wachten een dezer dagen of
maanden of jaren wel tegen de
grond zal gaan.
Die stoep, volslagen verbrok
keld, verzakt, gedeeltelijk tot
gruis verlopen, is voor mij ge
woon een lust voor het oog en
roept vragen op, die ik niet kan
beantwoorden, maar die me wel
aan het denken zetten.
Hoe lang ligt zo'n stoep daar nu
al, hoeveel bekende en onbeken
de Leeuwarders uit hoeveel ge
neraties zouden daar wel niet
overheen gelopen zijn? Zeker
duizenden kerkgangers, op weg
naar de Godshuizen aan de Grote
Kerkstraat en het Jacobijner-
kerkhof, zeker honderden kinde
ren, die hier speelden of op weg
waren naar de scholen in de
buurt en, wie weet, oo"k wel
joodse stadgenoten, nog gepakt
en bezakt, op weg naar het
Beursgebouw en vandaar naar
het onbeschrijfelijke einde daar
na.
Als zo'n stoep kon praten -
zeggen ze dan—ja, dan hoorde je
wat en zo is het natuurlijk ook.
Maar die stoep kan niet praten en
we horen het dus niet. En straks
komt er zo'n fantasieloze sloper
en dan gaat de hele stoep, brokje
bij beetje de containerbak in. En
dan is ook dit weer voorbij,
voorgoed voorbij.
Nog niet zo lang na de oorlog,
1950, namen de chef-machinist
van het Bonifatius Hospitaal, Pe
trus Visser en zijn vrouw Gelkje
van der Veer eën gedurfd besluit.
Zij besloten dit land te gaan
verlaten en te emigreren naar
Australië. Met het hele gezin,
totaal tien man sterk plus nog de
vrouw van de oudste zoon. Zij
woonden in de Mozartstraat en
buren van toen weten zich dit
emigratiegeval misschien nog
wel te herinneren.
Nu, twee en dertig jaar later,
kwamen de oudste zoon Piet (57)
en zijn vrouw Jopie Basten ein
delijk weer eens naar Holland
terug. Ook een hele onderne
ming met voor mevrouw Visser,
die vroeger in de Transvaalstraat
woonde, een roerend weerzien
van de zusters Annie en Greetje,
die ze in die tijd nooit meer had
gezien.
Terug in Leeuwarden kwam het
echtpaar, als trouwe abonnees
van 't Kleine Krantsje, op onze
redactie aan de praat en het was
interessant te beluisteren, hoe zij
dit weerzien hadden ervaren. De
heer Visser, vroeger verkoper bij
V. en D. en nu werkzaam bij de
Watervoorziening in Sidney,
wist niet wat hij zag, toen ze op
de Nieuwestad kwamen. Wat
klein, wat smal, wat benauwd!
Was dat nou dezelfde winkel
straat, die hij vroeger als een
geweldige -brede ruimte had er
varen?
Ook mevrouw Visser, ooit de
enige vrouwelijke medewerkster
op het kantoor van de Gemeen
tereiniging aan de Schrans,
"hield nu haar hart vast", wan
neer ze door al die smalle straten
hepen, bang te worden overre
den door het autoverkeer.
En ik me nou al maanden lang afvragen, wat die meneer Zittema
Junior eigenlijk onder rehabilitatie verstaat...
In Australië, vertelden de Vis
sers, is alles veel ruimer en bre
der dan hier envooral ook
veel schoner, want mensen, wat
is het hier een zwijneboel met al
dat hondenvuil op straat. Dat
bestaat in Australië eenvoudig
niet; daar worden elke nacht de
straten schoongespoten. "Nee
hoor" verzuchte de heer Visser,
"dat verhaaltje van het schone
Holland, dat is gewoon een
sprookje, dat weet ik nu wel".
Wat in positieve zin opviel was
het verheugende feit, dat hier nu
zo veel aan restauratiewerk
wordt gedaan. Verrukt was de
heer Visser over de prachtig ge
restaureerde Grote Kerk, "maar
ja" zei hij met een diepe zucht,
"toen we er vanmorgen weer
langsliepen, waren er met blau
we verf allemaal kreten op gezet,
dat is toch verschrikkelijk.
"Bij ons gebeurt dat ook wel wat,
maar toch lang niet in die mate,
zoals hier. Het komt natuurlijk,
omdat er hier veel meer mensen
dicht op elkaar zitten, dan bij ons
in Australië."
Geamuseerd vertelden de Vis
sers ook nog, dat ze een foto
hadden gemaakt van straatma-
kers-aan-het-werk. "Die laten
we thuis zien en dan kun je
lachen, want daar willen ze niet
geloven, dat ze hier huizen en
straten van dezelfde stenen ma
ken. In Australië kennen ze die
straatklinkers helemaal niet, het
is daar allemaal asfalt, mooi en -
wat ik je net al vertelde - makke
lijk om schoon te spuiten 's
nachts
Het echtpaar Piet Visser-Jopie Basten voor het kantoor van't Kleine Krantsje gefotografeerd. Na twee en
dertig jaar weer eens in Friesland terug...
Een heel enkele keer kun je de
kreet nog wel eens horen, wan
neer er een stel echte ouwe Leeu
warders gezellig aan het babbe
len zijn: „ja, rooiem"! Een merk
waardige uitdrukking, waaruit ik
de betekenis het beste kan om
schrijven door het geven van een
paar voorbeelden.
Wanneer ik zomaar in het wilde
weg en zonder recht van spreken
tegen iemand zeg: „Ik krijg nog
vijf en twintig gulden van jou",
zou die ander kunnen antwoor
den: „Ja, rooiem", en dan weten
we meteen hoe groot de kans is,
dat die vijf en twintig pop wor
den betaald.
Of: „Ik kom deze zomer met
vrouw en zes kinderen nog een
week of drie logeren" - Ant
woord: „Ja, rooiem!"
Ik heb altijd gemeend, dat deze
treffende tekst echt Leeuwarders
was, iets zuiver lokaals en volko
men onbekend buiten onze stad.
Maar tot m'n niet geringe verba
zing kom ik, het bekende boek
'Temidden der kampioenen' van
de onvergetelijke Joris van den
Bergh nog eens doorbladerend,
de uitdrukking 'rooiem' ook te
gen in Joris' verhaal over Piet
Moeskops, de wereldberoemde
wielrenner.
Zou het dan toch een 'landelijk
bekende' uitdrukking zijn? In de
dikke Van Dale zocht ik het
woord tevergeefs. Is er een van
de lezers van deze krant, die wat
dit betreft, nog iets meer dan die
meneer Van Dale weet?
VLINDER
ER IS GIEN BETER GEVEN EN
NIMMEN, DAN HET GELUK TE
GEVEN EN HET ONGELUK
WEG TE NIMMEN
ER IS NIKS DAT SUN WARMTE
GEEFT AS HET KOESTEREN
VAN EEN IDEAAL
WEES WIEZER DAN ANDEREN
MAR LAAT NIET MERKE, DAT
JE HET BINNE
WIE GIEN LAST DRAGE WIL
NAAR SIEN KRACHT. VE-
DIENT SIEN PLAN INT LEVEN
NIET
KLEINE SORGEN VERBITTERE
HET LEVEN VAAK MEER DAN
EEN GROAT VEDRIET
EEN GOED GEWETEN IS HET
LOAN VAN EEN GOED LEVEN
EN TOEGELIEK HET LOAN ER
VOOR
DE BLOEMEN, DIE'T WE IN
ONSE JEUGD ONTMOETE,
GEURE, AS WE OUD BINNE,
NOG NA
WETENSKAP IS MOOI, MAR
BESKEIDENHEIO IS NOG
MOOIER