DE NIJBAKKEN VADER AÈ. Sipke zdt in de keuken van zien huus op Werkmanslust. Hij zat er alleen en was doods bleek. Hij zuchte, hij steunde, toen ston ie op en liep naar de kamerdeur. Die deur was dicht. Hij luusterde of ie wat vestaah kon van wat de vrouwen daar binnen zeiden. In de kamer z atten vrouiv Draaisma - de bakerGriet van Gosse en Martha, die in de bed stede lag. Sipke kon zien zenuwen hast niet de baas zvudde. Hij hoorde de drie vrouwen zachfes met elkaar praten, maai wat ze zeiden kon ie met ver staan. Hij wu zo de kamer wel in lopc maar hij durfde niet. Hij wu dan an Martha vrage of ze oek piene had of zo, maar hij durfde met. Sipke mocht er niet m. Vrouw Draaisma - de baker had em op een gegeven ogenblik rustig de kamer uut zet. Oh Marthe, ik bin so bliid. Jou maake de vrouw veuls te zenuwachtig met telkens wat te vragen; dat komt heus wel en daarkanne we jou niet bij bruke, had ze zeid. Vedder had ze nog zeid, hew je gien leesboek of zo om je zenuwen wat te verzetten. En zo zat ie nou in de keuken. Hoe kan zo'n meens nou denke, dat ie op dit moment rustig zitte kon met een leesboek. Hoe kon ze dat nou denke ter- wiel Martha daar in barensnood lag. Zag zo'n baker dat nou niet. Nee, de baker zag dat niet. Die had dit karwei al meer as honderden keren opknapt. Nog et meeste last had ze altied van kerels, die voor et eerst van hun leven vader wudde musten. Der waren erbij, die raakten zo overstuur van de zenuwen dat ze al flauw vielen voordat et kien er was. Ondertussen zat et slachtoffer moederziel alleen in de keuken zichzelf moed in te spreken. Och, hij wist oek wel dat alle mannen zich zo voelden as hun vrouwen voor et eerst in de kraam lagen. Die hadden etzelfde deurmake mutten. Kom. nou maar niet meer pieke- re. Et ging natuurlik goed. Hij hoefde er helemaal niet an te denken, dat et niet goed gaan zu. Maar dizze spanning, dit wach ten. Hij ston op- en ging weer zitten. Een segaar, dat zu em goed doen. Rustig en kalm een segaar roke, dat gaf altied een behaaglik ge voel. Dat is allemaal goed en wel as je rustig met Martha in de kamer zitte met een leesboek en een kopke koffie. Maar nou een segaar roke, in dizze toestand, terwiel je wete dat je vrouw daar in de kamer helse piene deurstaan must. Dat kon ie niet. En onderwiels zaten de vrouwen rustig te praten. Helemaal met zenewachtig. Sipke docht hoe lang et leden was dat Martha op een avend em et grote nijs vertelde. Hij zag nog die vreemde glans in heur ogen. Dat was et gelukkigste moment voor beiden. Sipke was er deur overrompeld, hij kon et zich niet goed voorstel- le. Hij kon et dus zoel, vader wudde. Hoe zvas et mogelik, hoe was et mogelik! Hij wu et wel uutskreeuwe, ik wud vader! En nou, eindelik, was et zover. Temeensen, as de baker zich niet vergiste. Want dat kan oek nog. Dat vertelde laatst nog een maat van em op de fabriek. Daar had de baker zich mooi een week vergist. Dat kien kwam een week later dan ze dachten. Ja, de baker had natuurlik zeid, dat et de skuld van de vrouiv was. Maar hoe dat nou precies inme- kaar zat kon de maat oek niet segge. Maar je zvaren er maar mooi klaar met, dat wel. Hij kreeg et koud. Hij deed zien vest weer an. Zo, dat was behaagliker. Daar hoorde ie wat gestommel in de kamer. Wat suden ze nou doen. De kamerdeur ging open, Sipke sprong van de stoel. Vrouw Draaisma - de baker - kwam de keuken binnen. Vrouw Draaisma was een ver trouweling in een hoop huushou- dings. Ze was een vrouw van achter in de veertig, klein en tamelik dik. Zo, zei ze, ik kom es even bij de anstaande vader kieken. Nou, de anstaande vader ver keerde op dit ogenblik in een vrij desolate toestand, zo te zien. Vrouw Draaisma kreeg medelie den met em. Mien goeie man, zei ze, jou mutteje niet zo van streek make. Et komt allemaal goed, dit ge beurt al zolang as er vrouwen op de wereld binne, et is een dood gewone natuurlike zaak. Ja, maar, et duurt .zo lang, zei Sipke benepen. Nou, hou je nou maar rustig hoor, et komt allemaal goed. En vrouw Draaisma de baker- liet et treurige hoopke, et slacht offer, alleen en ging weer naar de vrouw waarvoor ze hier was. Ineens hoorde Sipke geskrei van een kien. Hij veerde overeind. Griet kwam in de keuken en zei teugen heur zwager, dou bist vader. En Sipke ston sprakeloos. De tranen sprongen in zien ogen toen ie zien skoonzuster ankeek. Wat is et, hoe is et met Martha, is alles goed met Martha, is- et een jonge vervolg op pag. 9 Als kinderen werd ons al inge prent, dat we moesten adresse ren "Huizum (dorp)". Vooral met een u, want anders was er kans, dat de bestelling eerst in Huizen in het Gooi terecht zou komen. De toevoeging "dorp" was voor de postbode, opdat deze zou weten, dat hij moest bestellen m het deel voorbij de dorpsbrug. Dat werd door de bewoners daar als het eigenlijke dorp beschouwd, waar de men sen "oer de brègge" het helemaal niet mee eens waren. In dat eerstgenoemde deel van Huizum stonden, gescheiden door water, nabij het kerkhof drie boerderijen praktisch naast elkaar. De meest westelijke mijn geboortehuis; enkele tientallen' jaren geleden is het tegen de grond gegaan. Het was een vrij hoog opgetrok ken boerderij. De stal kon een achttien stuks vee herbergen. Er tegenaan gebouwd lagen de woonruimten, de huiskamer met twee bedsteden, die via een gan getje (met daarin meestal "de beste fiets") verbonden was met de zogenoemde "mooie kamer", ook met twee bedsteden en met een derde raam, dat uitzicht gaf op de Wirdumervaart. WATERPUT Gelijkvloers was er aan de ach terkant nog een kleine ruimte met venster, waarin een bedste de en de waterput Een kelder onder de bedstee werd o.a. ge bruikt voor opslag van winter aardappelen. 't Was ook een plaats, waar bijvoorbeeld melk stond af te romen voor de koffie. Een soort koelkast dus. Maar eveneens in de kelder stonden wel tien speelhoepels in verschil lende afmetingen. Over de hele oppervlakte van woon- en stalruimte lag de hooi zolder met aan de achterkant een deur, waardoor het hooi 's win ters werd opgestoken. Buiten aan de waterkant bevond zich de mestkuil met daarnaast een bestraat gedeelte voor opslag van wintervoer: gras, pulp, bie ten. HUUSKE Verder stond er een lindeboom, die elk jaar bewoond werd door een familie houtduiven en het zogenoemde "huuske". Een be zoek aan dit kleinste kamertje was 's winters een koude en ietwat griezelige affaire van wege de duisternis en het eeuwige ruisen van de hoge bomen rond het kerkhof. De beide andere boerderijen la gen aan een smal water, dat onder een houten brugje doorlopend de verbinding vormde tus sen de Wirdumervaart en de Oude Potmarge. De brug lag vlak voor de ingang van het kerkhof. Van daaruit liep langs het kerk hof een smal paadje, dat via een ijzeren bruggetje met sluithek, zich voortzette in de landerijen rondom deze begraafplaats. Vanuit onze voordeur kon je twee kanten uit. Allereerst door een brede steeg naar de Dorps straat, recht op een straatlan taarn aan. In die steeg stond een klein gebouwtje tegen onze veestal aan; het behoorde toe aan een kruidenier en veevoe derhandelaar uit het dorp. Aan het gebouwtje grensde een grote groentetuin met aan de voorkant het huis van broodbe zorger Kleiterp. Aan de rechter kant van de steeg passeerde je de smederij van "ouwe" Bijlsma (la ter Mellema) en dan ging je langs een schutting, die daar de af scheiding vormde met de tuin van meester Flieringa, wiens huis op de hoek van de weg naar het kerkhof stond. NAUW STRAATJE Ging je van ons huis uit rechtsaf, dan liep je door een nauw straatje met aan de linkerzijde drie diaco niehuisjes en even verder een groot huis, dat aan de voorkant grensde aan de weg naar het kerkhof. Er was een gewone woonruimte in. Maar daarnaast deed het ook dienst als consisto riekamer en was er een ruimte, waar verwanten bijeen konden komen na een begrafenis. Aan de rechterkant van het steegje een grasbleek, de zijkant van de woonkamer van de twee de boerderij en vervolgens twee eenkamerhuisjes, met aan 't eind de zijkant van de woning bij de derde boerderij. Aan de westkant grensde onze boerderij aan een botenhuis, waar naast zich, een eindje ver derop, het Pasveer bevond met aan de ene kant een tiental huis jes en aan de andere kant de stal en slachtruimte van de dorpssla ger. Een volgende maal iets over het doen en laten van de mensen, die op dit stukje grond en daarbuiten woonden. Drachten A.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1982 | | pagina 5