SENSATIONELE VLUCHT UIT
LEEUWARDER STRAFGEVANGENIS
„IK SCHIJT WAT IN DE JUSTITIE"
SPECTA-
CULAIR
Het is maandag, 1 december
1800, 's morgens acht uur.
De guardiaan (of, zoals wij dat
zouden noemen, gevangenbe
waarder) Hans Wij ma maakt de
deuren open van de "Sodemij-
ters Hokken" om, zoals gewoon
lijk, de gevangenen hun morgen
brood te geven. Als er onder de
gevangenen opeens druk ge
mompel ontstaat, begrijpt hij dat
er iets ongewoons aan de hand is
Eén van de gevangenen vertelt
dan, dat er maar liefst acht ge
vangenen bezig zijn te ontsnap
pen.
Wat is er gebeurd? Uit latei
afgelegde getuigenverklaringen
blijkt dat één van de uitbrekers.
Harm Geerts van Westerlee.
kans heeft gezien het kozijn van
het raam in zijn Sodemijters Hok
op de helft door te zagen en het
hele kozijn er uit te breken.
Meteen klimt hij, samen met
enkele medegevangenen naai
buiten.
Onder de achterblijvers uit dt
andere hokken treedt er een aar
zeling op: de meesten willen
niets met de ontsnapping te ma-
Het is alweer zeven en twintig
jaar geledendat een specta
culaire ontsnapping uit de
Leeuwarder strafgevangenis
van twee zware criminelen
werd gevolgd door een even
sensationele klopjacht ten
zuiden van Leeuwarden. Nog
niet zo lang geleden hebben
we daarover in 't Kleine
Krantsje nog eens uitvoerig
bericht. Beide vluchtelingen
konden in de buurt van
Grouw overmeesterd worden
en een van de politiemannen
die daarbij een belangrijke
rol speelde, was de wacht
meester van de Rijkspolitie te
Roordahuizum, Romke van
der Veen.
Een zoon van Romke van der
Veen, onze abonnee, de heer
B. K. van der Veen te Henge
lo, ontdekte een dezer dagen
bij het verzamelen van fami-
liegegevens tot zijn grote ver
rassing, dat een van zijn voor
vaders in rechtelijn, Jan Ed-
zes van der Veen, in het jaar
1800 eveneens betrokken
was bij een opzienbarende
ontvluchting uit het Tuchthuis
in Leeuwarden!
Alleendeze Jan Edzes, de
grootvader van de betover
grootvader van onze abon
nee, zorgde er toen niet voor,
dat de vluchtelingen in de
kraag werden gevat, maar
was hen juist behulpzaam bij
hun vlucht hij gaf drie ont
snapte gevangenen "een lift"
op een schip.
In december 1800 moest Jan
Edzes van der Veen zich voor
die handelwijze verantwoor
den voor het Hof van Fries
land, dat hem strafte met een
verbanning uit dit gewest
voor de tijd van een jaar.
Zes generaties later heeft zijn
kleinzoon, onze abonnee uit
Hengelo, aan de hand van de
originele processtukken, de
gang van zaken in 1800 gere
construeerd - zijn verhaal
drukken wij graag hierbij af.
ken hebben omdat meedoen hen
op strafverzwaring kan komen te
staan, maar anderen, onder wie
de beruchte Hattum Alberts en
zijn vier broers, besluiten met
een mee te doen en zij verdwij
nen eveneens door het openge
broken raam.
De aarzeling van de meeste "So
demijters" om mee te doen is wel
begrijpelijk: zodra de vluchtelin
gen via het "Hooijgankje" de
binnenplaats van het tuchthuis
zijn overgestoken, krijgen ze im
mers te maken met een tweede
formidabele hindernis in de vorm
van de afgesloten voorpoort.
GELUK
Maar hier hebben de gevangenen
die de sprong in het duister ge
waagd hebben geluk. Bij de voor
poort zijn net de dienstknecht
Wopke Pieters van der Geest en
de gedetineerde Jacob Jurriens
uit Zwaagwesteihde bezig twee
stukken dweilgoed in een zak te
doen. Wat belangrijker is: Wop
ke Pieters heeft een sleutel van
de voorpoort op zak.
Zonder zich te bedenken over
vallen de vluchtelingen de
dienstknecht en proberen ze on
der bedreiging met de dood (de
Sleutel of Dood!) de sleutel van
Wopke af te troggelen, ook al
wendt die voor geen sleutel te
hebben.
Het geschreeuw en lawaai trekt
de aandacht van de meid Lies-
beth Beernts, die meteen naar de
administrateur van het tuchthuis
rent, en "hem zeer onsteld be-
rigt" dat de "swart makkers" los
zijn en dat zij "de knegt van het
huis overweldigen." De admini
strateur vliegt naar buiten, maar
dat blijkt niet verstandig, want
meteen rennen drie van de acht
schurken op hem af. Toch heeft
hij een grotere overtuigings
kracht dan de knecht, want wan
neer hij zegt dat hij geen sleutel
heeft, laten ze hem gaan en
houden zich weer bezig met de
arme knecht.
Bijna wanhopig geworden omdat
de ontsnapping bij de voorpoort
lijkt te stranden, takelen ze Wop
ke zodanig toe dat "zij zijn cami-
zool aan vlarden hem ten dele
van het lijf aftrekken."
Bovendien bedreigt de man die
de ontsnapping beraamd heeft,
hem met "een geweldig ijzeren
instrument." Pas dan worden de
inspanningen van de uitbrekers
beloond. In de rechterzijzak van
zijn "Camizool" blijkt zich, on
danks alle 'ontkenningen van
Wopke, de gezochte sleutel van
de voorpoort te bevinden.
Intussen is de administrateur te-
ruggerend naar zijn kamer en hij
roept vanuit het venster vlak
naast de voorpoort naar de
schildwacht om assistentie. Maar
het is al te laat, want op dat
moment ziet hij de poort open
gaan en even later de acht waag
halzen langs zijn vensters weg
vluchten.
De ontsnapping is dus niet onop
gemerkt gebleven. Terwijl de cri
minelen door de Hoeksterpoort
de stad uitvluchten, worden ze
door verschillende "Dienaren
der Justitie" op de hielen geze
ten.
Op de Zwarteweg, ter hoogte
van de Hooge Terp, dus in de
richting Groningen vluchtend,
merken de ontsnapten dat ze nu
eveneens achtervolgd worden
door anderen.
Ook een boerenarbeider, ge
naamd Jelmer Klaazes, die rustig
op het land aan het werk, een
voudig wordt gesommeerd
"door den dienaar der Justitie,
genaamd Johannes, om op ordre
der Justitie zeekere aldaar vlug-
tende perzoonen te helpen arres
teren."
ZWARE SLAG
Als Jelmer één van de vluchten
den vastgrijpt, keert die, bijge
naamd de "Hoezaar", zich om,
en brengt hem met een lang en
breed stuk ijzer een zware slag
toe, "welke hem zodanig op het
opperste gedeelte van zijn voor
hoofd treft, dat hij ter needer
valt, en als in bedwelminge ge
raakt en vrij sterk bloedt."
Maar er is hulp op komst, want
intussen zijn twee zoons van
Jelmers werkgeefster komen
aanrennen. Eén van de boeren
zoons, die ziet dat hun arbeider
in levensgevaar verkeert, grijpt
de "Hoezaar" vast om te voorko
men dat hij Jelmer doodslaat.
Maar dan wordt het pas echt
gevaarlijk voor de achtervolgers,
want een andere gevangene,
Marten Alberts, rent terug om
zijn medegevangene, die nu be
hoorlijk in het nauw gedreven is,
te helpen. Als een razende met
een mes zwaaiend, vliegt hij op
zijn achtervolgers, die net bezig
zijn de zwaargewonde en hevig
bloedende Jelmer op de been te
helpen, af en steekt een van de
boerenzoons in de hand en de
knecht in zijn arm. Toch slagen
de achtervolgers er dank zij het
ontstane oponthoud in vijf van
de acht vluchtenden te over
meesteren en terug te brengen
naar het tuchthuis.
VERANDERING
Er moet nu wel verandering ko
men in de plannen van de drie
overblijvende vluchtelingen. Ze
begrijpen wel dat ze, zo dicht op
de hielen gezeten, niet erg ver
zullen komen. Het is Hattum
Alberts die voorstelt niet verder
de drukke Zwarteweg in de rich
ting Wouden en Groningen te
volgen, maar in zuidwestelijke
richting, naar het riviertje de
Potmarge te gaan.
Daar woont aan het water een
vroegere werkgeefster van hem.
die, en dat is belangrijk, een
"praampje" aan de kant heeft
liggen. Rond tien uur en nog
maar twee uren nadat ze door het
raam van het Sodemijters Hok
ontvluchtten, zijn ze de "zoge
naamde Agterhoovensdijk" al
overgestoken.
De heren maken zich meteen
meester van het praampje en van
een "Sompesnijder" om als kloet
of vaarboom te gebruiken en
proberen zo snel mogelijk weg te
bomen.
Erg snel gaat dat niet en zo heeft
de zoon van de eigenaresse van
het bootje nog de gelegenheid
een echte kloet te pakken om te
proberen het bootje op die ma
nier tegen te houden. Maar dat
mislukt. Hattum Alberts houwt
de kloet aan stukken met de
"Sompesnijder" en voort gaat
het weer.
Dan hebben de drie overgeble
ven vluchtelingen geluk. Er komt
een grote praam de stad uitvaren,
de Potmarge af, met aan boord
de jonge schipper Gauke Beins
(familienaam in 1811: van de
Kooi) uit Twijzel en zij* veel
oudere knecht Jan Edses (fami
lienaam in 1811: van der Veen)
uit Drogeham.
GROTE PRAAM
Twee achtervolgende "Dienaren
der Justitie" begrijpen wat de
vluchtelingen ook zien: met deze
grote praam is het mogelijk om
Vervolg op pag. 6
Honderd vijf en vijftig jaar na het merkwaardige optreden van zijn bet-over-over-over-overgrootvader
raakt wachtmeester Romke van der Veen eveneens betrokken bij een ontvluchting uit de Leeuwarder
Strafgevangenis. Met het pistool in de hand wacht hij één van de vluchtelingen op.